• No results found

VVE Monitor 2015-2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VVE Monitor 2015-2016"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VVE-monitor Asten 2015-2016

22 mei 2017

Uitgevoerd in opdracht van de gemeente Asten door

BCO Onderwijsadvies

dr. M. Peeters

(2)
(3)

Inhoud

Inleiding ... 5

Toeleiding en bereik ... 7

Kwaliteit ... 14

Condities ... 14

Doorgaande lijn ... 17

Educatief partnerschap ... 23

Kwaliteitszorg ... 28

Opbrengsten ... 32

Conclusie ... 33

Aanbevelingen ... 36

Bijlage 1 Methode

Bijlage 2 Overzicht van respondenten en de samenwerkingsrelaties die zij in de

vragenlijst benoemden

(4)

(5)

Inleiding

Deze VVE-monitor 2015-2016 van de gemeente Asten bestaat uit drie onderdelen:

a) toeleiding & bereik, b) kwaliteit,

c) opbrengsten.

De dataverzameling en verwerking van deze VVE-monitor is uitgevoerd door BCO Onderwijsadvies te Venlo in de winter van 2017. De VVE-monitor beslaat voor alle onderwerpen het schooljaar 2015-2016. Gegevens zijn verzameld bij alle voor- en vroegschoolse instellingen uit Asten, de Zorgboog en de gemeente Asten.

Het monitortraject kwam tot stand in samenwerking met de deelnemers aan het VVE-beleidsoverleg. Dit zijn vertegenwoordigers van de basisscholen van Prodas en PlatOO, van de voorschoolse instellingen Pinkeltje en Korein en van de gemeente Asten. Zij hebben:

- de inhoud van de VVE-monitor en formulering van de prestatie indicatoren mede bepaald, - de VVE-monitor waar nodig geïntroduceerd bij de deelnemers in hun organisatie,

- zorg gedragen voor aanlevering van complete monitorgegevens vanuit hun organisatie, - inhoudelijke en procesmatige aandachtspunten gesignaleerd, en

- meegedacht over conclusies en aanbevelingen in het eindrapport.

In dit rapport worden de resultaten per indicator en resultaatdoelstelling toegelicht (hoofdstukken ‘Toeleiding en bereik’, ‘Kwaliteit’ en ‘Opbrengsten’). De uitkomsten per indicator zijn gebruikt om de mate waarin de ambities zijn bereikt te bepalen. Hoe dit is gedaan is toegelicht in bijlage 1 ‘Methode’. In het overzicht zijn de ambities tegen de norm afgezet. Dit dient tevens als samenvatting van de VVE-monitor (hoofdstuk

‘Conclusies’). Vervolgens worden aanbevelingen voor alle bij VVE betrokkenen partners gegeven ter verbetering van de praktijk (hoofdstuk ‘Aanbevelingen’). In de bijlagen is de onderzoeksmethode toegelicht en een beschrijving van de respondentengroep gegeven.

22 mei 2017 dr. M. Peeters

(6)
(7)

Toeleiding en bereik

Indicator 1 De Zorgboog indiceert de kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die voldoen aan de brede doelgroepdefinitie (indicatieformulier)

De gemeente Asten hanteert een brede doelgroepdefinitie VVE1. Er zijn vier

categorieën. In de gemeente Asten behoren kinderen tot de doelgroep VVE als ze vallen onder een van de volgende categorieën:

1. Kinderen van laagopgeleide ouders: het kind zou in het primair onderwijs op basis van het opleidingsniveau van de ouders tot de groep leerlingen behoren die onder de gewichtenregeling vallen (met name Sinti-kinderen);

2. Tweetaligheid: in de thuissituatie wordt door de ouders weinig of geen Nederlands gesproken (asielzoekers, buitenlandse arbeiders, Chinese afkomst);

3. Kinderen uit risicogezinnen: ouders met een psychiatrische achtergrond, multiproblem gezinnen. Deze groep neemt steeds meer toe, de kinderen hebben minder kansen op een goede ontwikkeling;

4. Kinderen met een geobserveerde achterstand (medische factoren), gerelateerd aan een taal- en/of leerachterstand.

Het aantal peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar tussen 1 augustus 2015 en 31 juli 2016 is 357.

In 2016 is JGZ overgegaan naar een nieuw kinddossier, dit heeft de nodige problemen opgeleverd waardoor zij geen rapporten kunnen draaien en het precieze aantal kinderen dat van hen een VVE-indicatie ontving in die periode niet te bepalen is.

De voorscholen geven aan dat er 41 kinderen met een VVE-indicatie hun locaties bezoeken, dat is 11% van alle kinderen in deze periode. JGZ geeft aan dat twee kinderen geïndiceerd zijn, die niet in Asten naar de voorschool gaan. In totaal zijn dus ten minste 43 kinderen geïndiceerd voor VVE (12%). In de notitie voor- en vroegschoolse educatie wordt aangegeven dat JGZ een bereik van 98% heeft. Of dat deze periode ook zo is, kan niet bepaald worden.

Herindicering

Naast JGZ kunnen ook de peuterspeelzalen, kinderdagopvang en scholen een signalerende rol spelen2.

Aan de voor- en vroegschoolse voorzieningen is gevraagd of de criteria van de brede doelgroepdefinitie voldoende bekend zijn bij de leerkracht en/of intern begeleider (IB’er) dan wel pedagogisch medewerkster en/of VVE-coach die de doelgroepkinderen kunnen signaleren/ met terugwerkende kracht indiceren.

1 Notitie Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Asten 2012-2014, p.17

2 Notitie Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Asten 2012-2014, p.24

(8)

Bij 82% van de voor- en vroegscholen3 (Asten totaal) zijn de criteria voor de voor hun instelling te hanteren brede doelgroepdefinitie voldoende bekend.

Bij 65% van de voor- en vroegscholen (Asten totaal) is bekend welke kinderen in hun groep VVE-geïndiceerd zijn. Dit percentage ligt op de voorscholen 10% hoger dan op de basisscholen.

3 In de figuren wordt gesproken van ‘BS’ wat staat voor ‘basisscholen’, in de tekst wordt steeds de term vroegscholen gebruikt. Hiermee wordt hetzelfde bedoeld. Drie van deze vroegscholen zijn VVE-vroegscholen.

(9)

Op 75% van de twaalf voor- en vroegscholen voor wie deze vraag dit monitorjaar van toepassing is (Asten totaal) zijn de VVE-geïndiceerde kinderen zichtbaar in de groepsadministratie, voor 17% (allen basisscholen) elders, namelijk op het intakeformulier.

Aan de voor- en vroegschoolse voorzieningen is gevraagd of er kinderen zijn die naar hun mening geïndiceerd hadden moeten worden, maar het niet zijn.

Op 38% van de basisscholen wordt aangegeven dat er kinderen zijn die geïndiceerd hadden moeten worden, maar het niet zijn.

(10)

Aan de vroegschoolse voorzieningen die de voorgaande vraag met ‘ja’ hebben beantwoord, is gevraagd aan te geven hoe vaak dit voorkwam in het schooljaar 2015-2016

In totaal zijn er in het schooljaar 2015-2016 14 kinderen in de gemeente Asten die naar de mening van de leerkrachten geïndiceerd hadden moeten worden, maar het niet zijn. Omdat deze kinderen ouder zijn dan 4 jaar, zijn zij niet gezien voor herindicatie.

Aan de voor- en vroegschoolse voorzieningen is gevraagd of er naar de mening van de pedagogisch medewerkers of leerkrachten in hun groep kinderen VVE-geïndiceerd waren, maar waarvoor dit nu niet meer nodig is. Dit betreft drie kinderen.

