• No results found

HOOFDSTUK 3 ARBEIDSMIGRANTEN IN NEDERLAND

3.7 Conclusie

De gastarbeiders en de arbeidsmigranten kunnen binnen deze context als één en dezelfde groep worden beschouwd, waarbij de gastarbeiders worden gezien als de groep buitenlandse werknemers die tot ongeveer de jaren ’90 naar Nederland zijn gekomen, dus met name de Turken, Marokkanen, Spanjaarden, Italianen enzovoorts. Werklieden uit MOE+ landen worden tegenwoordig over het algemeen arbeidsmigranten genoemd.

Vanuit historisch perspectief vertoont de huidige groep arbeidsmigranten uit MOE+ landen overeenkomsten met zowel de groep niet-westerse gastarbeiders, alsmede de groep werknemers uit Zuid-Europa. Qua opleidingsniveau neigt de groep namelijk meer naar de hoger opgeleide Zuid- Europese werknemers, maar op het gebied van gezinsmigratie lijkt men vervolgens weer meer op de met name Turkse- en Marokkaanse gastarbeiders. Dit houdt in dat de arbeidsmigrant anno 2011 niet tot één van de groepen uit het verleden kan worden gerekend. Gezien het gemiddelde

Arbeidsmigranten: Grensverleggend 44

opleidingsniveau van de MOE+ landers kan er dus worden verondersteld dat de groep werknemers na verloop van tijd terug zal gaan naar het land van herkomst om daar werk te gaan verrichten dat aansluit op de genoten opleiding. Dit zal gebeuren indien de economische vooruitzichten daar sterk verbeteren. Anderzijds duidt de gezinshereniging mogelijk op een permanent verblijf binnen de Nederlandse grenzen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een percentage van circa 14% voornemens is om in Nederland te blijven (Weltevrede, de Boom, Rezai, Zuijderwijk & Engbersen, 2009).

De afgelopen decennia zijn een drietal aspecten relevant geweest op het gebied van arbeidsmigratie, te weten:

 economische motieven;  sociale motieven;  culturele motieven.

De economische motieven zijn voor alle groepen het meest leidend geweest in de keuze om te migreren voor werk. Deze redenen sluiten ook nauw aan bij het verschil in werkaanbod tussen Nederland als gastland en de verschillende thuislanden zoals de MOE+ landen de afgelopen 10 jaar en de landen zoals Italië, Spanje, Turkije en Marokko in de decennia daarvoor. De relatief lage lonen die in Nederland werden en vaak nog steeds worden betaald aan buitenlandse werknemers zijn in relatie tot de lonen in het land van herkomst nog steeds hoog te noemen.

Gezien het feit dat de lonen in de mediterrane gebieden in de jaren ’70 stegen en er binnen de Nederlandse grenzen sprake was van een dalende conjunctuur, trokken veel van deze Zuid- Europese arbeiders terug huiswaarts. De met name Turkse- en Marokkaanse gastarbeiders bleven in Nederland, omdat de vooruitzichten in het land van herkomst slechter waren dan hier. In Zuid- Limburg zijn een relatief groot aantal arbeidsmigranten uit Polen permanent gebleven in Nederland met dezelfde beweegredenen als de Turkse- en Marokkaanse gastarbeiders.

Behalve de economische motieven zijn er ook sociale en culturele factoren van invloed op de keuze tot (arbeids)migratie. Denk bijvoorbeeld aan de gezinshereniging die met name in de jaren ’70 en ’80 resulteerde in een toename van mensen uit met name Turkije en Marokko. Er kan dus worden gesteld dat de motivatie tot arbeidsmigratie de afgelopen decennia niet of nauwelijks is veranderd. Enkel de buitenlandse werknemers uit het Middellandse zeegebied in de jaren ’50 tot ’70 hadden louter economische motieven om naar Nederland te migreren. Een belangrijke les die uit het verleden getrokken dient te worden is dat van alle groepen buitenlandse werknemers er een deel voornemens is om zich permanent in Nederland te vestigen.

