• No results found

Stappen (uit te voeren tijdens het groeiseizoen):

• Adviesgift vaststellen afhankelijk van ras teeltdoel bodem N-min. Etc.) • Bij poten 60-75% van de adviesgift volgend de N-richtlijn

• Starten meting met gewasreflectiesensoren bij ca. 90% bodembedekking • Vaststellen N –opname met ijklijn per sensor

• Streefwaarde kiezen afhankelijk van teeltdoel • Gift = streefwaarde- N-opname volgens meetwaarde

• Na N-bemesting tenminste 2 weken wachten voor nieuwe meting voor nieuwe bijmestgift Bovenstaand stappenplan geeft alleen een betrouwbaar advies als er geen bijzonder omstandigheden of beperkingen zijn voor de N opname. Droogte of overmatige neerslag kunnen de beschikbaarheid van stikstof beperken. Een slechte bodemstructuur, ziekten en nematoden kunnen oorzaak zijn voor

onvoldoende N opname terwijl er voldoende N beschikbaar is. Voor deze situaties geeft een sensorgestuurd N bijmestadvies uiteraard geen advies. De beoordeling of dergelijke situaties optreden is aan de teler. In onderstaande Figuur 53 is de procedure weergegeven in een stroomschema.

© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving 97

Figuur 53 Stroomschema voor sensorgestuurde N bijbemesting in aardappel

geen advies met sensor

neem N min monster Bedekking >90% Sensormeting: Bereken WDVI, N- inhoud en advies Advies >10 kg Advies < 60 kg

Gift zoals berekend

Nee Nee Gift max. 60 kg, binnen 2 weken opnieuw Andere oorzaak

dan N-gebrek? Nee Advies 0

Wacht circa een week en meet opnieuw Start Basisgift (60-75% totaal N gepland) Wekelijks sensormeting Structuur Bladerdek regelmatig

Loof verwaaid/ in elkaar gezakt geen betrouwbare sensormeting.

Bijmestgift via andere methode

Nee Nee

N-min laag max. 60 kg N N-min hoog geen N Droogte: beregenen Slechte structuur of aaltjes: N vermindert mogelijk schade

7

Aanbevelingen

Geschiktheid praktijksensoren.

Kalibratie van sensor en bijbehorende rekenregel

De combinatie sensor en ijklijn voor stikstofopname in aardappel

Beoordeling van praktijksensoren op basis van specificaties

• Output van de sensor. Bandbreedtes meetbereik, Vegetatieindex

• Relatie van de Vegetatieindex van de sensor met de WDVIgroen volgens CropScan.

De telers kunnen alleen gebruikmaken van praktijksensoren. Er dient duidelijkheid te zijn over de vegetatieindex die wordt berekend. Berekenwijze en het verband met de standaard vegetatie index WDVIgroen .

Periodieke Kalibratie sensor

Ook moet duidelijk zijn of de sensoren steeds naar behoren werken, voldoende nauwkeurig gekalibreerd zijn. Afstemming over feitelijke werking van de sensoren zal met de leveranciers/producenten van de sensoren moeten worden kortgesloten. Om sensorgestuurde N-bijmesting breed geaccepteerd te krijgen moet er een antwoord zijn op de volgende vragen:

• Hoe kan een teler vaststellen of een sensor gekalibreerd is?

• Wat kan een teler doen om te voorkomen dat de kalibratie verloopt? • Wordt met de sensormeting de N-opname door het gewas goed geschat? Kalibratie wordt opgepakt in vervolgproject

Uitzoeken wanneer sensormeting onbetrouwbaar is

De Vegetatie index vertoonde in sommige jaren en locaties periodieke afwijkingen. De waarde van de uit de WDVI afgeleide N-opname daalde soms met enkele tietallen kg/ha in een week. Het vermoeden bestaat dat verwelking, uit elkaar waaien of in elkaar zakken van het loof door wind en regen hiervan de oorzaak. Het is belangrijk te achterhalen hoe de sensormeting reageert op plotselinge wijzigingen in de structuur van het bladerdek.