Omdat niet duidelijk is hoeveel kinderen in de periode van 1 augustus 2015 tot 31 juli 2016 voor VVE geïndiceerd zijn, is geen percentage te bepalen en het behalen van de ambitie 95- 100% ‘goed’ niet te beoordelen.

Indicator 2 Bij de VVE-geïndiceerde kinderen verzorgt de Zorgboog de toeleiding naar een gecertificeerde voorziening voor VVE

JGZ is er verantwoordelijk voor om de VVE-geïndiceerde peuters toe te leiden naar een voor VVE-gecertificeerde voorziening.

Zoals eerder aangegeven is JGZ in 2016 overgegaan naar een nieuw kinddossier, waardoor zij geen rapporten kunnen draaien en het precieze aantal kinderen dat in die periode verwezen is niet te bepalen is. Navraag bij het team leverde de volgende informatie: ‘VVE-

(11)

geïndiceerde kinderen in Asten die VVE afnamen op peuterspeelzalen of kinderdagverblijven in 2016 waren er 35. Twee kinderen namen het niet af omdat zij in Someren op het KDV verblijven.’

Omdat niet duidelijk is hoeveel kinderen in de periode van 1 augustus 2015 tot 31 juli 2016 geïndiceerd zijn, is voor de toeleiding geen percentage te bepalen en het behalen van de ambitie niet nauwkeurig te beoordelen. Het is gezien het aantal over 2016 gecombineerd met de bezoekgegevens van de voorschool (zie hieronder indicator 3) wel duidelijk dat de ambitie van 80-95% ‘voldoende’ behaald wordt, mogelijk meer.

Indicator 3 De VVE-geïndiceerde kinderen nemen deel aan voor- en vroegschoolse educatie

Totaal niet geïndiceerde peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar tussen 1 augustus 2015 en 31 juli 2016, die gebruik maakten van een voorschoolse voorziening

Totaal geïndiceerde peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar tussen 1 augustus 2015 en 31 juli 2016, die gebruik maakten van een voorschoolse voorziening

Daarvan met een niet Westerse afkomst

Pinkeltje* 188 36 10

Korein * 102 5 2 (of 4)**

Totaal 290 41 12 (of 14)

Correctie*** 289 41 12 (of 14)

* Het aantal kinderen tussen 2 en 4 jaar is geteld en dit aantal is met 15% verminderd om tot de benadering voor 2,5-4 jaar te komen.

**Deze gegevens zijn vanuit gemeentelijke kwartaalcijfers gereconstrueerd en gecombineerd met aantallen VVE-geïndiceerde kinderen die de voorschool in de vragenlijst van de monitor aangaf. Omdat niet zichtbaar is of aantallen per kwartaal nieuwe kinderen

betreft, is de mogelijke range aangegeven.

*** Er kan een enkele peuter dubbel zijn geteld die zowel de peuterspeelzaal als het kinderdagverblijf bezoekt. De inschatting van de vertegenwoordigers van Pinkeltje en Korein Kinderplein is dat dit maximaal 0,5% van het totaal en van de geïndiceerde peuters betreft.

Omdat niet precies duidelijk is hoeveel kinderen in de periode van 1 augustus 2015 tot 31 juli 2016 geïndiceerd zijn, is voor de toeleiding niet exact het percentage te bepalen. Op basis van de beschikbare gegevens (41 kinderen bezoeken een voorschool, twee kinderen bezoeken een voorschool in Someren, drie kinderen met een Sinti achtergrond zijn niet bereikt) is het bereik 89%. Worden de naar Someren toegeleide kinderen meegeteld, dan is het bereik 93%.

De gestelde ambitie 80-95% ‘voldoende’ wordt behaald.

Indicator 4 Van de VVE-geïndiceerde kinderen is bekend welke voorschoolse voorziening zij bezoeken

De gegevens bij indicator 3 zijn verzameld per voorschoolse organisatie. Van al deze 41 kinderen is bekend welke voorschoolse voorziening zij bezoeken.

De gestelde ambitie van 80%-95% ‘voldoende’ wordt ruimschoots behaald.

Indicator 5 Van de VVE- geïndiceerde kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken is bekend om welke reden zij dit nalaten

Twee kinderen bezoeken een voorschoolse instelling van Korein Kinderplein in Someren, drie kinderen met een Sinti achtergrond zijn na inschrijving niet verschenen op de locatie van inschrijving.

(12)

Van alle kinderen is bekend waarom zij geen gebruik maken van het VVE-aanbod. De gestelde ambitie van 80%-95% ‘voldoende’ wordt daarmee ruimschoots behaald.

Indicator 6 De VVE-geïndiceerde kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken wordt een gezinsgericht alternatief geboden

Voor de drie kinderen met een Sinti achtergrond is contact opgenomen met de ouders, vervolgens is contact opgenomen met JGZ en zij zijn op huisbezoek geweest, maar dit heeft er niet toe geleid dat kinderen deel gingen nemen aan VVE. Er zijn dus gezinsgerichte acties ondernomen gericht op het deelnemen aan het reguliere aanbod, waarvoor ouders zich hebben aangemeld. Aan kinderen die wel voor de voorschool zijn aangemeld, maar uiteindelijk niet komen wordt geen gezinsgericht alternatief geboden.

Voor deze indicator geldt voor deze monitorperiode nog geen ambitie.

Indicator 7 Er zijn minimaal 20 VVE-plaatsen voor VVE-geïndiceerde kinderen

Peuterspeelzaal Pinkeltje heeft zo’n 22 VVE-plaatsen beschikbaar. Bij Korein Kinderplein zijn alle plaatsen VVE-plaatsen. Er zijn dus meer dan 20 VVE-plaatsen beschikbaar.

De gestelde ambitie van 95-100% ‘goed’ wordt behaald.

Indicator 8 Alle voor- en vroegscholen bieden voor- en vroegschoolse educatie

Voor de voorscholen: zie ook indicator 13. Alle voorscholen zijn gecertificeerd voor VVE.

Drie van de vroegscholen4 werken met een VVE-programma. De vroegscholen die niet werken met een VVE-programma werken met eigen thema’s (1), met Schatkist (2), Schatkist gecombineerd met eigen thema’s (1) of DaVinci (1). Hun aanbod is gebaseerd op de kerndoelen die ook de basis vormen van een VVE-programma. Het aanbod is betekenisvol en erop gericht de ontwikkeling voor taal, rekenen, motoriek en op sociaal-emotioneel gebied te stimuleren. Er wordt daarbij gedifferentieerd gewerkt. Elf van de zeventien (65%) locaties bieden dus een formeel VVE-programma. Alle vroegschoolse locaties bieden aanbod dat is gericht op het bereiken van de kerndoelen.

4 Dit zijn de drie VVE-vroegscholen.

(13)

Op alle voorschoolse groepen staan ten minste twee voldoende geschoolde pedagogisch medewerkers op een VVE-groep (zie indicatoren 14 en 15).

Op basis van het beschikken over een formeel VVE-programma wordt de gestelde norm van 80-95% ‘voldoende’ niet behaald op de vroegschool en daardoor niet voor Asten als geheel.

100% van de vroegschoolse locaties beschikt over een programma waarin gedifferentieerd wordt gewerkt aan het bereiken van de kerndoelen.

Indicator 9 Alle kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar maken gebruik van een voorschoolse voorziening

In totaal bezochten 289-290 kinderen in deze periode een voorschoolse voorziening (indicator 3). Het totaal aantal kinderen in de gemeentelijke basisadministratie in deze leeftijdsgroep is 357 (indicator 1). Dat betekent voor alle peuters in Asten een bereik van 81%.

