• No results found

1 Voor meer informatie, zie:

4 Spaanse Voedselprijzenobservatorium

4.1 Aanleiding en doelstellingen

Het Spaanse Voedselprijzenobservatorium1 bestaat sinds 2000 en valt onder de

verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Voedsel en Milieu (Minis-

terio de Agricultura, Alimentación y Medio Ambiente, kortwegMAGRAMA) en het

Ministerie van Economie en Concurrentie (Ministerio de Economía y Competivi- dad, kortweg MINECO).

'Aanleiding waren de gespannen verhoudingen tussen ketenpartijen en ver- onderstelde grote marges bij sommige ketenpartijen. Het voedselprijzen ob- servatorium moest daarom transparantie in de keten vergroten, van boer tot en met consument en daarnaast een dialoog op gang brengen. Transparan- tie en dialoog worden gezien als voorwaarden om meer vertrouwen te cre- eren. Er is toen gekozen voedselprijzen in drie fasen van de voedselketen te monitoren. Aanvullende analyses moeten een licht werpen op de belangrijk- ste factoren die de prijzen beïnvloeden' (interview).

De informatie in deze en de volgende paragraaf is gebaseerd op OECD (2011) en MARM (2011), tenzij anders vermeld.

Naast de centrale overheid zijn regionale overheden bij het observatorium betrokken, en alle partijen in de voedselproductieketen evenals niet-

gouvernementele organisaties. Doelstellingen

De hoofddoelstellingen van het huidige observatorium zijn als volgt:

1. Het analyseren van de prijsopbouw in de voedselketen en de factoren die hierop van invloed zijn

2. Studies entameren die de ongelijke marktmacht2 verklaren;

3. Het bevorderen van een dialoog, beter begrip en samenwerking tussen verschillende belanghebbenden in de keten;

4. Beleidsvoorstellen doen aan de bevoegde overheidsdiensten, evenals aanbevelingen aan alle andere betrokken belanghebbenden.

1 http://www.magrama.gob.es/es/estadistica/temas/estadisticas-alimentacion/observatorio-precios/ 2 In Spanje wordt hiervoor de term 'onbalans' gebruikt.

59 'Tot de nieuwe taken van het observatorium gaat het signaleren van slechte

handelspraktijken behoren. Het prijsobservatorium wordt daarmee een "Food Supply Chain Observatory". De Mededingingsautoriteit kan zo nodig inge- schakeld worden voor handhaving. Deze nieuwe taak is vastgelegd in een wet, nu nog een concept. Een tweede conceptwet bevordert de samenwer- king van producenten, met name boeren. Het observatorium heeft hier geen speciale rol' (interview).

'De eerste concept wet - in Spanje spreekt men van "draft bill" - is een mo- derne mix van voorschriften en van het scheppen van voorwaarden voor zelfregulering van bedrijven. Het observatorium gaat er een belangrijke rol in spelen. Eind 2013 zou die wet van kracht moeten worden. De overheid wil er oneerlijke praktijken in de voedselketen mee terugdringen. De voorschrif- ten betreffen bijvoorbeeld de verplichting tot geschreven tweezijdige con- tracten bij transacties en het gedurende twee jaar bewaren van informatie over deze transacties. Verwacht wordt dat hierdoor bijvoorbeeld een eind komt aan de praktijk dat boeren toeleveren en dat ze achteraf een te lage prijs uitbetaald krijgen. Bedrijven in de keten kunnen "codes of practices" af- spreken. De overheid legt een register aan van deze afspraken.'

4.2 Activiteiten

Het huidige observatorium voert de volgende activiteiten uit:

1. Een wekelijkse rapportage over de prijsontwikkeling van 36 versproducten op drie punten in de voedselketen (boerderij, groothandel en retail). Een groot aantal producten betreft verse vis;

2. Uitgebreide analyses over de prijsopbouw en de prijsvorming in de ke- ten en de belangrijkste factoren die daarop van invloed zijn (zoals trends in de consumptie ontwikkeling, machtsonevenwichtigheden bin- nen de keten);

3. Het organiseren van een plenaire vergadering met alle betrokkenen; 4. Informatie verstrekken over de activiteiten, via de website van het ob-

servatorium en de nieuwsbrieven. 4.2.1 Wekelijkse rapportages

Het observatorium rapporteert op weekbasis de prijzen van 36 versproducten op drie niveaus van de keten: primaire producent, groothandel en detailhandel.