Kalibratie protocol en Certificering van sensoren voor N bijmesten

Advisering

Differentiëren streefwaarde naar teeltdoel en lengte van het groeiseizoen

In de hoofdstukken 2 en 6 wordt voorgesteld streefwaarden te differentiëren naar teeltdoel en lengte groeiseizoen. De voorgestelde streefwaarden zijn tot stand gekomen door inschatting van deskundigen maar niet getoetst. Deze toetsing is nodig voor een betrouwbaar adviessysteem.

Sensor advies en bemesting met vloeibare meststoffen

Een systeem van sensormeting op de spuit en het direct doseren van vloeibare meststoffen heeft belangstelling in de praktijk. Met het huidige systeem Booij is dit nog niet mogelijk. Eer wordt op één moment een advies gegeven voor N bijbemesting. Met vloeibare N meststoffen kan maximaal 15 kg N per keer worden gegeven. Als in een bijmest systeem bijvoorbeeld 60 kg N/ha is gereserveerd voor

bijbemesting zijn maximaal 4 toepassing tijdstippen nodig om dit te geven.

Eerder N-bijmesten (voor 90% bodembedekking)

Om op elk tijdstip een advies te kunnen geven, moet ook op elk moment een streefwaarde voor de N- opname beschikbaar zijn. Hiervoor zou een “streef N-opname curve” beschikbaar moeten zijn. Deze curve kan in de toekomst bovendien worden gedifferentieerd naar teeltdoel, ras, grondsoort etc

© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving 99

De ijklijn WDVIgroen en N-opname

Booij koppelde de ijklijn van de WDVIgroen aan de totale N-opname door het gewas, terwijl de sensor alleen

naar het bladerdek “kijkt”. Voor de productie is de conditie = stikstof inhoud van het loof relevant.

Daarom lijkt het logische het systeem te baseren op een ijklijn WDVIgroen met N opslag in et loof. De data set zou opnieuw moeten worden geanalyseerd om te achterhalen of deze insteek voordelen biedt boven de door Booij gekozen insteek.

Opbrengstpotentie

Elk perceel heeft een opbrengstpotentie. Bovendien kan in de loop van juli worden geschat hoe de

opbrengst zal zijn ten opzichte van de gemiddelde verwachting. Aanpassing van het N-bijmestadvies aan de opbrengstverwachting kan mogelijk tot een verdere verbetering van de N efficiëntie leiden.

Dit aspect ontbreekt nog in bijmestadviezen maar biedt perspectieven in combinatie met sensormetingen en historische geodata.

Implementatie

Praktijk toetsing en validatie

Vervolgonderzoek zou zich in eerste instantie moeten richten op implementatie in de praktijk van systeem- Booij voor het bijbemesten van aardappelen, signalering van (praktische) knelpunten en het vinden van oplossingen daarvoor.

Implementatie in de praktijk verloopt alleen succesvol als is gebleken dat het systeem op praktijkschaal voordelen biedt en werkbaar is. Het bijmestsyteem zou daartoe bij meerdere telers beproefd moeten worden. Een goede manier om zo’n vergelijking uit te voeren is door verschillende stroken in de breedte van een werkgang op één perceel om en om volgens inzicht van de teler en volgens de adviesregel te

bemesten. Het resultaat wordt beoordeeld aan de hand van de gewasopbrengsten. De gewasopbrengsten vastgesteld door pleksgewijs te bemonsteren of bij de oogst de opbrengst van de verschillende stroken in kiepers op een weegbrug te wegen. De resultaten van de praktijkvergelijking moeten betrouwbaar zijn. Hiervoor is statistische verantwoording belangrijk. Verder moet bij een dergelijk implementatietraject aandacht worden geschonken aan de communicatie over de werkzaamheden en de resultaten.

Het valt te verwachten dat tijdens het uitvoeren van een vergelijking zoals hierboven bedoeld praktische knelpunten aan het licht komen. Hieronder wordt geanticipeerd op een aantal van deze knelpunten.