• No results found

Stikstof(di)oxiden

3.1 NO2 en NOx: kenmerken en normering

Emissie van stikstofoxiden (NOx) naar lucht vindt voornamelijk plaats bij verbrandingsprocessen. NOx bestaat uit een mengsel van stikstofdioxide (NO2) en stikstofmonoxide (NO). Nadelige effecten bij mens en ecosystemen van met name de fractie NO2 treden op bij kortdurende blootstelling aan hoge niveaus en bij chronische blootstelling aan lage niveaus. Er bestaat in wetenschappelijke kringen discussie of NO2 bij de huidige niveaus daadwerkelijk

gezondheidseffecten veroorzaakt of dat NO2 vooral een goede indicator is van het gehele mengsel van met name verkeersgerelateerde componenten in de buitenlucht. In een reeks van studies zijn de effecten van verkeersemissies onderzocht (Nitschke et al., 1999) en overzichten gepresenteerd (WHO, 2003; WHO, 2004; WHO, 2005; WHO, 2013), en deze bevestigen de nadelige invloed hiervan op de volksgezondheid. Met betrekking tot de effecten van

stikstofdioxide stelt de GGD: ‘De oxiderende eigenschappen van NO2 kunnen effecten in de luchtwegen en longen veroorzaken in de vorm van vermindering van de longfunctie en afname van de weerstand tegen infecties van het longweefsel. De luchtwegklachten waarmee dit gepaard gaat, kunnen

ziekenhuisopnames tot gevolg hebben. Ook is aangetoond dat blootstelling aan NO2 bij gevoelige personen kan leiden tot een versterkte reactie op allergenen en astmatische klachten.’ (GGD, 2005). In de GGD-richtlijn Medische

milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid (Zee, 2008) wordt een geactualiseerd overzicht gegeven van wetenschappelijke gezondheidsstudies, nieuwe wet- en regelgeving, meten en berekeningen en worden de implicaties van dat alles voor de gezondheid besproken. De nadruk ligt daarbij op verkeersgerelateerde luchtverontreiniging.

Naast directe effecten zijn er ook indirecte effecten op mens en ecosystemen. Stikstofoxiden dragen bij aan de ongewenste vorming van troposferisch ozon (zie hoofdstuk 5) en fijn stof, terwijl de depositie van stikstofoxiden en atmosferische volgproducten, zoals aerosolen, een aandeel leveren in de verzuring en vermesting van bodem en oppervlaktewater (zie hoofdstuk 6). Om de effecten voor de gezondheid te beperken zijn op Europees niveau normen vastgesteld voor de concentraties in lucht. Deze EU-normen zijn opgenomen in de Nederlandse wetgeving (zie paragraaf 1.2). Voor luchtkwaliteit gelden de regels die in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen zijn. Deze titel staat dan ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. De grenswaarden voor alle stoffen zijn in Bijlage 2 van de Wm opgenomen. De norm voor de blootstelling van de bevolking aan piekconcentraties van NO2 bestaat uit een grenswaarde van 200 µg/m3 voor het uurgemiddelde van NO2, die niet vaker dan achtien maal per kalenderjaar mag worden overschreden. De norm voor langdurige blootstelling van de bevolking is de grenswaarde van

40 µg/m3 voor de jaargemiddelde NO2-concentratie. Ter bescherming van vegetatie geldt de grenswaarde van 30 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie NOX.

Conform de Europese richtlijn moet vanaf 1 januari 2010 aan de grenswaarden voor NO2 en NOX worden voldaan. Nederland heeft echter gebruikgemaakt van de mogelijkheid om uitstel (derogatie) aan te vragen. Op basis van de plannen binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) heeft

Nederland derogatie gekregen. Met uitzondering van de agglomeratie Heerlen/Kerkrade (waar al per 1 januari 2013 moet worden voldaan aan de grenswaarde) treedt de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 nu per 1 januari 2015 in werking. Zie ook paragraaf 1.1.2 en paragraaf 4.3.

Gedurende de derogatie geldt een tijdelijke verhoogde grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 60 µg/m3. Aangezien in Nederland voldaan wordt aan de grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 is daarvoor geen derogatie gevraagd aan de Europese Commissie.

3.2 NO2: concentraties en overschrijdingen

3.2.1 Jaargemiddelde concentratie NO2

Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM en van de GGD Amsterdam en de DCMR blijkt dat voor NO2 de jaargemiddelde concentraties in 2012 gemiddeld lager waren dan in de voorgaande jaren. Dit past in de langjarige dalende trend.

Voor NO2 is de trend in concentraties op verkeersbelaste stations het meest relevant voor de mogelijke overschrijdingen van de jaargemiddelde norm van 40 µg/m3. Over de periode 1999-2012 is er een dalende trend van 0,5 µg/m3 per jaar. De jaargemiddelde NO2-concentratie van 2012 ligt net iets onder de norm en is lager dan volgens de lineair afnemende trend verwacht zou worden. Desalnietemin valt 2012 binnen de normale spreiding. Voor de Nederlandse meetlocaties bij verkeersbelaste stations is de gemiddelde concentratie

ongeveer op de norm. In 2012 voldoet ongeveer de helft van de verkeersbelaste stations van het LML, de GGD Amsterdam en DCMR niet aan de norm voor NO2. De overschrijdingen van deze norm zijn met name gemeten in Amsterdam en Rotterdam. Nederland heeft uitstel van de Europese Commissie, tot 2015, om voor NO2 aan deze norm te voldoen. Als de dalende trend met dezelfde snelheid aanhoudt, is het niet zeker dat in 2015 op alle meetlocaties aan de

stikstofdioxidegrenswaarde wordt voldaan. Daarvoor is een sterkere afname nodig.

Naast automatische metingen binnen het LML worden er ook nog metingen aan stikstofdioxide gedaan met zogeheten Palmesbuisjes. Dit zijn kleine plastic buisjes met daarin een chemisch actieve stof die NO2 aan zich bindt, waarmee de NO2-concentratie kan worden bepaald. Deze aanvullende metingen, in het kader van onder andere modelvergelijkingen, vinden plaats op verschillende achtergrondlocaties in steden, langs enkele snelwegen, langs een drukke vaarweg en bij enkele tunnelmonden. Meer informatie hierover is te vinden in Uiterwijk et al. (2012) en Wesseling et al. (2013). Een vergelijkbare methode, ook met Palmesbuisjes, wordt ook toegepast door bijvoorbeeld Utrecht6 en Amsterdam7 om beter inzage te krijgen in de luchtkwaliteit in deze grote steden.

6 www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=356207 7 www.luchtmetingen.amsterdam.nl/