60

Vijftien van deze producten zijn vis en schaaldieren. De prijzen zijn naar volume gewogen gemiddelde prijzen gebaseerd op marktobservaties op verschillende geografische locaties. Bronnen voor de prijzen af-boerderij zijn MAGRAMA en het Departement voor de Statistiek. Voor de detailhandelsprijzen is de bron MINECO. De prijsverzameling op groothandelsniveau gebeurt via Empresa Naci- onal de Mercados de Abastecimiento (een netwerk van groothandelsmarkten en logistieke diensten, kortweg: Mercasa). Mercasa is een staatsonderneming. Ta- bel 4.1 geeft een overzicht van de prijsverzamelingsactiviteiten, waaronder die van Mercasa. De gegevens zijn via de openbare website beschikbaar.

De prijzen van MINECO worden verzameld door 336 surveillanten (ongeveer zes per stad in 56 steden). Er zijn 28 coördinatoren die deze surveillanten aan- sturen. Deze 56 steden zijn de provinciale hoofdsteden plus Vigo, Gijón, Tala- vera de la Reina en Jerez de la Frontera. De steden vertegenwoordigen 36% van de Spaanse bevolking. Daarnaast wordt ook scannerdata van Nielsen of IRI ge- bruikt. Van deze 336 surveillanten zijn er 32 die specifieke informatie leveren voor het observatorium.

4.2.2 Analyses

Naast de wekelijkse rapportages voert het observatorium studies uit naar de prijsstructuur en de prijsvorming van de 36 geobserveerde producten en andere producten, zoals melk, olijfolie en brood.

'De studies geven een beeld van de belangrijkste ketens in de sector1, de

productiefasen en processen per fase. Ze beschrijven ook de productiekos- ten per fase. De kosten liggen per bedrijf verschillend. Een minimum en een maximum wordt geformuleerd. De nettomarges kennen dus ook een mini- mum en maximum. Bijvoorbeeld in de olijfolieketen zijn de nettomarges af- boerderij -2 tot 7%' (interview).

Elke studie levert een plaatje van de prijsopbouw in de vorm van een consu- menteneuro opgesplitst in (gewogen gemiddelde) kosten en nettomarges per schakel. Van kosten op detail-niveau wordt een spreiding weergegeven, zie fi- guur 4.1.

1 Soms zijn er per product twee studies omdat er bijvoorbeeld twee typen productieketens zijn, zoals

61

Figuur 4.1 Prijsopbouw in de keten van olijfolie (bulk)

62

Tabel 4.1 Prijzen en bronnen in verschillende fasen van de keten

Fase Beschik-

baarheid

36 vers producten Vlees, fruit en

groenten

Verse vis Zwaardvis en diepvries-

producten

Zalm Primaire

productie

Vorm: Nationaal gewogen gemiddelde prijzen in €/ kg, €/doos of €/eenheid, exclusief btw

Nationaal gewogen gemiddel- de prijzen in €/kg

Nationaal gewogen gemid- delde prijzen in €/kg

Nationaal gewogen ge- middelde prijzen in €/ kg

Waar: Prijsnoteringen af-boerderijprijs door producenten of - organisaties, veilingen, handela- ren en slachthuizen.

Gate price (prijsnoteringen) door verantwoordelijke staf verzameld op 27 locaties langs de Spaanse kust (met uitzon- dering van de Balearen en de Canarische Eilanden).

Gate price gegeven door producentenorganisaties.

Gate price, importprijzen, voornamelijk uit Noorwe- gen.

Data collectie door:

Het Department voor de Statistiek, MAGRAMA

Groothandel Vorm: Nationaal gewogen gemiddelde groothandelsprijs in €/ kg of €/eenheid, exclusief BTW. Deze prijs omvat verliezen, transport en overige kosten gerelateerd aan distributie.

Waar: Prijsnoteringen in het netwerk van groothandelaren van Mercasa. Data collectie

door:

Mercasa.

Retail Vorm: Nationaal gewogen gemiddelde detailhandelsprijs in €/ kg, €/doos of €/eenheid, exclusief BTW.

Waar: Veldwerk uitgevoerd door waarnemers, bij speciaalzaken, supermarkten, hypermarkten en discounters in de provinciehoofd- steden. Standaard CPI methodologie wordt toegepast.

Data collectie door:

MINECO.