Voor deze indicator geldt voor deze monitorperiode nog geen ambitie.

Indicator 10 Alle 2,5 tot 4 jarige kinderen volgen een VVE-programma van tenminste twee dagdelen per week

Alle kinderen die een voorschool bezoeken, doen dit tenminste voor twee dagdelen. Op alle voorschoolse locaties wordt een gecertificeerd VVE-programma geboden (zie indicator 13).

Voor deze indicator geldt voor deze monitorperiode nog geen ambitie.

Indicator 11 De VVE-geïndiceerde kinderen (2,5 tot 4 jaar) volgen een VVE-programma van 4 dagdelen per week

Alle VVE-geïndiceerde kinderen die een voorschool bezoeken, doen dit tenminste voor 11 uur, verdeeld over soms drie, doorgaans vier tot vijf dagdelen. Op alle voorschoolse locaties wordt een gecertificeerd VVE-programma geboden (zie indicator 13).

De gestelde ambitie van 80-95% ‘voldoende’ wordt behaald.

(14)

Kwaliteit

Condities

Indicator 12 De VVE-locaties hebben VVE beschreven en uitgewerkt in het locatieplan

De drie VVE-locaties hebben één of twee locatieplannen. Alle locaties hebben een locatieplan voor de periode 2016-2020, twee locaties hebben daarnaast ook een locatieplan voor het jaar daarvoor (2015-2016).

In de volgende monitorperiode komt er een vierde VVE-locatie bij: locatie Heusden.

De gestelde ambitie van 80 tot 100% ‘voldoende’ wordt ruimschoots behaald.

Indicator 13 De met de uitvoering van VVE belaste voorschoolse voorzieningen zijn VVE gecertificeerd en als zodanig opgenomen in het landelijk register

De basiskwaliteitseisen voor VVE betreffen de volgende onderwerpen:

 de omvang van de voorschoolse educatie (minimaal aantal uren per week);

 het aantal beroepskrachten en groepsgrootte;

 de kwaliteit van beroepskrachten (opleiding gericht op voorschoolse educatie en onderhoud van kennis en vaardigheden tijdens het werk);

 het gebruik van een voorschools educatieprogramma.

De GGD-inspecteur toetst middels domein 8 of een locatie die door de gemeente gesubsidieerde voorschoolse educatie aanbiedt voldoet aan deze basiskwaliteitseisen.

De uitgevoerde beoordelingen hebben allemaal buiten de monitorperiode plaatsgevonden.

Omdat dit de meest recente gegevens betreft, zijn deze toch in deze monitor opgenomen.

Alle locaties zijn eind 2016 of begin 2017 positief beoordeeld door de GGD.

(15)

De gestelde ambitie van 100% ‘goed’ wordt behaald.

Indicator 14 De in de gecertificeerde voorschool werkende pedagogisch medewerkers beschikken aantoonbaar over mondeling taalniveau en lees- en luistervaardigheid 3F

Er zijn 26 pedagogisch medewerkers (14 werkzaam bij Korein Kinderplein en 12 bij peuterspeelzalen Pinkeltje). Zij beschikken allen over het gewenste taalniveau.

(16)

De ambitie 90-100% ‘goed’ wordt op alle drie de deelgebieden door zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagverblijven behaald.

Indicator 15 De in de gecertificeerde voorschool werkende pedagogisch medewerkers beschikken aantoonbaar over schriftelijk taalniveau 2F

De ambitie 90-100% ‘goed’ wordt door zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagverblij- ven behaald.

(17)

Indicator 16 Iedere in de voorschool werkende pedagogisch medewerker wordt ondersteund door een HBO-opgeleide medewerker

Op 89% van de locaties kan door de voorschool een beroep worden gedaan op een HBO- opgeleide medewerker. Gemiddeld kan beroep worden gedaan op 2,25 HBO-opgeleide medewerker per locatie (range 0-5). De aan de voorschool verbonden HBO-opgeleide medewerkers zijn: coördinator (4), teamleider (3) of peuterleidster/pm-er(3). De aan de vroegschool verbonden HBO-opgeleide medewerkers zijn de directeur (1), IB’er (2), leerkracht groep 1-2 (2) of teamleider (1). Aan beide verbonden zijn: teamleider (1) en manager voorschool (1).

Voor deze indicator geldt voor deze monitorperiode nog geen ambitie.

Doorgaande lijn

Indicator 17 De VVE-geïndiceerde kinderen stromen door naar een VVE-vroegschool

Aan de locaties is gevraagd aan te geven hoeveel peuters doorstroomden naar een VVE- vroegschool of niet VVE-vroegschool. Van twee kinderdagverblijven is niet bekend hoeveel peuters zijn doorgestroomd naar de vroegschool, maar wel dat alle peuters doorstroomden naar een reguliere vroegschool. De overige zeven voorschoolse instellingen gaven aan dat 66 peuters zijn doorgestroomd naar de vroegschool, waarvan één buiten de gemeente Asten en één naar een medisch kinderdagverblijf.

 40 van de 64 peuters stroomden door naar een VVE-vroegschool (63%).

 24 van de 64 peuters stroomden door naar een niet VVE-vroegschool (37%).

De vraag die de voorschoolse locatie hebben beantwoord was gericht op de doorstroom van alle peuters, niet specifiek de VVE-geïndiceerde peuters. De kinderdagverblijven waarvoor de doorstroom niet bekend was ontvingen 12% van de geïndiceerde peuters. Het percentage geïndiceerde peuters dat doorstroomde naar een VVE-vroegschool is dus minimaal 63%*0,88=55% en maximaal 63%*1,12=71%.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet gehaald.

(18)

Indicator 18 Voor- en vroegschoolse locaties hanteren een genormeerd kindvolgsysteem

Vervolgens is gevraagd welke kindvolgsystemen worden gebruikt (meerdere antwoorden mogelijk):

Alle voorscholen gebruiken KIJK. Ook op de basisscholen is dit het meest gebruikte volgsysteem. Bij ‘anders’ werd eigen registratiesysteem genoemd.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt ruimschoots gehaald.

Indicator 19 Voor- en vroegschoolse locaties hanteren een kindvolgsysteem dat op elkaar aansluit

De locaties die samenwerken is per partner gevraagd (24 samenwerkingsrelaties) naar de kwaliteit van de aansluiting van de kindvolgsystemen. Zij gaven allen aan dat de kindvolgsystemen op elkaar aansloten.

(19)

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt ruimschoots gehaald.

Indicator 20 Er is VVE-coördinatie tussen voor- en vroegschool

De locaties die samenwerken is per partner gevraagd (24 samenwerkingsrelaties) naar de kwaliteit van de coördinatie tussen voor- en vroegschool.

71% geeft aan dat de VVE-coördinatie tussen voor- en vroegschool tenminste voldoende is.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet gehaald.

(20)

Indicator 21 Er is VVE-coördinatie tussen voor- en voorschool

De voorschoolse locaties is per partner gevraagd (over 13 samenwerkingsrelaties) naar de kwaliteit van de coördinatie tussen voor- en voorschool.

62% van de locaties geeft aan dat de VVE-coördinatie tussen voor- en voorschool tenminste voldoende is.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet gehaald.

Indicator 22 De voorschool zorgt voor een warme overdracht voor VVE-geïndiceerde kinderen

Over de 24 samenwerkingsrelaties beoordeelt 87% de warme overdracht tenminste als voldoende. Dit geldt voor alle kinderdagverblijven. De landelijke richtlijn van minimaal 80%

wordt behaald.

