• No results found

Sonnevelt wil bijdragen aan kwalitatief goed leven voor iedereen. Dit vraagt om een hoog

kwaliteitsniveau. Lees hier meer over onze

kwaliteit.

8.3.5 Iedere verslaving geeft korte rust, maar lange onrust

Welke vorm van verslaving je ook kiest: eten, gokken, drinken, werken, tv-kijken, seks of drugsverslaving, ze geven allemaal een tijdelijke vervulling met een goed gevoel, maar vrij snel daarna heb je al een lange onrust; in welke vorm dan ook. Deze kortetermijnbevrediging duurt steeds korter en alle bij- en nawerkingen duren steeds langer.

Als je bijvoorbeeld van je eetverslaving wilt afkomen, plak dan op de koelkast en op de koekjestrommel een grote sticker met daarop de woorden: ‘korte rust, lange onrust’. Dit zal je op zijn minst achter je oren doen krabben, met het besef dat je nu zelf een bewuste keuze hebt om al of niet ‘toe te happen’.

8.3.6 Een mens leeft als een ezel

Een ezel staat bekend als een koppig dier dat moeilijk vooruit te krijgen is wanneer hij dat niet wil. Er zijn eigenlijk maar twee manieren om hem in beweging te krijgen:

De stok: Door met een stok op zijn achterste te slaan, wordt de onrust groot genoeg om te gaan lopen.

De wortel: Door hem een wortel voor zijn neus te houden, is het

belang om in beweging te komen groot genoeg. Voor de ezel is de wortel aantrekkelijk genoeg, ook al kan hij hem niet direct opeten. Als je dus niet tot kiezen komt, is de reden nu duidelijk: de stok is nog niet onrustig genoeg of de wortel is nog niet aantrekkelijk genoeg. De wortel en de stok zijn afhankelijk van je persoonlijke waarden. De zwaarte van de wortel en de stok zijn afhankelijk van de invloed die de keuze heeft op je leven. In hoeverre geeft het resultaat van je keuze een bevrediging van je dieperliggende waarden?

8.3.7 De betekenis van eten

De mens heeft zes basiswaarden22 die hij steeds weer vervuld wil zien. Eten speelt een rol in het vervullen van deze basiswaarden. Op het moment dat je weet welke betekenis eten heeft, dan kun je de achterliggende waarde onderzoeken. Zeker als eten een probleem geeft, zou het iets kunnen vertellen over de mate van invulling van deze waarde in het leven. Eten is dan een surrogaat geworden. De zes basiswaarden zijn zekerheid, uitdaging, verbinding, uniek zijn, leren en bijdrage leveren.

1. Zekerheid

22 Sonnevelt, A. (2012). De levenscode. Zaltbommel: Educure BV.

3. Verbinding

− Samen zijn

− Sociaal contact

− Erbij horen

− Geaccepteerd zijn 4. Uniek zijn

− Waardering

− Zelfvertrouwen

− Anders zijn dan de rest

− Gevoel van eigenwaarde 5. Leren

− Groeien

− Contact met de wereld hebben 6. Bijdragen

− Bijdrage leveren aan de wereld

− Persoonlijk stempel zetten

− Zin en betekenis geven

8.3.8 Oefening: je eigen waarden bepalen

Om te ontdekken welke waarden voor jou in het leven belangrijk zijn, kun je nagaan bij jezelf wat je belangrijk vindt dat anderen van je denken, vinden of zeggen. Een voorbeeld: je wilt graag dat je vader over je zegt dat je zelfstandig beslissingen neemt.

Een waarde die je hieruit afleidt, is ‘zelfstandigheid’ of ‘onafhankelijkheid’. Nog een paar hulpmiddeltjes:

- Het lijkt misschien nog ver weg, maar het kan helpen om te bedenken wat je wilt dat mensen over je zeggen op je 75e verjaardag.

- Kijk goed naar mensen die je waardeert of bewondert. Welke eigenschappen en karaktertrekken bewonder je het meest in deze personen?

Je kunt zelf natuurlijk nog andere waarden bedenken.

Bepaal de vijf waarden die voor jou het belangrijkst zijn.