63 Aan de hand van dit type plaatjes kunnen conclusies getrokken worden over:

- het aandeel van de totale kosten in detailhandelsprijs;

- de totale winst die gedeeld wordt tussen alle spelers in de keten;

- de belangrijkste kostencomponenten op elk niveau in de keten en de sprei-

ding ervan;

- de verschillen in de distributiekanalen: traditionele tegenover niet-

traditionele;

- kwaliteitssegmentatie en de betekenis voor de toegevoegde waarde;

De werkmethode van deze studies bestaat uit: (i) een verzamelingsfase, waarin gegevens (kosten en marges) via interviews met de belangrijkste spelers in de keten verzameld worden (gebeurt op vrijwillige basis). Via de interviews worden de belangrijkste activiteiten en processen, evenals de belangrijkste ge- gevens over kosten en marges geïdentificeerd; (ii) een calibratiefase, waarin de bevindingen worden getoetst aan andere beschikbare data en studies, officiële secundaire en openbare bronnen en (iii) een validatie- en rapportfase, waarin de voorlopige resultaten worden voorgelegd aan de plenaire vergadering van het observatorium, samen met de belangrijkste spelers in de keten die meededen aan de interviews.

'De studies zijn geen statische survey, zo kun je ze niet zien. Het verschaf- fen van statistiek is geen doelstelling van het observatorium. Ze geven een beeld van de belangrijkste kostencomponenten en de prijsvorming in de ke- ten'. Het doel van deze studies is spelers in de voedselketen aan te moedi- gen en te betrekken bij de verbetering van hun prestaties door mee te doen aan een gezamenlijke analyse van hun kosten langs/in de keten, die grote invloed op de consumentenprijs kunnen hebben' (interview).

4.2.3 Plenaire vergadering

'Deze vergadering komt drie keer per jaar bij elkaar. Hierin zijn de over- heid(centrale en regionale), de producenten (boeren, voedselverwerkende industrie, de retail) en ook de consumentenorganisaties vertegenwoordigd. In de eerste vergadering van het jaar wordt afgesproken wat in de komende periode aan de orde zal komen. De resultaten van de studies worden in de plenaire vergadering besproken. Buiten deze vergadering organiseert het observatorium ook werkgroepen die zich richten op een bepaald product of een issue, of heeft men bilateraal contact als men informatie nodig heeft' (in- terview).

64

4.2.4 Output en informatieverstrekking

Op basis van de verzamelde gegevens produceert het observatorium:

- een website met de volledige wekelijkse tijdreeksen en verslagen en de uit-

gebreide analyses.1

- uitgebreide analyses naar de prijsopbouw en de prijsvorming van de 36 ge-

observeerde producten. Er zijn sinds de oprichting van het prijsobservatori- um 33 studies uitgevoerd (Estudio Base) en in de plenaire vergadering is afgesproken om 8 nieuwe studies en 11 updates uit te voeren.

- korte bijgewerkte verslagen: sinds 2000 zijn er 31 updates (Actualización)

uitgevoerd over:

- de belangrijkste trends van prijzen, productie en consumptie;

- veranderingen in de belangrijkste keten processen;

- nieuwe import/export ratios;

- voor de leden van het observatorium een speciale webdialoog voor informa-

tie over seminars, conferences en netwerken.

- adviezen aan de minister.

4.3 Kosten

De volgende kosten zijn gerelateerd aan het observatorium:

- een staf van 10 fte voor het observatorium, 4 fte op MAGRAMA zelf en 6 fte

bij Tragsatec (interview). Deze organisatie is een staatsonderneming die technische assistentie verleent aan het ministerie;

- materiële kosten voor een uitgebreide ketenanalyse door de staf: 10.000

euro per studie. In geval van een update worden alleen kosten en prijzen bij- gesteld. De kosten liggen dan lager (interview);

- 32 surveillanten die voor het observatorium werken. Deze prijzenverzame-

ling behoort tot de statistische reeksen die Spanje periodiek verzamelt.

- de website 1,5 fte;

- vergaderkosten (p.m.).

De totale personele lasten (op basis van Nederlandse kostenniveau) bedra- gen alleen al ruim 2,8 miljoen euro per jaar. Daarvan is 1,8 miljoen nodig voor additionele prijzenverzameling.

1 Zie: http://www.magrama.gob.es/es/estadistica/temas/estadisticas-alimentacion/observatorio-

65

4.4 Effecten

4.4.1 Overheid

'De resultaten van de analyses worden door MAGRAMA gebruikt: discussies over prijsvorming vinden meer gedocumenteerd plaats. Ook komt aan het licht waar de inefficiënties zitten in de keten, en dit levert aangrijpingspunten op voor beleid. Ook bij de stakeholders (ketenpartijen en consumenten) is er door de activiteiten van het observatorium meer bewustwording over het be- lang van transparantie.'