De ambitie van 95 tot 100% ‘goed wordt niet gehaald.

(21)

Indicator 23 Het aanbod (VVE methodiek) van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

Over de 24 samenwerkingsrelaties beoordeelt 71% de afstemming van het aanbod tenminste als voldoende. Ruim twee derde daarvan (50% van het totaal) wordt gezien als een voorbeeld voor anderen.

De ambitie van 50 tot 75% ‘voldoende’ wordt behaald.

Indicator 24 Het pedagogisch klimaat en educatief handelen van de voor- en vroegschoolse partners zijn op elkaar afgestemd

Het pedagogisch klimaat is bij 42% van de samenwerkingsrelaties tenminste voldoende op elkaar afgestemd.

De ambitie van 50 tot 75% ‘voldoende’ wordt niet behaald.

Het educatief handelen is bij 58% van de samenwerkingsrelaties tenminste voldoende op elkaar afgestemd.

De ambitie van 50 tot 75% ‘voldoende’ wordt behaald.

(22)

Indicator 25 De voor- en vroegschoolse partners gaan op vergelijkbare manier met ouders om

De omgang met de ouders is bij 67% van de samenwerkingsrelaties tenminste voldoende vergelijkbaar.

De ambitie van 50 tot 75% ‘voldoende’ wordt behaald.

Indicator 26 De begeleiding en zorg zijn bij de voor- en vroegschoolse partners op gelijke wijze georganiseerd

De organisatie van de begeleiding en zorg is bij 78% van de samenwerkingsrelaties tenminste voldoende vergelijkbaar. Leden van de beleidsgroep geven aan dat de hulp van IB’ers door de voorschool ingeroepen kan worden en dat er gezamenlijk zorgoverleg plaatsvindt. Hoewel dit leidt tot voldoende afgestemde begeleiding en zorg, constateren zij wel een verschil in beleving over hoe zorg en begeleiding in de voor- en vroegschool wordt vormgegeven.

De ambitie van 50 tot 75% ‘voldoende’ wordt ruimschoots behaald.

(23)

Educatief partnerschap

Indicator 27 Er staat gericht locatiegericht ouderbeleid op papier

30% van de locaties geeft aan het ouderbeleid ten minste voldoende op papier te hebben.

De ambitie van 50 tot 75% ‘voldoende’ wordt niet behaald.

Indicator 28 De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden geïnformeerd over de organisatie en doelstelling van de voor- en vroegschoolse educatie

De informatievoorziening over VVE is bij 64% van de samenwerkingsrelaties tenminste voldoende.

De vertegenwoordigers van de voorschool geven aan dat de oorzaak voor dit lage percentage kan liggen in de taalbarrière en/of in het feit dat ouders geïnformeerd moeten worden over hoe de financiën rondom de aanvraag van VVE werken, wat een lastige materie blijkt. Dat laat weinig tijd en/of aandacht over voor de inhoud van VVE. De vertegenwoordigers van de vroegscholen geven aan dat scholen ouders informeren over de zorg voor hun kind in het algemeen. VVE maakt daar onderdeel van uit, maar wordt dus niet apart benoemd.

De ambitie van 95-100% ‘goed’ wordt niet behaald.

Indicator 29 De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden gestimuleerd om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten uit te voeren

Eerst is voor alle ouders gevraagd hoe het aanzetten tot stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen wordt beoordeeld, om zo een totaalbeeld te krijgen.

(24)

71% van de locaties beoordeelt het stimuleren van de ouders om thuis met de ontwikkeling van hun kind aan de slag te gaan tenminste voldoende.

Vervolgens is gevraagd hoe het stimuleren van ouders van VVE-geïndiceerde kinderen wordt beoordeeld.

63% van de locaties beoordeelt het stimuleren van de ouders om thuis met de ontwikkeling van hun VVE-geïndiceerde kind aan de slag te gaan tenminste voldoende. Opvallend is dat de voorscholen dit hoger en basisscholen dit lager beoordelen dan voor alle ouders. De peuterspeelzalen beoordelen dit zelfs 100% voldoende.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt voor Asten als geheel niet behaald. De peuterspeelzalen behalen deze ambitie echter wel.

Vervolgens is nagegaan wat het bereik naar inschatting van de locaties is. Ook hier is eerst naar het totaalbeeld gevraagd.

(25)

Geen van de locaties geeft aan (bijna) alle ouders te bereiken. 35% van de locaties bereikt 60-90% van alle ouders en nog eens 24% bereikt 30-60% van de ouders. Het valt op dat de voorschoolse locaties een slecht beeld hebben van het bereik.

Ook nu valt het verschil met het totaalbeeld op. Maar 16% schat in dat 60-100% van de ouders van VVE-geïndiceerde kinderen thuis de ontwikkeling stimuleert. Op de basisscholen schat men het stimuleren van de ontwikkeling thuis lager in dan voor alle kinderen, op de peuterspeelzalen wat hoger.

(26)

Indicator 30 De ouders van VVE- geïndiceerde kinderen participeren in VVE-activiteiten in de voor- en vroegschool

Eerst is gevraagd hoeveel keer per jaar de locatie ouderactiviteiten organiseert. 60% van de locaties organiseert ten minste één ouderactiviteit per kwartaal. De basisscholen organiseren het meest ouderactiviteiten.

Vervolgens is gevraagd welke soorten ouderactiviteiten worden georganiseerd.

De respondenten konden meerdere antwoorden aankruisen. Bij ‘anders’ is ingevuld:

activiteiten waarin ouders iets speciaals komen doen, bijvoorbeeld muziek maken, wengesprek, overdrachtsgesprek als de kinderen naar school gaan, tussentijdse gesprekken met (doelgroep)ouders, biebbezoek, 10 minuten inloop bij het naar school brengen, instuderen van acts voor voorstellingen.

Ouderactiviteiten die zijn gerelateerd aan het thema in de groep (21%), informatieve themabijeenkomsten (19%) en openings- en afsluitingsactiviteiten bij thema’s worden het meest georganiseerd (19%), op elf of twaalf van de locaties.

Vervolgens is gevraagd hoeveel ouders naar schatting participeren in de ouderactiviteiten die worden georganiseerd.

(27)

Tot slot is aan de locaties met VVE-geïndiceerde kinderen gevraagd hoeveel ouders van VVE- geïndiceerde kinderen naar schatting participeren in de ouderactiviteiten die worden georganiseerd.

Eén locatie maakte de opmerking dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen weinig animo hebben voor algemene ouderactiviteiten, maar veel voor speciaal voor hen georganiseerde activiteiten. Op de helft van de locaties is onbekend hoeveel ouders van VVE-geïndiceerde kinderen deelnemen aan ouderactiviteiten. Dit betreft vooral de kinderdagverblijven.

Op 21% van de locaties participeert 60% of meer van de ouders van VVE-geïndiceerde ouders in de ouderactiviteiten.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet behaald.

(28)

Indicator 31 De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden minimaal twee keer per jaar formeel geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind (voorschool: minimaal drie gesprekken voor het kind 4 jaar wordt)

Alle basisscholen informeren de ouders ten minste drie keer per jaar formeel over de ontwikkeling van hun kind. Op de voorschool gebeurt dit ten minste één keer per jaar (peuterspeelzaal Pinkeltje Ommel is niet meegenomen in deze gegevens omdat daar geen geïndiceerde kinderen komen). Daarmee worden tussen 2,5 en 4 jaar niet de minimaal drie gesprekken gevoerd die voor het kind 4 jaar wordt moeten plaatsvinden. Totaal informeert 59% van de locaties de ouders van VVE-geïndiceerde kinderen ten minste twee maal per jaar of drie maal voor de peuter 4 jaar is geworden.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet behaald. Basisscholen behalen deze ambitie wel ruimschoots, peuterspeelzalen Pinkeltje precies.

