• No results found

Staatssteunregeling

In document Arbeidsmigranten: Grensverleggend (pagina 47-49)

HOOFDSTUK 4 KADERS VOOR BIJDRAGE CORPORATIES

4.2 Staatssteunregeling

Sinds 1 januari 2011 geldt voor de Nederlandse woningcorporaties dat 90% van de vrijgekomen woningen, inclusief nieuwbouw, met een maximale kale huur van € 664,66 (peildatum 1-1-2011) toegewezen dient te worden aan woningzoekenden met een verzamelinkomen van maximaal € 34.085,- (peildatum 1-1-2011). Bij het toewijzen van 90% van de woningen dient, conform het Besluit Beheer Sociale Huursector [BBSH], rekening gehouden te worden met huishoudens die in aanmerking komen voor huurtoeslag (van der Laan, 2009). De overige 10% mag wel worden toegewezen aan woningzoekenden met een inkomen boven de € 34.085,-. Hierbij geldt echter wel dat voorrang verleend dient te worden aan de zogenaamde woonurgente groepen, zoals; gezinnen die vanuit gezondheidsredenen, veiligheid of uit sociaal oogpunt dringend behoefte hebben aan huisvesting, pas gescheiden mannen of vrouwen met kinderen enzovoorts. Het is aan de corporatie zelf, of indien er een huisvestingsverordening binnen de desbetreffende gemeente is vastgesteld in samenwerking met de gemeente, om verdere invulling hieraan te geven. Ten aanzien van het gekozen beleid geldt overigens wel een verantwoordingsplicht (van der Laan, 2009).

Conform het BBSH worden arbeidsmigranten als groep niet tot de speciale aandachtsgroep gerekend. Gezien hun kwetsbare positie als vreemdeling op de woningmarkt is het echter wel belangrijk om de mogelijkheden ten aanzien van het huisvesten van deze groep helder voor ogen te krijgen. Woningcorporaties kunnen, naast het bieden van onderdak aan permanente arbeiders uit het buitenland, ook een belangrijke rol vervullen bij het huisvesten van tijdelijke of semipermanente werklieden van buiten Nederland, de vraag is echter of dit als gevolg van deze nieuwe regelgeving ook in de toekomst nog mogelijk zal zijn.

De invoering van de staatssteunregeling voor woningcorporaties heeft ervoor gezorgd dat steun enkel nog mogelijk is indien er sprake is van zogenaamde ‘diensten van algemeen belang’ [DAEB]. De betreffende regeling is van tijdelijke aard, daar deze vooruitloopt op de Herzieningswet toegelaten instellingen. Deze wet bevat een herziening van de regels voor woningcorporaties (www.rijksoverheid.nl).

Arbeidsmigranten: Grensverleggend 48

In de tijdelijke regeling staat aangegeven voor welk soort activiteiten staatssteun is toegestaan. Het adequaat huisvesten van de doelgroep, het leveren van bepaalde diensten aan bewoners, infrastructuur rondom woongelegen en maatschappelijk vastgoed, de bouw-, instandhouding-, verbetering-, aankoop-, exploitatie- en verhuur van maatschappelijk vastgoed of huurwoningen, verbetering van de leefbaarheid zijn enkele voorbeelden van dergelijke activiteiten (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010).

In de toekomst dienen corporaties een (administratieve) scheiding aan te brengen tussen diensten van algemeen economisch belang en diensten die buiten dit gegeven vallen, dit is echter op moment van schrijven nog niet van toepassing, maar de verwachting is dat deze scheiding vanaf 1 januari 2013 aangebracht dient te gaan worden.

Het voor dit onderzoek meest relevante onderdeel van de tijdelijke regeling is dat 90% van de vrijgekomen sociale woningen moet worden toegewezen aan sociaal woningbehoevenden. Dit gegeven is het gevolg van afspraken tussen de Nederlandse overheid en de Europese Commissie over de staatssteun die aan woningcorporaties wordt toegekend, zo stellen Kromhout et al. in 2010.

Dergelijke ondersteuning vanuit de overheid kan echter resulteren in oneerlijke concurrentie met commerciële partijen zoals projectontwikkelaars. Als gevolg van dit gegeven verbiedt artikel 107 van het Verdrag inzake de Werking van de EU [VWEU] maatregelen die ondernemingen selectief economische voordelen kunnen opleveren. Vanuit de tijdelijke regeling worden de volgende activiteiten omschreven als staatsteun (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010):

 de reguliere en bijzondere projectsteun en saneringssteun vanuit het Centraal Fonds Volkshuisvesting [CFV];

 de verlaging van grondprijzen door gemeenten om zodoende de realisatie van DAEB mogelijk te kunnen maken;

 het overheidsvangnet, doormiddel van het borg staan voor leningen middels het Waarborgfonds Sociale Woningbouw [WSW].

Als gevolg van de 90% regeling zullen woningcorporaties het inkomen van de huurder in de toekomst moeten toetsen. Het vastgestelde verzamelinkomen dient derhalve zo veel mogelijk schriftelijk onderbouwd te worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de laatste aangifte bij de Belastingdienst, of een salaris- uitkeringsstrook (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010).

De bovenstaande regeling is niet bedoeld om commerciële activiteiten van woningcorporaties tegen te gaan. Ook de realisatie van woningen met een huurprijs boven de € 664,66 blijft in de toekomst toegestaan. Het is voor de woningcorporaties echter niet meer mogelijk om voor dit soort ontwikkelingen staatssteun te verkrijgen (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010).

Het is voor corporaties in theorie mogelijk om middels een omweg onder de DAEB regeling uit te komen voor huishoudens met een inkomen boven de € 34.085,-. In dit geval dient een woning verhuurd te worden met een huurprijs vlak boven de liberalisatiegrens van € 644,66, bijvoorbeeld € 665,- per maand. Conform dit gegeven valt deze woning niet in de 90% regeling voor DAEB. Vervolgens wordt de huur voor één of meerder jaren bevroren waardoor het object weer in de

Arbeidsmigranten: Grensverleggend 49

categorie DAEB valt, daar de liberalisatiegrens wel wordt geïndexeerd. Het moment van toewijzing is namelijk bepalend of het desbetreffende object al dan niet betrekking heeft op de regels omtrent staatsteun. Zodoende geniet echter met name de huurder van de voordelen, voor de corporaties gaat deze strategie enkel geld kosten in de vorm van misgelopen huurverhogingen en dergelijke. Woningcorporaties dienen vanaf heden dus rekening te houden met het feit dat voor bepaalde projecten geen borging door het WSW meer mogelijk is. Het aangaan van leningen voor activiteiten die niet tot DAEB gerekend worden dient sinds 1 januari 2011 te geschieden zonder WSW borging (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010). Het gevolg hiervan is dat woningcorporaties voor dergelijke projecten niet of nauwelijks nog tegen lagere rente geld kan lenen op de kapitaalmarkt, waardoor de ontwikkeling van deze projecten wordt bemoeilijkt.

In document Arbeidsmigranten: Grensverleggend (pagina 47-49)