• No results found

75sport, economische en sociale zaken. De middenklasse kan een belangrijke rol

In document Stad en stijging (pagina 77-81)

vervullen. De middenklasse zit in potentie in de stad zelf; de sociale stijgers in de wijk zijn de middenklasse van morgen. Het betekent dat sociale stijging en binding met elkaar kunnen samengaan. Hoe dat kan uitpakken in een nieuw stedelijke vernieuwingbeleid, daarover gaat hoofdstuk 4.

76

Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing

Stad en stijging

76

Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing

77

4 Een nieuwe koers voor de stedelijke

vernieuwing

4.1 Inleiding

Het Rijk staat de komende maanden voor een cruciale keuze: gaat ze op dezelfde weg door met het stedelijke vernieuwings- en grotestedenbeleid, stopt ze met specifiek beleid voor de steden, of slaat ze een nieuwe weg in? In dit hoofdstuk gaat de raad in op de vraag: welke inhoudelijke koers kan het stedelijke vernieu-wingsbeleid inslaan op basis van de inzichten van het perspectief van stijging en binding die in de vorige hoofdstukken zijn geschetst? De huidige koers wordt daarvoor eerst nauwkeuriger bekeken: ingegaan wordt op de doelen, de aanpak en de effecten van het huidige beleid.

4.2 Stedelijke vernieuwing in vogelvlucht

In de stadsvernieuwing van de jaren zeventig en tachtig is een forse inspanning geleverd om de woonkwaliteit van vooroorlogse en naoorlogse wijken te verbeteren. In de jaren negentig kreeg deze stadsvernieuwing een vervolg met ‘stedelijke ver-nieuwing’. Daarbij ging het nog steeds om de fysieke verbetering en vernieuwing van woningen en woonomgeving, aangevuld met doelen met een sociaal of eco-nomisch karakter: het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structureel kwaliteitsverhoging van dat stedelijk beleid (Ministerie van VROM, 2000). Binnen het stedelijke vernieuwingsbeleid zijn in de loop der jaren andere accenten gelegd. Aan de sociale effecten van fysieke ingrepen werd beleidsmatig steeds meer aandacht besteed, en er werd ook steeds meer van verwacht. Het lijkt er zelfs op dat de huidige (fysieke) stedelijke vernieuwing in de kern om het oplossen van sociale problemen gaat, hoewel de aard van die problemen en de relatie tussen fysieke maatregelen en sociale problemen door het Rijk nooit zijn verhel-derd (Hellinga, 2006: 134). De belangrijkste doelstellingen van de afgelopen jaren zijn: een goede en voldoende huisvesting van lagere inkomensgroepen, het verbeteren van de sociale en fysieke leefomgeving en het (opnieuw) binden van de midden en hogere inkomens aan de stad (Ministerie van VROM, 2006).

78

Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing

Stad en stijging

In lokaal stedelijk vernieuwingsbeleid kunnen de accenten anders worden gelegd of kunnen doelen anders worden geformuleerd. In veel stedelijke vernieuwings-wijken is de nadruk komen te liggen op het verbeteren van de leefbaarheid en de wens om een meer evenwichtige bevolkingssamenstelling te realiseren.

Een andere accentverschuiving was de nadruk op de tempoversnelling in de fysieke herstructurering. Om de voortgang van de stedelijke vernieuwing te stimuleren werd de 56-wijkenaanpak gestart (oorspronkelijk 50-wijkenaanpak). De aanleiding van deze aanpak was dat de herstructurering in de ogen van het ministerie te langzaam verliep.24 Voor 56 prioritaire wijken zouden extra instru-menten beschikbaar worden gesteld om de problemen het hoofd te bieden. Deze instrumenten waren: de aanwijzing van herstructureringszones,25

impulsteams,26 rekenmethodiek voor kosten en baten en financiële middelen (Impulsbudget).27 De fiscale herstructureringszones zijn niet gerealiseerd, de andere instrumenten wel. De prioriteitswijken werden door de dertig gemeenten van het grotestedenbeleid voorgedragen. Er is vooral gekozen voor wijken met een voorbeeldwerking en voor wijken waar de resultaten op korte termijn zicht-baar kunnen zijn. In die keuzes hebben vooral bestuurlijke argumenten een rol gespeeld. In de meeste wijken waren gemeenten, corporaties en marktpartijen al actief met de stedelijke vernieuwing. Gemeenten hebben zich verplicht tot het maken van concrete, meetbare prestatieafspraken met de corporaties. In die afspraken is sterk de nadruk komen te liggen op fysiek behaalde resultaten: verkoop van huurwoningen, aantallen sloop en nieuw te bouwen woningen voor met name hoge en middeninkomens. Daarnaast zijn er prestatieafspraken gemaakt om de leefbaarheid in wijken te verbeteren, woningen te renoveren, meer en betere voorzieningen te realiseren en meer kwaliteit in de openbare ruimte tot stand te brengen.

Het stedelijk vernieuwingsbeleid werd in de loop der jaren onder de paraplu van het grotestedenbeleid gebracht. De stedelijke vernieuwing kan worden gezien als de invulling van de fysieke pijler van het grotestedenbeleid: fysieke maatregelen werden nodig geacht om de stedelijke problemen aan te pakken. Het grote-stedenbeleid, gestart in 1995, beoogde de positie van de steden te versterken en te voorkomen dat binnen steden een tweedeling langs sociaal-economische,

24 Na twee jaar ISV was dertig procent van de geformuleerde doelstellingen gerealiseerd. 25 Dit zou voordeel opleveren op het vlak van fiscaliteit, regelgeving en herverkaveling. 26 In te zetten op momenten dat er zich knelpunten voordoen in de uitvoering.

27 Het Impulsbudget (€ 90 miljoen), afkomstig uit het ISV-budget, is voor een deel ingezet in 2005 voor de G4-gemeenten ten behoeve van knelpunten in de uitvoering. De meeste aanvragen waren gericht op tekorten op sociale voorzieningen, openbare ruimte en onverkoopbare koopwoningen. De G27-gemeenten komen in 2006 aan bod.

79

In document Stad en stijging (pagina 77-81)