Kwaliteitszorg

Indicator 32 Er wordt planmatig gewerkt aan VVE-verbeteractiviteiten

Twee basisscholen hebben aangegeven dat dit niet van toepassing is op hun locatie, omdat zij geen VVE-locatie zijn. Van de overige locaties beoordeelt 67% de planmatigheid van het verbeteren van VVE tenminste voldoende.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet behaald.

(29)

Indicator 33 De kwaliteit van VVE wordt jaarlijks systematisch geëvalueerd

60% van de locaties beoordeelt de jaarlijkse evaluatie van VVE tenminste met een voldoende.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt niet behaald.

Aan de locaties is gevraagd wie deze evaluatie uitvoert. De respondenten konden meerdere antwoorden aankruisen.

Bij ‘anders’ werd genoemd: 3x OB-leerkracht, 1x GGD.

Op de basisscholen evalueren overwegend de directeur, IB’er en/of onderbouwleerkracht VVE. Op de voorschool is dit de manager of pedagogisch of VVE-coach.

Vervolgens is gevraagd welke onderdelen geëvalueerd worden. De respondenten konden meerdere antwoorden aankruisen.

Bij ‘anders’ is locatieplan ingevuld.

Voor zowel basisscholen, peuterspeelzalen als kinderdagverblijven zijn de onderdelen die

(30)

worden geëvalueerd redelijk gelijk verdeeld. Alleen de inrichting van de ruimte wordt bij de basisscholen minder geëvalueerd. De doorgaande lijn wordt overal het meest geëvalueerd.

Ten slotte is gevraagd aan wie er over de kwaliteit van VVE wordt gerapporteerd. Ook nu konden de respondenten meerdere antwoorden aankruisen.

Bij ‘anders’ is 3x GGD en 1x directie ingevuld.

Over het algemeen wordt het meest gerapporteerd aan de pedagogisch medewerkers. Op de basisscholen wordt het meest gerapporteerd aan de ouders.

Indicator 34 De kwaliteit van VVE wordt geborgd

De respondenten konden meerdere antwoorden aankruisen. Bij ‘anders’ is groepsplan ingevuld.

Alle voorschoolse en zes vroegschoolse locaties borgen de kwaliteit van VVE. Er werd(en) per locatie ten minste één en maximaal zeven van de bovenstaande manieren aangekruist.

Borging gebeurt het meest door via een kwaliteitsplan met borgingsdocumenten, gevolgd door functionerings- en beoordelingsgesprekken. Op de kinderdagverblijven wordt ook veel gebruik gemaakt van video-interactie.

In Asten borgt 88% van de locaties de kwaliteit van VVE. De ambitie van 80 tot 95%

‘voldoende’ wordt behaald.

(31)

Indicator 35 Er is een visie op onderwijs en VVE gekoppeld aan een analyse van de kindpopulatie

12% van de locaties geeft aan dat dit het geval is en nog eens 29% dat dit in ontwikkeling is.

Voorscholen die dit niet hebben, zijn dit ook niet aan het ontwikkelen. De vertegenwoordigers van de voorscholen geven aan dat er wel een analyse van de kindpopulatie is gemaakt, maar dat deze niet bekend is bij degenen die de vragenlijst voor de VVE-monitor hebben ingevuld. Als dit wordt verwerkt ziet de afbeelding er zo uit en verandert de 12% in 59%.

De ambitie van 80 tot 95% ‘voldoende’ wordt in beide gevallen niet behaald.

(32)

Opbrengsten

De Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) heeft bepaald dat schoolbesturen en gemeenten resultaatafspraken maken voor wat betreft de vroegschoolse educatie. Voor deze monitorperiode zijn de volgende resultaatafspraken afgeleid uit de resultaatafspraken die voor 2014 tot 2016 met de basisscholen het Talent en ’t Lover in december 2013 zijn gemaakt:

Indicator 36

80 tot 100% van de VVE-geïndiceerde kinderen in groep 2 laten op de toets Taal voor Kleuters in de vaardigheidsscores tussen E1 en E2 een toename zien van minimaal 13 punten.

(=120% van de landelijk gemiddelde groei).

Indicator 37

60 tot 80% van de VVE-geïndiceerde kinderen in groep 2 laten op de toets Taal voor Kleuters in de vaardigheidsscores tussen E1 en E2 een toename zien van minimaal 15 punten

(=140% van de landelijk gemiddelde groei)

Doelgroepleerlingen in groep 2 in 2015-2016

Onderstaande leerlingen zijn afkomstig van twee basisscholen (’t Lover en Het Talent)

Aantal kleuters Daarvan met gewicht Toetsgegevens compleet

VVE-indicatie JGZ 3 3 3

Indicatie door school 9 6 6*

TOTAAL 12 9 9

* een kleuter was niet toetsbaar, van twee kleuters zijn alleen toetsgegevens eind groep 2 beschikbaar.

De beleidsgroep geeft aan dat dit aantal hoger moet liggen, maar mogelijk nu lager is door het niet registreren van geïndiceerde kleuters.

Resultaten

In de dwarsdoorsneden is te zien dat het percentage zeer taalzwakke kleuters (normcategorie V) eind groep 2 gedaald is met 10% en verschoven is naar taalzwak (IV). Het percentage kleuters dat een gemiddelde (III) tot bovengemiddelde taalvaardigheid (II en I) laat zien op de toets Taal voor Kleuters is ongeveer gelijk gebleven (20%), maar de 10% taalsterke kleuters eind groep 1 (II) heeft zich versterkt tot zeer taalsterk (I).

56% van de doelgroepkleuters behaalt de resultaatdoelstelling zoals beschreven in indicator 36.

De ambitie dat 80-100% deze groei realiseert is niet behaald.

44% van de doelgroepkleuters behaalt de resultaatdoelstelling zoals beschreven in indicator 37.

De ambitie dat 60-80% deze groei realiseert is niet behaald.

(33)

Conclusie

In de onderstaande tabellen is voor elk van de prestatie indicatoren aangegeven welke norm de gemeente Asten zich stelt (kolom ‘norm’) en op welk moment deze normen vanuit de gestelde ambities ‘voldoende’ en

‘goed’ gerealiseerd moeten zijn (kolom ‘ambities). De mate waarin de norm is bereikt, is weergegeven middels een groene, rode of grijze arcering:

 groene arcering betekent dat de norm ‘goed’ is behaald,

 oranje arcering betekent dat de norm ‘voldoende’ is behaald,

 rode arcering betekent dat de norm ‘voldoende’ nog niet is behaald,

 grijze arcering betekent dat de indicator nog niet te beoordelen is.

De percentages geven steeds aan hoeveel procent van de ambitie is gerealiseerd.