Bij het ministerie bestaat de indruk dat de stakeholders het werk van het ob- servatorium waarderen:

'Dat geldt ook voor consumentenorganisaties, hoewel de resultaten moeilijk zijn uit te leggen aan consumenten. Maar op de openbare website wordt zo- veel mogelijk uitgelegd in niet technische bewoordingen.'

'Er is veel discussie over de verdeling van opbrengsten in de keten. Voor- heen kon iedereen roepen dat er een probleem was, maar nu is er goede in- formatie. De studies laten zien waar de winst en het verlies liggen, wat niet altijd overeen komt met wat men verwacht. Je kunt toch wel concluderen dat er een groot probleem ligt bij de Spaanse primaire sector, omdat die voor een groot deel uit zeer kleine bedrijven bestaat. Daar staat een zeer gecon- centreerde distributiesector tegenover. De vijf grootste retailbedrijven heb- ben 41,5% van de Spaanse omzet in levensmiddelen. Mercadona alleen al heeft een aandeel van 19,5%. Wat de versproducten aangaat, wordt overi- gens nog 53% van de omzet gerealiseerd in de speciaalzaken of traditionele buurtwinkels.'

Het gaat steeds om drie problemen in de discussies:

- het gebrek aan transparantie: dit is opgelost door het observatorium.

- de onbalans tussen de retail en de rest van de keten. Dit probleem bestaat

nog. Het (eerste) nieuwe wetsvoorstel probeert aan slechte handelspraktij- ken een eind te maken.

- het structuurprobleem, zoals bij de primaire sector geconstateerd is. Het

66

De ambitie van het voedselprijzen observatorium is enerzijds, in de lijn met de huidige opdracht, nieuwe studies opzetten (bijvoorbeeld over wijn en over korte distributieketens en updates maken van de bestaande studies) en ander- zijds de nieuwe functie realiseren, zoals die in de eerste wetvoorstel is om- schreven.

4.4.2 FUCI - Federatie van Onafhankelijke Consumenten

Door de plenaire vergadering is dialoog met de ketenpartijen mogelijk. Zonder het observatorium was die mogelijkheid er niet. Consumenten willen een be- trouwbare bron van informatie over de voedselketen. Lage prijzen is niet het doel ten koste van alles. Ze willen ook een 'logische verdeling' (eerlijke verde- ling) in de keten. Als te veel producenten uittreden, dan zal er op den duur te weinig competitie zijn. Dit is niet in het belang van consumenten. Consumenten willen ook kwaliteit, ondanks de crisis. De belangstelling voor voedsel is groter dan ooit.

Eigenlijk is de (wekelijkse) prijsinformatie niet zo nieuw, het zijn vooral de studies van het observatorium die van belang zijn. Die zijn zonder het observa- torium ook niet mogelijk. Consumenten horen dat supermarkten de prijzen laag houden ten koste van boeren en willen weten hoe dit zit. Op basis van de infor- matie van het observatorium kan FUCI uitleg geven over prijzen. Ze leggen daarbij uit dat er een onbalans in de keten is. Door de bewustwording over kos- ten en prijzen in de keten is er ook bewustwording op andere terreinen ont- staan. Consumenten willen meer weten over de producten bijvoorbeeld over oorsprong en samenstelling. Dit kun je een indirect effect van het observatorium noemen.

De 36 producten waarvan het observatorium de prijzen bijhoudt, hebben hun instemming. De prijsbewegingen worden echter nog onvoldoende verklaard; de oorzaken zijn divers, prijzen kunnen ook omhooggaan door droogtes. Het is las- tig aan te geven of de prijsmonitoring een direct effect heeft in de markt. Prijzen zijn nu vooral laag door de crisis.

Over het geheel is men tevreden met het observatorium, en zeker straks in de nieuwe situatie. Het huidige observatorium heeft als tekortkoming dat het oneerlijke handelspraktijken niet kan aanpakken. De nieuwe situatie ontstaat als de nieuwe wet over de codes of practices wordt ingevoerd. Ook al zijn dit geen wetten, zodra consumenten weten dat deze codes bestaan zullen ze erop letten dat bedrijven zich eraan houden.

67

4.4.3 FIAB - Spaanse federatie van voedings- en drankindustrie

Er waren aanvankelijk gemengde gevoelens over een observatorium dat trans- parantie moest brengen. Transparantie kan ook verkeerd uitpakken en groepen kunnen er 'demagogisch' mee omgaan, maar zo heeft het niet uitgepakt. De studies van het observatorium zijn statische analyses; de

werkelijkheid is dat de markt elke minuut verandert. Op zijn minst zouden ze elk jaar moeten worden vernieuwd. Positief is dat de analyse van de melksector heeft laten zien dat de A-merken de huismerken subsidiëren. De nationale me- dedingingsautoriteit heeft deze zaak opgepakt. Dus de plenaire vergadering van het observatorium is een goede plaats om dit te constateren.