8.4 Eten kiezen, verzadigd raken en stoppen of doorgaan

8.4.1 Hongersoorten

Zodra iemand een impuls heeft om te gaan eten, zijn er drie mogelijkheden23: 1. zijn lichaam vraagt om voedingsstoffen: buikhonger,

2. zijn geest vraagt om een bepaalde smaak in de mond: smaakhonger of 3. er is sprake van een of andere vorm van onrust, die gedempt moet worden:

onrusthonger.

Buikhonger en smaakbehoefte zijn impulsen die bijdragen aan een gezond en prettig leven. Buikhonger zorgt dat je voedingsstoffen binnenkrijgt die je nodig hebt,

smaakbehoefte zorgt voor plezier. Het probleem is echter dat mensen vaak de impuls niet goed herkennen. Vaak denken mensen dat ze buikhonger hebben, terwijl er sprake is van onrust, of nog vaker: ze denken dat ze smaakbehoefte hebben, terwijl er sprake is van onrust. Onrust kan veel vormen aannemen en mensen zijn zich lang niet altijd bewust van wat er gebeurt als ze de neiging krijgen om te gaan eten.

8.4.2 Eten kiezen

Als iemand buikhonger heeft, doet hij er goed aan om iets voedzaams te eten. Het is dus belangrijk dat hij genoeg inzicht heeft om voedzaam eten te herkennen en op waarde weet te schatten. Vervolgens wordt belangrijk of hij voedzaam eten tot zijn beschikking heeft en of hij binnen zijn sociale omgeving in staat is die keuze te maken en (indien nodig) te verdedigen. Heeft iemand smaakbehoefte, dan heeft hij behoefte aan een heel specifieke smaak. In pure chocolade met hazelnoten, groene asperges, paprikachips ...

het kan feitelijk van alles zijn, maar het gaat altijd om een bepaalde smaak en andere dingen zijn niet goed genoeg. Wie een gevoel van onrust heeft en dat wil dempen met eten, neemt wat er beschikbaar is en wat op dat moment lekker lijkt. Hij is veel minder kieskeurig dan bij buikhonger of smaak-behoefte. Mensen eten dan van alles door elkaar.

23 Herwijnen, M. van. (2009). Weg met de weegschaal (3e ed.). Houten, Nederland: Spectrum.

impulsief eten

8.5 De eetgrafiek

De eetgrafiek is een hulpmiddel om mensen inzicht te geven in hoeveel honger ze hebben door de dag heen en wanneer ze eten. Sommige mensen eten als ze buikhonger hebben, maar er zijn er ook die niet (direct) eten als ze honger hebben, waardoor ze het risico lopen later meer te eten dan nodig is. Ook zijn er mensen die eten voordat ze honger krijgen, omdat hun schema nu eenmaal zo is of omdat ze met anderen mee-eten. Dat zijn belangrijke dingen om op te merken. Als het kan en als de cliënt het wil, kan hij/zij vervolgens gaan experimenteren om de maaltijden beter af te stemmen op de buikhonger door de dag heen.

Voorbeelden van aandachtspunten bij de nabespreking:

Eerst een check: is wat je ziet ook wat de cliënt bedoelt? Voorbeeld: soms heeft iemand bij de honger-lijn na de maaltijden de honger niet tot 0 laten dalen, maar alleen een klein dipje gegeven. Meestal wordt dan toch bedoeld dat de honger tot 0 daalt. Of iemand heeft de stippen van de maaltijden allemaal op één hoogte gezet, terwijl ze wel een verschillende grootte hebben.

Vragen die je kunt stellen aan je cliënt:

- Wat valt je op aan je eigen grafiek?

- Eet je altijd als je buikhonger hebt of zijn er momenten dat dit niet zo is?

- Zijn er momenten dat je al een uur of langer buikhonger hebt, maar jezelf nog niets te eten geeft?

- Wat is het effect daarvan?

- Zijn er momenten dat je eet terwijl je (nog) geen buikhonger hebt? Wat is het effect ervan? Er zitten vrijwel altijd mensen bij die in de loop van de ochtend en in de loop van de middag buikhonger hebben, maar dan niets eten. Het is goed te vragen wat de reden daarvoor is, dan kun je daarop ingaan.

- Zijn er dingen die je bij wijze van experiment wel eens anders wilt gaan doen?

Zo ja, schrijf dan op wat je wilt gaan doen.

Studieadviseur

Tot zover de proefles van de opleiding