Stand van zaken ten aanzien van de ambities

Toeleiding en bereik Norm Ambitie

2016 2017 2018

1. De Zorgboog indiceert de kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die voldoen aan de brede doelgroepdefinitie (indicatieformulier)

95 tot 100% goed 90 tot 95% voldoende 0 tot 90% onvoldoende

G G G

2. Bij de VVE-geïndiceerde kinderen verzorgt de Zorgboog de toeleiding naar een

gecertificeerde voorziening voor VVE

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V G G

3. De VVE- geïndiceerde kinderen nemen deel aan voor- en vroegschoolse educatie

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

89-93% G G

4. Van VVE- geïndiceerde kinderen is bekend welke voorschoolse voorziening zij bezoeken

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

5. Van de VVE- geïndiceerde kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken is bekend om welke reden zij dit nalaten

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

6. De VVE- geïndiceerde kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken wordt een gezinsgericht alternatief geboden

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

100% V G

7. Er zijn minimaal 20 VVE-plaatsen voor VVE- geïndiceerde kinderen

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

G

>40 G 8. Alle voor- en vroegscholen bieden voor- en

vroegschoolse educatie

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

voor 100

% V

65

%

G G

vroeg 38

% 9. Alle kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar

maken gebruik van een voorschoolse voorziening

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

81% V G

10. Alle 2,5 tot 4 jarige kinderen volgen een VVE- programma van tenminste twee dagdelen per week

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

100% V G

11. De VVE- geïndiceerde kinderen (2,5 tot 4 jaar) volgen een VVE-programma van 4 dagdelen per week

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

Kwaliteit: Condities Norm Ambitie

2016 2017 2018

12. De VVE-locaties hebben VVE beschreven en uitgewerkt in het locatieplan

100% goed

80 tot 100% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

13. De met de uitvoering van VVE belaste voorschoolse voorzieningen zijn VVE

gecertificeerd en als zodanig opgenomen in het landelijk register

100% goed

80 tot 100% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

G

100% G G

(34)

14. De in de gecertificeerde voorschool werkende pedagogisch medewerkers beschikken aantoonbaar over mondeling taalniveau en lees- en luistervaardigheid 3F

90 tot 100% goed 80 tot 90% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

G

100% G G

15. De in de gecertificeerde voorschool werkende pedagogisch medewerkers beschikken aantoonbaar over schriftelijk taalniveau 2F

90 tot 100% goed 80 tot 90% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

G

100% G G

16. Iedere in de voorschool werkende pedagogisch medewerker wordt ondersteund door een HBO-opgeleide medewerker

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

89% beleid + norm

in 2017 bepaalde

norm

Kwaliteit: Doorgaande lijn Norm Ambitie

2016 2017 2018

17. De VVE-geïndiceerde kinderen stromen door naar een VVE vroegschool

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

55-71% V G

18. Voor- en vroegschoolse locaties hanteren een genormeerd kindvolgsysteem

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

19. Voor- en vroegschoolse locaties hanteren een kindvolgsysteem dat op elkaar aansluit

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

100% G G

20. Er is VVE-coördinatie tussen voor-en vroegschool

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

71% V G

21. Er is VVE-coördinatie tussen voor-en voorschool

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

62% G G

22. De voorschool zorgt voor een warme overdracht voor VVE-geïndiceerde kinderen

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

G

87% G G

23. Het aanbod (VVE methodiek) van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

71% V G

24. Het pedagogisch klimaat en educatief handelen van de voor- en vroegschool zijn op elkaar afgestemd

75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

ped V

42% V G

educ V

58% V G

25. De voor- en vroegschool gaan op vergelijkbare manier met ouders om

75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

67% V G

26. De begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op gelijke wijze georganiseerd

75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

78% V G

Kwaliteit: Educatief partnerschap Norm Ambitie

2016 2017 2018

27. Er staat locatiegericht ouderbeleid op papier 75 tot 100% goed 50 tot 75% voldoende 0 tot 50% onvoldoende

V

30% V G

28. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden geïnformeerd over de organisatie en doelstelling van de voor- en vroegschoolse educatie

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

G

64% G G

29. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden gestimuleerd om thuis

ontwikkelingsstimulerende activiteiten uit te voeren

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

63% V G

(35)

30. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen participeren in VVE-activiteiten in de voor- en vroegschool

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

21% V G

31. De ouders van VVE-geïndiceerde kinderen worden minimaal twee keer per jaar formeel geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind (voorschool: minimaal 3 gesprekken voor het kind 4 jaar wordt)

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende

0 tot 80% onvoldoende V

59% V G

Kwaliteit: kwaliteitszorg Norm Ambitie

2016 2017 2018

32. Er wordt planmatig gewerkt aan VVE- verbeteractiviteiten

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

67% V G

33. De kwaliteit van VVE wordt jaarlijks systematisch geëvalueerd

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

60% V G

34. De kwaliteit van VVE wordt geborgd 95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

88% V G

35. Er is een visie op onderwijs en VVE gekoppeld aan een analyse van de kindpopulatie

95 tot 100% goed 80 tot 95% voldoende 0 tot 80% onvoldoende

V

12% V G

Opbrengsten Norm Ambitie

2016 2017 2018

36. De VVE-geïndiceerde kinderen in groep 2 laten op de toets Taal voor Kleuters in de

vaardigheidsscores tussen E1 en E2 een toename zien van minimaal 13 punten (=120% van de landelijk gemiddelde groei)

80 tot 100% goed 60 tot 80% voldoende

0 tot 60% onvoldoende G

56% G G

37. De VVE-geïndiceerde kinderen in groep 2 laten op de toets Taal voor Kleuters in de

vaardigheidsscores tussen E1 en E2 een toename zien van minimaal 15 punten (=140% van de landelijk gemiddelde groei)

80 tot 100% goed 60 tot 80% voldoende

0 tot 60% onvoldoende V

44% G G

Van de 37 indicatoren is er voor vier nog geen ambitie in deze periode (11%) en het behalen van één ambitie is niet te bepalen (3%). 17 ambities (46%) worden behaald, waarvan 8,5 (23%) hoger dan geambieerd. 15 ambities (41%) worden nog niet behaald.

(36)

Aanbevelingen

Uit de resultaten komt naar voren dat de ambities voor een aantal indicatoren nog niet worden behaald. Bij deze indicatoren zijn aanbevelingen geformuleerd.

Gemeente, Zorgboog/JGZ en GGD Toeleiding en bereik

 Zorg dat het systeem waarin de VVE-indicaties worden bijgehouden functioneert, zodat bepaald kan worden of alle peuters gezien worden voor indicatie (indicator 1).

 Registreer op welke van de vier kenmerken uit de doelgroepdefinitie de indicatie gebaseerd is, zodat acties en beleid zo gericht mogelijk op de doelgroep kunnen worden afgestemd (indicator 1).

 Overleg met partners van JGZ en voor- en vroegschool over toepassing van de doelgroepdefinitie, zodat onterechte indicering of onterecht niet indiceren afneemt (indicator 1).

Condities

 Ga in het nog te maken beleid uit van de landelijke richtlijn dat er ten minste één HBO-opgeleide medewerker beschikbaar is voor de ondersteuning van de pedagogisch medewerkers. Gezien de resultaten van de inventarisatie in deze monitor is dat haalbaar (indicator 16).

Opbrengsten

 De opbrengstambities liggen hoog. Stel deze in overleg met de betrokken besturen naar beneden bij. In grote gemeenten in deze regio behaalt de afgelopen twee jaar gemiddeld rond de 50% van de doelgroepkleuters de ontwikkeldoelstelling ‘120% groei van het landelijk gemiddelde’.

Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Bereik

 Zorg voor een nauwkeurige administratie van peuters die de voorschool bezoeken. Gegevens van de kinderdagverblijven waren deze monitor niet compleet beschikbaar. Daarbij is het belangrijk om unieke peuters in beeld te hebben: sommige peuters bezoeken zowel de peuterspeelzaal als het kinderdagverblijf (indicator 3).

