• No results found

Stand van zaken ten aanzien van de ambities

In document VVE Monitor 2015-2016 (pagina 33-39)

Toeleiding en bereik Norm Ambitie

2016 2017 2018

1. De Zorgboog indiceert de kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die voldoen aan de brede doelgroepdefinitie (indicatieformulier)

95 tot 100% goed 90 tot 95% voldoende 0 tot 90% onvoldoende

G G G

2. Bij de VVE-geïndiceerde kinderen verzorgt de Zorgboog de toeleiding naar een

3. De VVE- geïndiceerde kinderen nemen deel aan voor- en vroegschoolse educatie

4. Van VVE- geïndiceerde kinderen is bekend welke voorschoolse voorziening zij bezoeken

5. Van de VVE- geïndiceerde kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken is bekend om welke reden zij dit nalaten

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

6. De VVE- geïndiceerde kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken wordt een

7. Er zijn minimaal 20 plaatsen voor VVE-geïndiceerde kinderen 8. Alle voor- en vroegscholen bieden voor- en

vroegschoolse educatie

10. Alle 2,5 tot 4 jarige kinderen volgen een VVE-programma van tenminste twee dagdelen per week

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

100% V G

11. De VVE- geïndiceerde kinderen (2,5 tot 4 jaar) volgen een VVE-programma van 4 dagdelen per week

Kwaliteit: Condities Norm Ambitie

2016 2017 2018

12. De VVE-locaties hebben VVE beschreven en uitgewerkt in het locatieplan

13. De met de uitvoering van VVE belaste voorschoolse voorzieningen zijn VVE

gecertificeerd en als zodanig opgenomen in het landelijk register

14. De in de gecertificeerde voorschool werkende

15. De in de gecertificeerde voorschool werkende pedagogisch medewerkers beschikken

16. Iedere in de voorschool werkende pedagogisch medewerker wordt ondersteund door een

Kwaliteit: Doorgaande lijn Norm Ambitie

2016 2017 2018

17. De VVE-geïndiceerde kinderen stromen door naar een VVE vroegschool

18. Voor- en vroegschoolse locaties hanteren een genormeerd kindvolgsysteem

19. Voor- en vroegschoolse locaties hanteren een kindvolgsysteem dat op elkaar aansluit

20. Er is VVE-coördinatie tussen voor-en vroegschool

21. Er is VVE-coördinatie tussen voor-en voorschool

22. De voorschool zorgt voor een warme overdracht voor VVE-geïndiceerde kinderen

23. Het aanbod (VVE methodiek) van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

71% V G

24. Het pedagogisch klimaat en educatief handelen van de voor- en vroegschool zijn op elkaar afgestemd

25. De voor- en vroegschool gaan op vergelijkbare manier met ouders om vroegschool op gelijke wijze georganiseerd

75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

78% V G

Kwaliteit: Educatief partnerschap Norm Ambitie

2016 2017 2018

27. Er staat locatiegericht ouderbeleid op papier 75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

30% V G

28. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden geïnformeerd over de organisatie en doelstelling van de voor- en vroegschoolse educatie

29. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden gestimuleerd om thuis

30. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen participeren in VVE-activiteiten in de voor- en vroegschool

31. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden minimaal twee keer per jaar formeel geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind (voorschool: minimaal 3 gesprekken voor het kind 4 jaar wordt)

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende

0 tot 80% onvoldoende V

59% V G

Kwaliteit: kwaliteitszorg Norm Ambitie

2016 2017 2018

32. Er wordt planmatig gewerkt aan VVE-verbeteractiviteiten

33. De kwaliteit van VVE wordt jaarlijks systematisch geëvalueerd

34. De kwaliteit van VVE wordt geborgd 95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

88% V G

35. Er is een visie op onderwijs en VVE gekoppeld aan een analyse van de kindpopulatie

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

12% V G

Opbrengsten Norm Ambitie

2016 2017 2018

36. De VVE-geïndiceerde kinderen in groep 2 laten op de toets Taal voor Kleuters in de

vaardigheidsscores tussen E1 en E2 een toename zien van minimaal 13 punten (=120% van de landelijk gemiddelde groei)

80 tot 100% goed 60 tot 80% voldoende

0 tot 60% onvoldoende G

56% G G

37. De VVE-geïndiceerde kinderen in groep 2 laten op de toets Taal voor Kleuters in de

vaardigheidsscores tussen E1 en E2 een toename zien van minimaal 15 punten (=140% van de landelijk gemiddelde groei)

80 tot 100% goed 60 tot 80% voldoende

0 tot 60% onvoldoende V

44% G G

Van de 37 indicatoren is er voor vier nog geen ambitie in deze periode (11%) en het behalen van één ambitie is niet te bepalen (3%). 17 ambities (46%) worden behaald, waarvan 8,5 (23%) hoger dan geambieerd. 15 ambities (41%) worden nog niet behaald.

Aanbevelingen

Uit de resultaten komt naar voren dat de ambities voor een aantal indicatoren nog niet worden behaald. Bij deze indicatoren zijn aanbevelingen geformuleerd.