Vanuit het voorgaande mag worden aangenomen dat er meerdere theorieën tegelijk van toepassing zijn op het motief om te migreren voor werk. Dit is reeds in het theoretisch kader aangegeven. Er zijn tal van overwegingen en deelmotieven aan te wijzen voor migratie. Derhalve kan worden gesteld dat dé arbeidsmigratietheorie niet bestaat, maar dat het een verzameling is van diverse theoretische invalshoeken op het gebied van migratie, waarbij met name de netwerktheorie, de New Economics of (Labour) Migration en de theorie van push en pulleffecten het meest leidend zijn binnen deze context.

Arbeidsmigranten: Grensverleggend 45

Kijkend naar de huisvesting van buitenlandse werknemers vroeger en nu, dan kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde leefomstandigheden in de afgelopen decennia zijn verbeterd. Er doen zich echter nog steeds misstanden voor ten aanzien van dit gegeven. Over het algemeen behoeft de huidige groep werknemers (evenals vroeger) geen luxe woning en / of inrichting. Tevens worden er nog steeds veel arbeidsmigranten met meerdere personen gehuisvest in een woning. Evident verschil met de vroegere huisvesting is, dat steeds meer werknemers in reguliere woningen worden gehuisvest. Het huisvesten in groepscomplexen komt ook nog voor, maar in de praktijk blijkt dat er op verschillende plaatsen weerstand is tegen dergelijke complexen. Deze weerstand komt enerzijds vanuit de lokale overheid en anderzijds vanuit de maatschappij. Voor Wonen Limburg liggen hier dus kansen, daar deze organisatie haar (leegstaande) (sociale) huurwoningbezit mogelijk kan verhuren aan deze doelgroep.

De rol voor woningcorporaties ten aanzien van het aanbieden van huisvesting was voorheen relatief beperkt. Belangrijkste reden voor dit gegeven was het feit dat de corporaties het in eerste instantie te druk hadden met het herstellen van het woningtekort als gevolg van de oorlog. Rond de jaren ’70 waren corporaties en gemeenten echter nog steeds niet bereid om zich te richten tot het huisvesten van buitenlandse werknemers.

Vergeleken met vroeger is de rol van zowel de woningcorporaties als de gemeente op het gebied van migrantenhuisvesting sterk gewijzigd. Zo is het bijvoorbeeld niet meer mogelijk om te discrimineren bij het toewijzen van een woning. Hierdoor zijn de kansen op de woningmarkt voor werknemers uit het buitenland sterk toegenomen in vergelijking met voorheen. Uit het onderzoek van Loeff is gebleken dat er tegenwoordig, vanuit de groep arbeidsmigranten, veel vraag is naar (sociale) huurwoningen. Dit gegeven schept uiteraard weer kansen voor Wonen Limburg om (leegstaand) bezit te exploiteren.

Het feit dat er zich echter nog steeds misstanden voordoen geeft aan dat het werk van zowel de woningcorporaties, alsmede de overheid nog lang niet klaar is. Het zijn namelijk deze twee partijen die voorop moeten lopen om het recht op adequate woonruimte voor eenieder ook waar te maken. De verzelfstandiging van de Nederlandse woningcorporaties heeft ertoe geleid dat deze organisaties in grote mate zelf kunnen bepalen waar de prioriteiten liggen. In gebieden met veel arbeidsmigranten kan dit bijvoorbeeld inhouden dat corporaties zich meer toespitsen op deze doelgroep. Woningcorporatie Wonen Limburg is zich bewust van de noodzaak van goede huisvesting voor eenieder en heeft het huisvesten van arbeidsmigranten opgenomen in het organisatiebeleid. De combinatie van een krimpende bevolking en een bovengemiddeld aantal arbeidsmigranten binnen het werkgebied heeft geleid tot dit gegeven.