Doorgaande lijn

 Houd bij naar welke vroegschool de (geïndiceerde) peuters doorstromen om te kunnen bepalen of zij VVE- aanbod blijven krijgen (indicator 17).

 Versterk de VVE-coördinatie tussen voor- en vroegschool en voor- en voorschool. Dit speelt een cruciale rol in het versterken van de doorgaande lijn (indicator 20 en 21).

 Versterk afstemming met de vroegschool over het pedagogisch klimaat en in mindere mate ook het educatief handelen. Denk hierbij aan gezamenlijk aanbod dat tegelijkertijd door zowel pedagogisch medewerkers als leerkrachten uit de onderbouw verzorgd wordt, zodat elkaars handelen gezien en bevraagd kan worden. Of voer daarvoor collegiale consultatie of intervisie uit. Leg gemaakte afspraken meteen vast voor borging en communiceer deze met ouders (indicator 24).

Educatief partnerschap

Alle aspecten van het educatief partnerschap vragen om ontwikkeling:

 Zorg dat er gezamenlijk locatiegericht ouderbeleid komt (indicator 27), gebruik hiervoor als vertrekpunt de analyse van de leerlingpopulatie (indicator 35).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen goed geïnformeerd zijn over de doelstellingen van VVE.

Leg in ouderbeleid vast hoe dit wordt georganiseerd en geëvalueerd (indicator 28).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen bereikt worden met activiteiten waarmee ze de ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en houd het bereik bij. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 29).

 Organiseer laagdrempelige ouderactiviteiten die aanspreken voor ouders van VVE-geïndiceerde kinderen.

Denk aan: thema- of nieuwsbrieven, meekijken op de groep, informele oudergesprekjes bij brengen en

(37)

programma, een spelinloop met peuters jonger dan 2,5 jaar waarin gespeeld wordt en pedagogisch medewerkers in gesprek kunnen gaan met ouders, thema uitvoeringen bij aanvang of afsluiting van een thema. Registreer het bereik van deze activiteiten. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 30).

 Zorg voor voldoende momenten waarop ouders geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun peuter, geef duidelijke informatie over de ontwikkeling, hoe ouders daaraan kunnen bijdragen en vraag ouders gericht om ontwikkelingsrelevante informatie over thuis (indicator 31).

Kwaliteitszorg

 Versterk vanuit een goede VVE-coördinatie gericht het gezamenlijk planmatig ontwikkelen van VVE. Kies jaarlijks één of twee onderwerpen en pak die grondig en vooral gekoppeld aan de praktijk aan (indicator 32).

 Evalueer ontwikkeld en geborgd VVE beleid. Doe dit met uitvoerders en samen met de vroegschool om een gezamenlijke taal te ontwikkelen die de doorgaande lijn versterkt (indicator 33).

 Maak –samen met de vroegschool- een analyse van de leerlingpopulatie als basis onder het beleid. Of, indien deze analyse gemaakt is: deel deze met de voor VVE verantwoordelijke uitvoerders en bespreek wat de implicaties voor het aanbod zijn (indicator 35).

Opbrengsten (indicator 36 en 37)

 Versterk het taalaanbod aan de doelgroeppeuters, zodat zij met een hoger basisniveau starten op de vroegschool. Zorg voor een betekenisvolle spelomgeving die uitdaagt tot spreken. Speel als pedagogisch medewerker mee: (a) wees op die manier model en (b) daag kinderen gericht uit tot spreken.

Vroegscholen Bereik

 Zorg dat in de groepsadministratie zichtbaar is welke leerlingen VVE-geïndiceerd zijn. Mogelijk is dit niet haalbaar vanwege privacywetgeving. Zorg dan voor een alternatieve manier dat (invallende) groepsleerkrachten zicht hebben op welke leerlingen vanuit en VVE-achtergrond behoefte hebben op extra rijk (taal)aanbod (indicator 1).

Condities

 Zorg dat er op alle basisscholen wordt gewerkt met een taalrijk/NT2 programma of VVE-programma (indicator 13).

Doorgaande lijn

 Versterk de VVE-coördinatie tussen voor- en vroegschool en voor- en voorschool. Dit speelt een cruciale rol in het versterken van de doorgaande lijn (indicator 20 en 21).

 Versterk afstemming met de voorschool over het pedagogisch klimaat en in mindere mate ook het educatief handelen. Denk hierbij aan gezamenlijk aanbod dat tegelijkertijd door zowel pedagogisch medewerkers als leerkrachten uit de onderbouw verzorgd wordt, zodat elkaars handelen gezien en bevraagd kan worden. Of voer daarvoor collegiale consultatie of intervisie uit. Leg gemaakte afspraken meteen vast voor borging en communiceer deze met ouders (indicator 24).

Educatief partnerschap

Alle aspecten van het educatief partnerschap vragen om ontwikkeling:

 Zorg dat er gezamenlijk locatiegericht ouderbeleid komt (indicator 27), gebruik hiervoor ook de analyse van de leerlingpopulatie (indicator 35).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen goed geïnformeerd zijn over de doelstellingen van VVE.

Leg in ouderbeleid vast hoe dit wordt georganiseerd en geëvalueerd (indicator 28).

 Zorg dat ouders van VVE-geïndiceerde kinderen bereikt worden met activiteiten waarmee ze de ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en houd het bereik bij. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 29).

 Organiseer laagdrempelige ouderactiviteiten die aanspreken voor ouders van VVE-geïndiceerde kinderen.

Denk aan: thema- of nieuwsbrieven, meekijken op de groep, informele oudergesprekjes bij brengen en

(38)

halen, leespromotie, verteltas of logeerkoffer, voorbeelden tonen bij thuisactiviteiten bij het VVE- programma, thema uitvoeringen bij aanvang of afsluiting van een thema. Registreer het bereik van deze activiteiten. Ouders die niet bereikt worden kunnen daardoor gerichter benaderd worden (indicator 30).

 Zorg voor goede gesprekken met ouders van VVE-geïndiceerde kleuters: geef duidelijke informatie over de ontwikkeling, hoe ouders daaraan kunnen bijdragen en vraag ouders gericht om ontwikkelingsrelevante informatie over thuis (indicator 31).

Kwaliteitszorg

 Versterk vanuit een goede VVE-coördinatie gericht het gezamenlijk planmatig ontwikkelen van VVE. Kies jaarlijks één of twee onderwerpen en pak die grondig en vooral gekoppeld aan de praktijk aan (indicator 32).

 Evalueer ontwikkeld en geborgd VVE beleid. Doe dit met uitvoerders en samen met de voorschool om een gezamenlijke taal te ontwikkelen die de doorgaande lijn versterkt (indicator 33).

 Maak –samen met de voorschool- een analyse van de leerlingpopulatie als basis onder het beleid. Of, indien deze analyse gemaakt is: deel deze met de voor VVE verantwoordelijke uitvoerders en bespreek wat de implicaties voor het aanbod zijn (indicator 35).

Opbrengsten vroegschool (indicator 36 en 37)

 Versterk het taalaanbod aan de doelgroepkleuters. Zorg voor een betekenisvolle spelomgeving die uitdaagt tot spreken. Speel als leerkracht mee: (a) wees op die model en (b) daag kinderen gericht uit tot spreken.

Vergroot indien mogelijk de lestijd voor taal voor taalzwakke doelgroepkleuters.

 Betrek ouders (of broers en zussen) hier waar mogelijk bij om thuis ook extra aandacht voor de taalontwikkeling te hebben.

