• No results found

Steun vanuit het gezin

In document Jongeren en hun geloof (pagina 100-104)

7 Gelovige jongeren onderling vergeleken 95

7.3 Steun vanuit het gezin

De meeste religieuze jongeren zijn van kinds af aan geïntroduceerd in het geloof. Welke steun ontvangen de jongeren van ‘thuis’?

Ouders zijn een belangrijke steunbron bij het opgroeien in het algemeen, zo menen de jongeren. Maar ouders zijn niet in alle gevallen een bron van steun en informatie als het om geloven gaat. In vrijwel alle groepsgesprekken is aan de orde geweest dat er een kloof is tussen de generaties, die maakt dat ouders jongeren niet altijd kunnen steunen als het gaat om religieuze zaken. In de meeste gevallen vinden de jongeren dat zij praktischer en kritischer geloven dan hun ouders: jongeren zijn minder geneigd iets zomaar aan te nemen, en hebben vooral behoefte aan antwoorden op praktische vragen over het leven in de moderne maatschappij. Voor met name de meeste protestants-christelijke jongeren vormt dit overigens geen serieus probleem: er zijn voldoende andere mogelijkheden om steun of informatie over het geloof te vinden.

De moslimjongeren, de jongeren van de migrantenkerk Pentecostal Church en de hin-doejongeren noemen naast de generatiekloof nog een andere kloof die maakt dat zij voor ondersteuning bij het geloven slechts in beperkte mate bij hun ouders te rade gaan: een cultuurkloof. Deze kloof is het gevolg van het feit dat hun ouders in een ander land zijn geboren en opgegroeid. De cultuur in deze landen is anders dan de Nederlandse. De jon-geren merken bijvoorbeeld op dat hun ouders autoritaire opvoedingsstrategieën hebben, waarin weinig ruimte bestaat voor vragen of overleg. Vragen van jongeren over het geloof beantwoorden ze nogal eens met: ‘Dat hoort gewoon zo.’ Hierbij aansluitend vinden deze jongeren dat hun ouders vaak niet in staat zijn om een onderscheid te maken tussen ‘cul-tuur’ en ‘geloof’. Voor het geloven in Nederland is dit onderscheid juist heel erg van belang, zo stellen de jongeren.

Ook de joodse jongeren constateren een grote verwevenheid van (culturele) tradities en gebruiken en de geloofsleer. Voor meer liberaal georiënteerde joodse jongeren geldt dat zij eraan hechten een duidelijk onderscheid te maken: zij willen vooral de culturele gebruiken in ere houden. Voor de meer orthodox georiënteerde joodse jongeren is de verwevenheid van culturele tradities en geloof geen issue, maar een gegeven. Deze jongeren vertellen opgevoed te zijn in een traditie waarin oude gebruiken en rituelen samen met de geloofs-leer worden overgedragen aan de volgende generatie.

Ook de katholieke jongeren hebben aangegeven dat zij voor informatie over geloofszaken soms minder bij hun ouders terechtkunnen. Zij beschrijven hun ouders als een ‘verloren generatie’, althans op het terrein van het geloof. In de laatste decennia van de vorige eeuw hebben hun ouders zich losgemaakt of afgekeerd van de katholieke kerk. Dit was in de meeste gevallen geen absolute breuk; de ouders zijn gestopt met het naar de kerk gaan, maar in naam bleven zij katholiek. De meeste katholieke jongeren in ons onderzoek zijn actief aan de slag gegaan met het geloof. Niet alleen bezoeken zij de kerk, ook door de week zijn zij actief in de parochie, het kerkkoor of gespreksgroepen. Een aantal ouders staat argwanend tegenover het religieuze enthousiasme van hun kinderen. Niettemin geven

de jongeren aan zich gesteund te voelen door hun ouders. Deze leggen hun in de praktijk geen strobreed in de weg. Dit is – tot slot – ook het beeld dat oprijst uit de gesprekken met de protestants-christelijke jongeren: ouders bieden hun kinderen volop de gelegenheid om hun geloof te ontwikkelen. De meeste van deze jongeren zijn door hun ouders van jongs af aan meegenomen naar de kerk. Deze ouders vinden het – zo vertellen de jongeren – fijn dat hun kinderen in hun voetspoor treden en moedigen dit ook aan.

