• No results found

Steun van ouders, leeftijdgenoten en religieuze organisatie(s)

In document Jongeren en hun geloof (pagina 56-59)

4. Christelijke jongeren 43

4.4 Steun van ouders, leeftijdgenoten en religieuze organisatie(s)

Ach-tereenvolgens bespreken we de ervaren steun van ouders en leeftijdgenoten en de steun van religieuze organisatie(s). In een aantal groepsgesprekken is nadrukkelijk naar voren gekomen dat het voor het geloof/ het geloven van groot belang is dat je steun uit je naaste omgeving ontvangt. ‘Geloven kun je niet alleen’. In het groepsgesprek in Houten vertelt een deelnemer dat de vanzelfsprekende steun uit de eigen omgeving eigenlijk pas opvalt als die wegvalt: ‘Ik heb nu bijvoorbeeld een vriend die tijdelijk in Portugal woont. Die heeft het nu moeilijk met zijn geloof omdat hij een half jaar in zijn eentje zit. En toen was-ie pas weer even in Nederland en toen was-ie gewoon helemaal opgelucht. Dan merk je toch wel dat je geloven toch niet in je eentje kunt doen.’ (Groepsgesprek Nederlands Gereformeerde Kerk Houten).

Ook in Uden benadrukken de jongeren dat het voor de ontwikkeling van het geloof van belang is om in een netwerk of netwerken te verkeren met andere gelovigen: ‘Als ik hele-maal alleen zou staan, dan zou het erg moeilijk zijn om te geloven. Niet dat ik het dan niet zou willen, maar je kunt pas ergens voor kiezen als je weet dat het bestaat, als je weet wat het is. Het is heel belangrijk dat je het ziet en aangeboden krijgt.’

Dat anderen – naasten – invloed hebben, wil overigens niet zeggen dat het geloof geen bewuste keuze is, zo merkt een deelnemer aan het groepsgesprek in de Pentecostal Revi-val Church in Amsterdam op: ‘Geloof is je eigen keus. Je moet nooit gedwongen gaan geloven. God wil dat je hem vanuit je hart dient en dat kan alleen maar als je er zelf voor kiest.’

Ouders

Bijna zonder uitzondering antwoorden de deelnemers ‘mijn ouders’ als we hun vragen naar personen waarbij zij steun zoeken rondom geloofszaken. Zoals we eerder hebben opgemerkt zijn bijna alle deelnemers van jongs af aan opgegroeid in de traditie van het christelijk geloof. Voor kinderen zijn ouders de meest logische en primaire bron van infor-matie en steun: ‘Ja, als kind kwam ik er gewoon mee in aanraking. Familie, vrienden, mijn omgeving, iedereen geloofde.’ Een deel van de jongeren tekent aan dat hun ouders hen altijd vrij hebben gelaten om al dan niet actief bezig te zijn met het geloof. Vooral voor de katholieke jongeren geldt dat hun ouders – hoewel van huis uit katholiek – zélf niet erg actief met het geloof bezig waren. Veel van de katholieke deelnemers aan de groeps-gesprekken hebben ouders die bijvoorbeeld niet regelmatig naar de kerk gaan. ‘Mijn moe-der zegt altijd: je moet het maar zeggen als je naar de kerk wilt hoor. Dan gaan we gewoon.’

(Groepsgesprek rooms-katholieke kerk Emmeloord).

Sommige katholieke jongeren vertellen dat hun ouders – in tegenstelling tot zijzelf – niet meer actief met het geloof bezig zijn. ‘Ik kom wel uit een katholiek gezin, maar door nega-tieve ervaringen van vroeger hebben mijn ouders zich van de kerk afgekeerd. En nu ik er wat meer mee bezig ben, merk ik wel dat zij dat apart vinden, zo van ‘Dat je dat leuk kan vinden.’’ (Groepsgesprek rooms-katholieke kerk Uden).

De katholieke jongeren die ouders hebben die minder actief zijn dan zijzelf benadrukken echter dat zij van hun ouders voldoende ruimte krijgen om hun geloof te beleven. Sommige ouders staan er hooguit wat huiverig tegenover, maar leggen hun zoon of dochter geen strobreed in de weg.

De jongeren verschillen van mening over de kwestie of hun ouders ook in het heden een bron van steun en informatie vormen bij het geloof. Veel jongeren maken een onderscheid tussen een algemeen steunende functie van ouders – ‘Ze steunen je, al is het alleen maar door te luisteren. Daar hoeven ze niet eens katholiek voor te zijn.’ – en steun van ouders in geloofsaangelegenheden. Wat dat laatste betreft: veel jongeren geven aan dat zij in plaats van, of in aanvulling op de steun van hun ouders elders steun hebben gevonden. In de meeste gevallen gaat het om leeftijdgenoten (zie hieronder), maar ook het feit dat zij – nu zij kind-af zijn – zelfstandig religieuze bronnen kunnen raadplegen, maakt dat jongeren minder (uitsluitend) op ouders leunen als het om het geloof gaat.