Gemeente, Zorgboog/JGZ en GGD Toeleiding en bereik

 Zorg dat het systeem waarin de VVE-indicaties worden bijgehouden functioneert, zodat bepaald kan worden of alle peuters gezien worden voor indicatie (indicator 1).

 Registreer op welke van de vier kenmerken uit de doelgroepdefinitie de indicatie gebaseerd is, zodat acties en beleid zo gericht mogelijk op de doelgroep kunnen worden afgestemd (indicator 1).

 Overleg met partners van JGZ en voor- en vroegschool over toepassing van de doelgroepdefinitie, zodat onterechte indicering of onterecht niet indiceren afneemt (indicator 1).

Condities

 Ga in het nog te maken beleid uit van de landelijke richtlijn dat er ten minste één HBO-opgeleide medewerker beschikbaar is voor de ondersteuning van de pedagogisch medewerkers. Gezien de resultaten van de inventarisatie in deze monitor is dat haalbaar (indicator 16).

Opbrengsten

 De opbrengstambities liggen hoog. Stel deze in overleg met de betrokken besturen naar beneden bij. In grote gemeenten in deze regio behaalt de afgelopen twee jaar gemiddeld rond de 50% van de doelgroepkleuters de ontwikkeldoelstelling ‘120% groei van het landelijk gemiddelde’.

Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Bereik

 Zorg voor een nauwkeurige administratie van peuters die de voorschool bezoeken. Gegevens van de kinderdagverblijven waren deze monitor niet compleet beschikbaar. Daarbij is het belangrijk om unieke peuters in beeld te hebben: sommige peuters bezoeken zowel de peuterspeelzaal als het kinderdagverblijf (indicator 3).

Doorgaande lijn

 Houd bij naar welke vroegschool de (geïndiceerde) peuters doorstromen om te kunnen bepalen of zij VVE-aanbod blijven krijgen (indicator 17).

 Versterk de VVE-coördinatie tussen voor- en vroegschool en voor- en voorschool. Dit speelt een cruciale rol in het versterken van de doorgaande lijn (indicator 20 en 21).

 Versterk afstemming met de vroegschool over het pedagogisch klimaat en in mindere mate ook het educatief handelen. Denk hierbij aan gezamenlijk aanbod dat tegelijkertijd door zowel pedagogisch medewerkers als leerkrachten uit de onderbouw verzorgd wordt, zodat elkaars handelen gezien en bevraagd kan worden. Of voer daarvoor collegiale consultatie of intervisie uit. Leg gemaakte afspraken meteen vast voor borging en communiceer deze met ouders (indicator 24).

Educatief partnerschap

Alle aspecten van het educatief partnerschap vragen om ontwikkeling:

 Zorg dat er gezamenlijk locatiegericht ouderbeleid komt (indicator 27), gebruik hiervoor als vertrekpunt de analyse van de leerlingpopulatie (indicator 35).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen goed geïnformeerd zijn over de doelstellingen van VVE.

Leg in ouderbeleid vast hoe dit wordt georganiseerd en geëvalueerd (indicator 28).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen bereikt worden met activiteiten waarmee ze de ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en houd het bereik bij. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 29).

 Organiseer laagdrempelige ouderactiviteiten die aanspreken voor ouders van VVE-geïndiceerde kinderen.

Denk aan: thema- of nieuwsbrieven, meekijken op de groep, informele oudergesprekjes bij brengen en

programma, een spelinloop met peuters jonger dan 2,5 jaar waarin gespeeld wordt en pedagogisch medewerkers in gesprek kunnen gaan met ouders, thema uitvoeringen bij aanvang of afsluiting van een thema. Registreer het bereik van deze activiteiten. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 30).

 Zorg voor voldoende momenten waarop ouders geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun peuter, geef duidelijke informatie over de ontwikkeling, hoe ouders daaraan kunnen bijdragen en vraag ouders gericht om ontwikkelingsrelevante informatie over thuis (indicator 31).

Kwaliteitszorg

 Versterk vanuit een goede VVE-coördinatie gericht het gezamenlijk planmatig ontwikkelen van VVE. Kies jaarlijks één of twee onderwerpen en pak die grondig en vooral gekoppeld aan de praktijk aan (indicator 32).

 Evalueer ontwikkeld en geborgd VVE beleid. Doe dit met uitvoerders en samen met de vroegschool om een gezamenlijke taal te ontwikkelen die de doorgaande lijn versterkt (indicator 33).

 Maak –samen met de vroegschool- een analyse van de leerlingpopulatie als basis onder het beleid. Of, indien deze analyse gemaakt is: deel deze met de voor VVE verantwoordelijke uitvoerders en bespreek wat de implicaties voor het aanbod zijn (indicator 35).

Opbrengsten (indicator 36 en 37)

 Versterk het taalaanbod aan de doelgroeppeuters, zodat zij met een hoger basisniveau starten op de vroegschool. Zorg voor een betekenisvolle spelomgeving die uitdaagt tot spreken. Speel als pedagogisch medewerker mee: (a) wees op die manier model en (b) daag kinderen gericht uit tot spreken.

