• No results found

1 Voor meer informatie, zie:

5 Voedselprijzenmonitoring: in Europa en onze buurlanden

5.2 Belgische Prijzenobservatorium

5.2.1 Aanleiding en doelstelling

In België is een Prijzenobservatorium opgericht, nadat de consumentenprijzen in België in de eerste helft van 2008 sterk gestegen waren. De vraag rees wat de oorzaken waren van de inflatie. Begin 2009 werd daarom het takenpakket van het Instituut voor Nationale Rekeningen (INR) uitgebreid met prijsobservatie en prijsanalyse. Dit is per wet geregeld. In het Staatsblad van 9 juli 2009 werd het bestek gepubliceerd. Dit bestek werd in 2010 en 2011 aangepast om ook de analyse van marges te kunnen onderzoeken en om de link met de mededin- gingsautoriteiten te beklemtonen. Intussen functioneert het prijzenobservatorium vier jaar (INR, 2013).

Het observatorium beschrijft het prijsverloop van vijf grote productgroepen: energie, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en niet-

energetische industriële goederen. Vast onderdeel is het vergelijken van Belgi- sche consumptieprijzen met die in de buurlanden, met een focus op aardgas en elektriciteit (INR, 2010).

De Federale overheidsdienst (FOD) Economie voert de prijsobservaties en prijsanalyses uit voor van het INR. Beide organisaties verzamelen en verwerken gegevens over consumentenprijzen. Verder zijn betrokken bij het observatorium: de Nationale Bank van België (waakt over de inflatie) en het Federaal Planbureau (stelt economische vooruitzichten op). Naast de overheidsinstellingen opereren er nog een paar Belgische universiteiten als onafhankelijke raadgevers.

77 Doelstelling

Het prijzenobservatorium is in 2009 van start gegaan met als hoofddoel het waarnemen en doorlichten van de verschillende componenten van de eindprijzen en de impact ervan op de inflatie te ontdekken.

Ook kan het prijzenobservatorium aanstippen dat de marktwerking voor een bepaald goed of dienst nader moet worden onderzocht (INR, 2013).

Elk jaar verslag biedt de mogelijkheid thema's uit te diepen. Het prijsverloop van bewerkte levensmiddelen door de keten heen is min of meer tot vast thema geworden.

5.2.2 Activiteiten en output

Het observatorium volgt een micro-economische aanpak, die uit de volgende twee fasen bestaat (FOD Economie, 2011). We beschrijven hier de voedselke- ten:

- het weergeven van het prijsverloop in drie schakels van de voedselketen. Per productgroep zijn dit: het niveau van grondstoffen (op basis van de landbouwgrondstoffenprijsindexen (ACP) en de grondstoffenprijzen van het IMF), het niveau van de producentenprijs aan de hand van de PPI en de con- sumentenprijs (gebaseerd op de geharmoniseerde consumptieprijsindex,

HICP). Voor de buurlanden maakt men gebruik van de PPIs van Eurostat.1 De

productgroepen komen overeen met de groepen in de Europese FPMT. Daarnaast worden tabak, alcoholische en alcoholvrije dranken gevolgd. Voor groenten en fruit beschikt het prijzenobservatorium over meer gedetailleer- dere gegevens. Het prijzenobservatorium heeft een eigen database ontwik- keld voor het volgen van de prijzen van bewerkte voedingsmiddelen. - het analyseren van de prijsvorming op detailhandelsniveau per product of

productgroep. Per product (of productgroep) wordt onderzocht of prijsver- loopveranderingen het resultaat zijn van prijsaanpassingen in de distributie, of toe te schrijven zijn aan wijzigingen in de gemiddelde omvang van de prijsveranderingen (of beide). Hiertoe worden ook veldstudies uitgevoerd. De analyses van het prijzenobservatorium worden, conform de wet, enkel gepu- bliceerd na de goedkeuring van de Raad van Bestuur van het INR en de valide- ring door het Wetenschappelijk Comité voor Analyse van de Prijzen (INR, 2013).

1 Voor Nederland worden producentenprijzen volgens de goederennomenclatuur Prodcom ge-

78

Output

Het observatorium heeft de verplichting om de volgende nieuwe publicaties uit te brengen:

- drie kwartaalverslagen op het gebied van prijsontwikkelingen van consumen- tenproducten;

- een jaarverslag, waarin de analyse van de prijzen van het laatste kwartaal wordt geïntegreerd. Indien mogelijk, worden de resultaten vergeleken met de prijsontwikkelingen in Frankrijk, Nederland en Duitsland;

Via de website van het prijzenobservatorium zijn deze verslagen te downloaden.1

De rapportages hebben laten zien dat de inflatie in België in de regel hoger is dan in de buurlanden.

In de rapportage over 2012 komen de prijsvorming van verse groenten en fruit en de prijstransmissie in de zuivelkolom aan bod. Hoge consumentenprijzen waren de aanleiding voor het onderzoek naar verse groenten en fruit. De ont- wikkeling van de consumentenprijzen en veilingprijzen van tomaten, kropsla, prei en appelen in België worden vergeleken met die in de buurlanden Frankrijk en Duitsland. INR (2013) komt dot de conclusie dat het verloop van de Belgische consumptieprijzen voor tomaten, prei, kropsla en jonagold-appelen worden be- paald door de veilingprijzen, die op hun beurt bepaald worden door vraag- en aanbodfactoren. Wel constateert de INR dat de schommelingen in België groter zijn dan in de buurlanden. Voor wat betreft de zuivelkolom is de bevinding dat de reactie van de gemiddelde producentenprijzen van de zuivelindustrie op de tur- bulente grondstofnoteringen in de afgelopen vijf jaar symmetrisch is.

5.2.3 Kosten en effecten

Bij de oprichting was het uitgangpunt dat het observatorium weinig additionele middelen zou vragen, omdat de belangrijkste gegevens geput worden uit be- staande institutionele gegevensbronnen.

De analyses die het INR uitvoert zijn relatief eenvoudig en bestaan uit het vergelijken van de indexen van de geaggregeerde prijzen.

In een aantal gevallen bleek het verloop van consumentenprijzen in België afwij- kend ten opzichte van de buurlanden, zonder dat daar op basis van onderlig- gende cijfers een afdoende verklaring voor was (INR, 2013). Zo werden in de productgroep zoetwaren geen neerwaartse correcties geconstateerd in België. Daarom heeft onder meer het federale parlement gevraagd het om het uitbrei- den van het onderzoeksdomein van het prijzenobservatorium. INR (2013) denkt

79 dat een uitgebreidere set aan prijs- én kostenstatistieken het onderzoek zal ver-

gemakkelijken, en dat aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is.