Vooral de jongeren van de Pentecostal Revival Church in Amsterdam benadrukken dat (hun) ouders op een andere manier geloven dan zijzelf, en dat daarom andere bronnen van steun gewenst zijn. ‘De ouderen zitten meer vast aan cultuur en traditie. Wij zijn onder-zoekend en stellen meer vragen. Ouderen doen sommige dingen gewoon, zonder precies te weten waarom. Als ouders zeggen dat iets hoort of moet, dan berust dit vaak op de cultuur, in plaats van op het geloof. En als ik daar vragen over stel, dan zeggen ze ‘Daarom! Je bent brutaal.’’

De jongeren van de meeste andere groepsgesprekken ervaren een veel minder grote kloof, maar ook zij menen dat ouders/ouderen anders in het geloof staan. Dientengevolge hebben jongeren andere steunbehoeften, waarin ouders niet altijd kunnen voorzien: ‘Jongeren zijn meer praktisch, die willen horen hoe ze het moeten doen in deze wereld, ouderen zijn veel meer op de traditie.’ (Groepsgesprek Hervormde gemeente Nieuw-Lekkerland).

We begonnen deze paragraaf met de constatering van de jongeren dat je geloven niet in je eentje doet. Het laatste deel van deze paragraaf is gewijd aan de steun die jongeren ervaren van gelovige leeftijdgenoten en religieuze organisaties.

Leeftijdgenoten en religieuze jongerenorganisatie(s)

De groepsgesprekken hebben plaatsgevonden met jongeren die elkaar vanwege het geloof periodiek treffen. In elk groepsgesprek is daarom aan de orde geweest welke rol de betref-fende groepen spelen als bron van steun bij het geloven. Zonder uitzondering melden de jongeren dat zij veel steun ontlenen aan het bijeenkomen met leeftijdgenoten in het kader van het geloof. ‘Soms moet je keuzes maken en daarbij kun je wel wat hulp gebruiken. Je kunt ook samen bidden, en langzamerhand wordt dan duidelijk wat je kan doen.’

Soms is de betreffende jongerengroep slechts een van de vele gremia waarin jongeren met elkaar over geloofszaken kunnen praten. Dit is vooral het geval in meer orthodoxe kring, waarin diverse soorten verenigingen en ondersteuningsstructuren beschikbaar zijn: ‘Er zijn genoeg ouderavonden of lezingen. Er is altijd wel iemand die je te woord kan staan,

bij-voorbeeld een jeugdouderling. En er is een jeugdvereniging.’ (Groepsgesprek Hervormde gemeente Nieuw-Lekkerland).

Voor andere jongeren – met name de katholieke – is de eigen jongerengroep de enige, of de belangrijkste plaats om met leeftijdgenoten over het geloof te praten. ‘Ik ben heel blij dat ik deze groep heb kunnen vinden, dat ik meer over mijn geloof kan praten en meer met mijn geloof kan doen. Het stond eerst op een laag pitje en ik dacht: ‘Ik ben de enige.’ Nu kun je er echt in groeien. Dat vind ik wel fijn.’ (Groepsgesprek rooms-katholieke kerk Uden).

Overigens ontmoeten de meeste jongeren virtueel of in persoon andere gelovige jongeren uit andere delen van het land. Dit gebeurt op fora op het internet, maar ook op grote bijeenkomsten van bijvoorbeeld Jong Katholiek, of het Flevototaalfestival, een muziek-festival voor christelijke jongeren. ‘Als ik daar dan naar toe ga, dan denk ik ‘tjee, wat zijn er veel van ons’. Ja (haha), dat denk ik dan echt hoor. Dat vind ik dan wel heel leuk dat we allemaal bij elkaar zijn dan.’ (Groepsgesprek Pinkstergemeente Deventer).

De meerderheid van de jongeren is heel tevreden over de steun die zij ontvangen van zowel hun ouders als van leeftijdgenoten en religieuze (jongeren)organisaties. Het zijn opnieuw de katholieke jongeren die aangeven meer behoefte te hebben aan onderlinge ontmoeting en uitwisseling, ook met gelovige jongeren uit andere delen van het land. ‘Als je op de EO-jongerendag kijkt dan zijn daar 40.000 jongeren. Ja, het is gewoon ondenkbaar dat zoiets ook voor katholieke jongeren zou worden georganiseerd. Dat zou wel heel leuk zijn.’

(Groepsgesprek rooms-katholieke kerk Uden).

In document Jongeren en hun geloof (pagina 56-59)