Aanscherpingen voor de VVE-monitor van 2016-2017

Vragenlijst Toeleiding en bereik

Als voor- of vroegscholen aangeven dat er sprake is van herindicering, vraag dan door naar de reden (is de voorschool wel bezocht, maar zonder indicatie, betreft het statushouders die geen voorschool hebben bezocht, of zijn er andere redenen). Doel hierbij is het scherper zicht krijgen op doelgroepkinderen die geen voorschool hebben bezocht, zodat daar met aanbevelingen, acties en beleid gericht op in gespeeld kan worden (indicator 1).

Vragenlijst kwaliteit

 Richt de vraag over doorstroom van peuters naar een VVE-vroegschool alleen op de geïndiceerde peuters, niet op alle peuters (indicator 17).

 Voeg de vragen toe over VVE-activiteiten waarin ouders van VVE-geïndiceerde kinderen kunnen participeren (indicator 30) en wat het bereik daarvan is. Deze vragen zijn voor deze monitor apart nagezonden, wat niet prettig was voor de respondenten en tot enige vertraging in de oplevering van de monitor heeft geleid.

(39)

Bijlage 1

Methode toeleiding en bereik en kwaliteitsindicatoren

Dataverzameling

Dataverzameling in het kader van de indicatoren ‘Toeleiding en bereik’ heeft plaatsgevonden via de gemeente Asten en de Zorgboog. In overleg zijn de gevraagde gegevens aangeleverd.

De contactpersonen op de 17 locaties hebben een digitale vragenlijst ontvangen. In deze vragenlijsten zijn de relevante indicatoren bevraagd5. Alle betrokken locaties (zie bijlage 2) hebben de vragenlijst ingevuld geretourneerd. Waar noodzakelijk zijn de contactpersonen van een locatie via e-mail benaderd voor verduidelijking of aanvulling van hun antwoorden.

Data analyse

Over de aangeleverde gegevens zijn steeds percentages berekend over het aantal locatie waarvoor een vraag van toepassing is of over het totaal van de samenwerkingsrelaties waarvoor de vraag beantwoord was. Dit is gedaan voor Asten als totaal, de basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Om het behalen van de ambities te bepalen zijn de resultaten zijn voor Asten als totaal afgezet tegen de norm behorende bij de ambities voor 2015-2016.

Er zijn verschillende soorten vragen gesteld:

 Vragen naar aantallen (bv. Hoeveel VVE-geïndiceerde kinderen?)

 Vragen naar een inschatting van aantallen, te beantwoorden op de volgende schaal: ‘onbekend’, ‘<30%’,

’30-60%’, ‘60-90%’, ‘(bijna) alle ouders’ (bv. Hoeveel ouders van VVE-geïndiceerde kinderen voeren thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten met hun kind uit?) Voor het bereiken van de ambitie is gekeken naar de som van het percentage dat antwoordde: ‘60-90%’ en ‘(bijna) alle ouders’.

 Vragen waarin met ‘ja’, ‘nee’ of ‘in ontwikkeling’ geantwoord kon worden (bv. Sluit het kindvolgsysteem van de voor- en vroegschool op elkaar aan?) Voor het bereiken van de ambitie is gekeken naar het percentage dat ‘ja’ antwoordde.

 Vragen waarin een kwalitatief oordeel kon worden gegeven met behulp van de volgende antwoorden:

‘noodzakelijk verbeterpunt’, ‘wenselijk verbeterpunt’, ‘voldoende’ en ‘voorbeeld voor anderen’ (bv. De wijze waarop onze locatie planmatig werkt aan verbeteractiviteiten VVE is (een)…). Voor het bereiken van de ambitie is gekeken naar de som van het percentage dat antwoordde: ‘voldoende’ en ‘voorbeeld voor anderen’.

 Vragen waarin ter toelichting concrete invullingen gegeven konden worden door het aanklikken van mogelijkheden of het aanvullen daarvan via de optie ‘anders’ (bv. De volgende onderdelen worden geëvalueerd:…).

Methode opbrengsten

Dataverzameling

De contactpersonen uit de VVE-werkgroep hebben voor alle scholen in hun bestuur de gegevens aangeleverd in een vooraf verstrekt digitaal format. Zij gaven daarin voor alle leerlingen uit groep 2 2015-2016 aan:

- van welke school de leerling afkomstig is,

- of de leerling geïndiceerd is door JGZ of door school als doelgroepleerling wordt gezien, - of de leerling gewicht heeft,

- de toetsscores op de toets taal voor kleuters eind groep 1 en eind groep 2 (vaardigheidsscore en bijbehorend normniveau).

Data analyse

Alle doelgroepleerlingen zijn meegenomen in de analyse. Voor elk van de leerlingen is het verschil tussen de vaardigheidsscore eind groep 1 en eind groep 2 berekend. Dit verschil is vergeleken met de in de indicatoren

5 De vragenlijsten zijn niet opgenomen in de rapportage om de omvang hiervan te beperken. Zij zijn in bezit van de deelnemende locaties en alle vragen zijn verwerkt in de rapportage bij de indicatoren. Indien gewenst zijn de vragenlijsten op te vragen bij de onderzoeker via mirandapeeters@bco-onderwijsadvies.nl.

(40)

genoemde verschillen. Het percentage dat de beoogde groei heeft gerealiseerd is berekend. De procentuele verdeling over de normcategorieën op beide toetsmomenten is ter illustratie toegevoegd.

(41)

Bijlage 2

Overzicht van respondenten en de samenwerkingsrelaties die zij in de vragenlijst benoemden

Bassischool Peuterspeelzaal Kinderdagverblijf

Basisschool Antoniusschool Peuterspeelzaal Pinkeltje Heusden Korein Kinderplein Heikamperweg Basisschool St. Bonifatius

Bassischool De Horizon Peuterspeelzaal Pinkeltje Ostadelaan Korein Kinderplein Jan van de Diesduncstraat Basisschool St. Lambertus

Basisschool ’t Lover Peuterspeelzaal Pinkeltje ‘t Lover

Basisschool Het Talent Peuterspeelzaal Pinkeltje Het Talent Korein Kinderplein Asterstraat Basisschool Het Toverkruid Peuterspeelzaal Pinkeltje Ommel

Basisschool Voordeldonk

Korein Kinderplein Molenstraat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De leiding van het kinderdagverblijf brengt niet in beeld of de peuters zich voldoende ontwikkelen voor ze naar groep 1 van de basisschool... gaan.De leiding van het

In dit rapport is geconcludeerd dat de het VVE beleid van de gemeente Goirle op een aantal vlakken moet worden aangevuld en zijn er verbeterpunten geformuleerd.. Tevens gaf

Taking steps from an early age to improve childhood education skills could raise overall population levels of academic achievement by as much as 5%, and reduce socioeconomic

De VVE-toeleiders, ook brugfunctionarissen in informele kring, moeten ouders goed duidelijk kunnen maken dat het leren van een tweede taal bij jonge kinderen niet ten koste gaat

proceskwaliteit op elk moment sterk vergelijkbaar was. Immers, niet alle leerkrachten werden bij elke ronde van dataverzameling geobserveerd, waardoor het moeilijk vast te stellen

Het leertraject omschrijft immers welke vaardigheden essentieel zijn om ook maar enige kans op aanwerving te maken en wel- ke vaardigheden tijdens de eerste maanden na aanwerving

Signaleer aan de hand van beeldmateriaal risico's voor duikers en beschrijf welke veiligheidsmaatregelen de bevelvoerder moet nemen.

Omdat wij het beste voor onze leerlingen willen en hen het beste willen bieden, werken we met professionals en als professionals.. Ook onze medewerkers verbreden hun horizon