7.4 hulpbronnen bij het geloof Gelovige leeftijdsgenoten

Naast steun vanuit het gezin kennen religieuze jongeren ook andere bronnen van steun, informatie en hulp. Voor alle jongeren zijn gelovige leeftijdgenoten heel belangrijk als het om geloofszaken gaat. Zoals hierboven al is aangegeven zijn er nu eenmaal zaken die je gemakkelijker bespreekt met leeftijdgenoten dan met je ouders, die tot een andere gene-ratie behoren. Daarnaast delen jongeren interesses, bijvoorbeeld in muziek, en krijgen zij allemaal te maken met typische jongerendilemma’s rondom relaties, seksualiteit, oplei-ding en carrière. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk is al duidelijk geworden dat christelijke en joodse jongeren (in Amsterdam) over het algemeen een beroep kunnen doen op een heel scala aan clubs en verenigingen van andere gelovige jongeren. Voor mos-lim- en hindoejongeren is dit vaak in veel mindere mate het geval. De jongeren die heb-ben deelgenomen aan onze groepsgesprekken maken soms melding van meer informele bijeenkomsten of uitwisseling tussen jongeren, zoals een groep Turkse meiden die elkaar periodiek treffen voor de gezelligheid, maar ook om over het geloof te praten. Kortom:

de behoefte aan contact met gelijkgestemde jongeren is groot, maar de mate waar hierin voorzien is, varieert. We komen hier in de volgende paragraaf nog op terug.

Religieuze bronnen en autoriteiten

Naast contact met gelovige leeftijdgenoten vormen voor de meeste jongeren ook religieuze geschriften een belangrijke bron van informatie. Deze zijn echter niet voor alle jongeren in gelijke mate toegankelijk. De hindoe- en moslimjongeren hebben te maken met het feit dat religieuze geschriften meestal (uitsluitend) beschikbaar zijn in een taal die zij niet, of niet goed beheersen. Voor de hindoejongeren geldt dat ook informatie over de geloofsleer en dergelijke vaak niet in het Nederlands beschikbaar is. Voor joodse en christelijke jon-geren vormen taalproblemen geen belemmering, hoewel de joodse traditie aanbeveelt om bepaalde geschriften in het Hebreeuws te lezen. Een aantal joodse jongeren doet dit dan ook, maar niet iedereen is hiertoe in staat.

De religieuze jongeren maken bij het onderzoeken van bronnen gebruik van allerlei media:

websites, boeken, internetfora. Het is opvallend dat de jongeren uit elk van de vier religies die actief met het geloof bezig zijn, hebben aangetekend dat het belangrijk is om goed na te kunnen gaan uit welke hoek de bron afkomstig is. De jongeren willen kunnen nagaan of iets ‘klopt’: overeenkomt met de zuivere geloofsleer. Vooral bij moslimjongeren speelt hierbij de voornoemde kwestie van de verwevenheid van cultuur en geloof, maar ook de andere jongeren hechten veel belang aan het (kunnen) teruggaan naar de bron.

Zeker bij moderne media, zoals het internet, is het echter niet altijd goed mogelijk dit te doen. Religieuze jongeren maken (daarom) ook gebruik van religieuze autoriteiten in de eigen omgeving. Christelijke jongeren noemen dominee, ouderling en religieuze deskundi-gen die tot dezelfde stroming behoren. Hindoejongeren noemen de pandit (priester), maar merken hierbij op dat deze hen meestal niet veel verder kan helpen: taalproblemen en een andere leefwereld staan uitwisseling in de weg. Hindoejongeren hechten veel waarde aan

Nederlandse pandits, die wel Nederlands spreken en zich goed tot jongeren kunnen ver-houden, en aan religieuze experts en rolmodellen uit Engeland of India. Joodse jongeren zeggen te rade te gaan bij een rabbijn of bij familieleden. Ook de leraren en leraressen op joodse scholen kunnen een belangrijke bron van informatie en steun zijn. De moslimjon-geren hebben over het algemeen dezelfde ervaringen met de imam als de hindoejonmoslimjon-geren hebben met de pandit. Ook zij gaan te rade bij religieuze experts in binnen- en buitenland.

In document Jongeren en hun geloof (pagina 100-104)