Toch vindt FIAB de plenaire vergadering geen forum voor dialoog; daarvoor is het onderwerp te gevoelig. Bovendien zitten daar te veel partijen aan tafel die er niet direct toe doen (onder andere regionale regeringen en ngo's). Het zou beperkt moeten blijven tot de ketenpartijen: boeren, voedselverwerkers, handel en consumenten.

Als je de keten analyseert, dan zie je een groot aantal kleine boeren en wei- nig supermarkten. In Spanje zijn er 10 supermarktorganisaties die een geza- menlijk aandeel hebben van 71%. Daar zit de verwerkende industrie tussen. Er is een onbalans in de voedselproductieketen. Als de kosten hoog zijn, komt het vaak doordat de efficiëntie te laag is, maar je kunt niet van de overheid verlan- gen dat ze dit oplossen. Het is vaak ook een kwestie van het ontbreken van on- dernemerschap bij de bedrijven. Je kunt als overheid bedrijven wel

ondersteunen om competitiever te worden, op voorwaarde dat bedrijven voor kwaliteit gaan en samenwerken om effectievere eenheden te creëren. Ook moet je kijken of je die 10 supermarktorganisaties moet openbreken; als supermark- ten te groot worden ontbreekt het ook aan concurrentie, verwijst daarbij naar

een rapport van Consumer International.1

FIAB ziet geen effecten in de markt van het observatorium:

'Nee, noch van het monitoren van prijzen, noch van de studies. En waarom zou het ministerie prijzen verzamelen? Er zijn via private service verleners genoeg data beschikbaar.'

Daarom is het eerste wetsvoorstel over 'code of practices' erg interessant. Het is belangrijk dat de 'codes' zijn toegesneden op de markt, er is 'fine-tuning'

1 The relationship between supermarkets and suppliers: what are the implications for consumers, juli

68

vereist en daarin voorziet het eerste wetsvoorstel en de nieuwe rol van het ob- servatorium. Als de focus op de hele keten komt te liggen is dat juist goed. De mogelijkheid van boetes moet worden ingebouwd als stok achter de deur. 4.4.4 ASEDAS - Spaanse Associatie van Distributeurs, Supermarkten en Kruideniers-

zaken

De plenaire vergadering van het observatorium is een plaats waar iedereen bij elkaar komt. ASEDAS vindt dat het observatorium een betere dialoog heeft op- geleverd. We hebben kunnen laten zien open te zijn en inzicht te geven in de kosten. De relaties met ketenpartijen zijn goed. Het is goed voor ASEDAS, maar de overheid moet nu stappen ondernemen. Het observatorium heeft immers la- ten zien waar de knelpunten liggen.

De knelpunten liggen in de structuur van de van de Spaanse voedselsector. Want uit de studies van het observatorium blijkt steeds dat de voedselkolom be- staat uit veel kleine boeren zijn en vijf grote supermarkten die een gezamenlijk aandeel in de markt hebben van 50%. Die concentratie is niet goed, maar toele- veranciers van ASEDAS-leden kennen overigens geen problemen. Bij ASEDAS- leden worden vaak langere levercontracten afgesloten. Bijvoorbeeld door Mer-

cadona: voor twee jaar of langer.1 Overigens is niet alleen de primaire sector

versnipperd. In zekere zin geldt het ook voor de verwerkende industrie.

Het is daarom van betekenis dat de twee wetten in ontwikkeling zijn (die voor het voedselketen observatorium en die gericht op samenwerking). ASEDAS denkt dat de tweede wet van grotere betekenis is. Die is voor ons allemáal, want de keten heeft belang bij een efficiënte productie. De markt is wat hij nu is. Het heeft geen zin om meer te produceren, tenzij je kunt exporteren. Dat geldt voor de markt in Spanje, maar ook voor de EU als geheel. Voor de ASEDAS- leden is het van belang om Spaanse toeleveranciers te hebben, want ze willen dichtbij sourcen vanuit milieuoverwegingen en omdat consumenten producten uit het eigen land willen.

De overheid doet het goed, maar wanneer ze zich gaan bemoeien met de

huismerken dan gaan ze te ver.2 Dat is niet iets wat de overheid zou moeten

doen. Dan bemoeien ze zich met details.

1 In Spanje spreekt men van de Mercadona-paradox: de supermarkt is goedkoop én heeft goede rela-