Vroegscholen Bereik

 Zorg dat in de groepsadministratie zichtbaar is welke leerlingen VVE-geïndiceerd zijn. Mogelijk is dit niet haalbaar vanwege privacywetgeving. Zorg dan voor een alternatieve manier dat (invallende) groepsleerkrachten zicht hebben op welke leerlingen vanuit en VVE-achtergrond behoefte hebben op extra rijk (taal)aanbod (indicator 1).

Condities

 Zorg dat er op alle basisscholen wordt gewerkt met een taalrijk/NT2 programma of VVE-programma (indicator 13).

Doorgaande lijn

 Versterk de VVE-coördinatie tussen voor- en vroegschool en voor- en voorschool. Dit speelt een cruciale rol in het versterken van de doorgaande lijn (indicator 20 en 21).

 Versterk afstemming met de voorschool over het pedagogisch klimaat en in mindere mate ook het educatief handelen. Denk hierbij aan gezamenlijk aanbod dat tegelijkertijd door zowel pedagogisch medewerkers als leerkrachten uit de onderbouw verzorgd wordt, zodat elkaars handelen gezien en bevraagd kan worden. Of voer daarvoor collegiale consultatie of intervisie uit. Leg gemaakte afspraken meteen vast voor borging en communiceer deze met ouders (indicator 24).

Educatief partnerschap

Alle aspecten van het educatief partnerschap vragen om ontwikkeling:

 Zorg dat er gezamenlijk locatiegericht ouderbeleid komt (indicator 27), gebruik hiervoor ook de analyse van de leerlingpopulatie (indicator 35).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen goed geïnformeerd zijn over de doelstellingen van VVE.

Leg in ouderbeleid vast hoe dit wordt georganiseerd en geëvalueerd (indicator 28).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen bereikt worden met activiteiten waarmee ze de ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en houd het bereik bij. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 29).

 Organiseer laagdrempelige ouderactiviteiten die aanspreken voor ouders van VVE-geïndiceerde kinderen.

Denk aan: thema- of nieuwsbrieven, meekijken op de groep, informele oudergesprekjes bij brengen en

halen, leespromotie, verteltas of logeerkoffer, voorbeelden tonen bij thuisactiviteiten bij het VVE-programma, thema uitvoeringen bij aanvang of afsluiting van een thema. Registreer het bereik van deze activiteiten. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 30).

 Zorg voor goede gesprekken met ouders van VVE-geïndiceerde kleuters: geef duidelijke informatie over de ontwikkeling, hoe ouders daaraan kunnen bijdragen en vraag ouders gericht om ontwikkelingsrelevante informatie over thuis (indicator 31).

Kwaliteitszorg

 Versterk vanuit een goede VVE-coördinatie gericht het gezamenlijk planmatig ontwikkelen van VVE. Kies jaarlijks één of twee onderwerpen en pak die grondig en vooral gekoppeld aan de praktijk aan (indicator 32).

 Evalueer ontwikkeld en geborgd VVE beleid. Doe dit met uitvoerders en samen met de voorschool om een gezamenlijke taal te ontwikkelen die de doorgaande lijn versterkt (indicator 33).

 Maak –samen met de voorschool- een analyse van de leerlingpopulatie als basis onder het beleid. Of, indien deze analyse gemaakt is: deel deze met de voor VVE verantwoordelijke uitvoerders en bespreek wat de implicaties voor het aanbod zijn (indicator 35).

Opbrengsten vroegschool (indicator 36 en 37)

 Versterk het taalaanbod aan de doelgroepkleuters. Zorg voor een betekenisvolle spelomgeving die uitdaagt tot spreken. Speel als leerkracht mee: (a) wees op die model en (b) daag kinderen gericht uit tot spreken.

Vergroot indien mogelijk de lestijd voor taal voor taalzwakke doelgroepkleuters.

 Betrek ouders (of broers en zussen) hier waar mogelijk bij om thuis ook extra aandacht voor de taalontwikkeling te hebben.

Aanscherpingen voor de VVE-monitor van 2016-2017

Vragenlijst Toeleiding en bereik

Als voor- of vroegscholen aangeven dat er sprake is van herindicering, vraag dan door naar de reden (is de voorschool wel bezocht, maar zonder indicatie, betreft het statushouders die geen voorschool hebben bezocht, of zijn er andere redenen). Doel hierbij is het scherper zicht krijgen op doelgroepkinderen die geen voorschool hebben bezocht, zodat daar met aanbevelingen, acties en beleid gericht op in gespeeld kan worden (indicator 1).

Vragenlijst kwaliteit

 Richt de vraag over doorstroom van peuters naar een VVE-vroegschool alleen op de geïndiceerde peuters, niet op alle peuters (indicator 17).

 Voeg de vragen toe over VVE-activiteiten waarin ouders van VVE-geïndiceerde kinderen kunnen participeren (indicator 30) en wat het bereik daarvan is. Deze vragen zijn voor deze monitor apart nagezonden, wat niet prettig was voor de respondenten en tot enige vertraging in de oplevering van de monitor heeft geleid.

Bijlage 1

In document VVE Monitor 2015-2016 (pagina 33-39)