Kijkend naar de in hoofdstuk 2 aan bod gekomen migratietheorieën, alsmede de informatie die in dit hoofdstuk aan bod is gekomen met betrekking tot beweegredenen voor arbeidsmigratie en de lange geschiedenis ten aanzien van dit gegeven, dan is het aannemelijk dat arbeidsmigratie ook in de toekomst aan de orde zal zijn binnen de Nederlandse staatsgrenzen. Gezien de welvarendheid van Nederland ten opzichte van vele andere landen is dit zowel theoretisch als praktisch gezien een plausibele aanname. Zolang er namelijk elders meer welvaart is, dan is de kans op arbeidmigratie aanwezig. Ook het feit dat veel gebieden in Nederland in de nabije toekomst te maken krijgen met bevolkingskrimp versterkt deze gedachte. Dit gebeurt omdat een krimpende bevolking leidt tot een

Arbeidsmigranten: Grensverleggend 46

krimpende beroepsbevolking, waardoor de kansen op de arbeidsmarkt voor arbeidsmigranten (mogelijk) toenemen.

Voor Wonen Limburg en andere woningencorporaties houdt dit in dat arbeidsmigranten de leegstand als gevolg van de krimp (deels) kunnen tegengaan, zowel nu als in de toekomst. De netwerktheoretische gedachte van Taylor kan een op positieve invloed hebben op Wonen Limburg ten aanzien van het huisvesten van deze groep mensen. Indien in het land van herkomst Wonen Limburg namelijk, als gevolg van reeds gevestigde netwerken, als adequate huisvester te boek staat dan liggen hier kansen om de (dreigende) leegstand van het woningbezit te reduceren. Arbeidsmigranten zijn zodoende mogelijk eerder geneigd om zich tot Wonen Limburg te wenden indien men naar Nederland komt.

Mede door de bevolkingskrimp waarmee de provincie Limburg en dus ook Wonen Limburg van doen heeft, ontstaan er voor het huisvesten van arbeidsmigranten nieuwe- en meer mogelijkheden. Een van die mogelijkheden is het huisvesten van deze groep mensen in het eigenwoningbezit van Wonen Limburg, dat als gevolg van de demografische krimp mogelijk leeg blijft staan. Met behulp van het reeds genoemde Arbitrage model zal deze mogelijkheid in het verloop van dit onderzoek nader worden uitgewerkt. Het Amerikaanse model zal zodoende worden omgezet naar een stad waarin de krimp al heeft toegeslagen en waar Wonen Limburg verspreid over de gehele stad veel bezit heeft. Uit het reeds verschenen onderzoek naar de woonwensen van arbeidsmigranten is duidelijk naar voren gekomen dat er voor Wonen Limburg afdoende kansen liggen op het gebied van arbeidsmigrantenhuisvesting. Volgens het onderzoek is er namelijk veel vraag naar huurwoningen in het lagere segment. In het verdere verloop van dit onderzoek zal worden bezien of de woonwensen van de onderliggende doelgroep ook stroken met de vanuit dit onderzoek geschikt bevonden huisvestingsvarianten.

Daar Wonen Limburg binnen haar beleid het huisvesten van arbeidsmigranten hoog op de maatschappelijke agenda heeft geplaatst, kan er tot slot worden gesteld dat deze mogelijke huisvestingsvariant op drie manieren aansluiting vindt bij de doelstellingen van de desbetreffende organisatie. Enerzijds worden zaken zoals leegstand en verpaupering van het eigenwoningbezit van de corporatie tegengegaan. Vervolgens wordt er gehoor gegeven aan het leveren van een bijdrage in het zoeken naar een oplossing voor een maatschappelijk vraagstuk. Dit vraagstuk speelt zowel binnen de organisatie, alsmede de provincie Limburg. En tot slot worden er inkomsten gegenereerd die, in geval van leegstand, anders mogelijk niet kunnen worden verworven. Dergelijke inkomsten kunnen vervolgens weer worden ingezet om andere maatschappelijke vraagstukken aan te pakken.

Arbeidsmigranten: Grensverleggend 47

In document Arbeidsmigranten: Grensverleggend (pagina 43-47)