• No results found

5. Conclusie

5.2.3. De sociale ruimte

De derde deelvraag luidt: in hoeverre vinden er sociale interacties plaats in de Van der Pekbuurt? In het theoretisch kader komt naar voren dat de begrippen bonding en bridging (Putnam, 2001) veel kunnen zeggen over de sociale interacties in een buurt. Bonding vindt plaats wanneer mensen met dezelfde maatschappelijke achtergronden met elkaar in contact komen. Uit de interviews is gebleken dat er in de Van der Pekstraat veel sprake is van bonding. De bewoners geven aan praatjes te maken met andere bewoners, en in ieder geval op straatniveau goed contact te hebben met de buren. Tevens is er gebleken dat voor sommige bewoners de renovaties in de Van der Pekbuurt ten gunste zijn geweest van de sociale interacties in de buurt. Tegelijkertijd wordt er aangegeven dat de bewoners van de Van der Pekbuurt soms een afwachtende houding aannemen ten opzichte van nieuwe bewoners, dit wordt echter tegengesproken door de bewoners die slechts enkele maanden in de Van der Pek wonen.

Bridging vindt plaats wanneer mensen met verschillende maatschappelijke achtergronden met elkaar in contact komen. Er is echter weinig sprake van bridging, in overeenstemming met Beckhoven en van Kempen (2002), die stellen dat gemengd wonen niet zorgt voor gemengd leven. Een groot deel van de bewoners van de Van der Pek geeft namelijk aan nooit contact te hebben met bewoners van Overhoeks en ook geen behoefte te hebben aan een relatie met bewoners van Overhoeks. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de sterke bondingsrelaties onder de bewoners van de Van der Pekbuurt er wellicht voor zorgt dat er minder behoefte is aan brigdingsrelaties met bewoners van Overhoeks. De bewoners van Overhoeks daarentegen geven aan wel praatjes te maken met mensen van de Van der Pekbuurt, maar geen relaties op te bouwen. Dit bevestigt de bevindingen van Van der Graaf & Veldboer (2009), die stellen dat meeting, het in contact komen met mensen met een andere sociaal economische status, zeer zelden leidt tot mating, het opbouwen van duurzame relaties.

Dit kan verklaard worden vanuit het feit dat door sommige bewoners uit beide groepen wordt aangegeven dat de levensstijl van de andere buurt niet aansluit bij hun eigen levensstijl, waardoor een mismatch bestaat tussen beide groepen. Deze bevinding nuanceert Uitermark, Duyvendak en Kleinhans (2007), die stellen dat gentrification vijandigheid kan veroorzaken tussen de oude en nieuwe bewoners van een buurt, omdat ondanks dat door beide groepen aangegeven wordt dat er een mismatch bestaat in levensstijl, blijkt er geen vijandige relatie te bestaan tussen beide groepen.

5.2.4. Beantwoording hoofdvraag

Op basis van deze bevindingen kan er antwoord worden gegeven op de hoofdvraag: in hoeverre kunnen de ontwikkelingen in de Van der Pekbuurt een brug slaan tussen de bewoners van de Van der Pekbuurt en van Overhoeks. Zoals uit bovenstaande is gebleken is het beleid met betrekking

tot de Van der Pekbuurt voornamelijk gericht op de verbinding van de Oude bewoners met de nieuwe bewoners, zowel op fysiek als sociaal niveau. Hiermee wordt bedoeld dat er mensen met een hoger inkomen aangetrokken worden om in de Van der Pekbuurt te komen en in contact komen met de bewoners. Een graadmeter om te kijken in hoeverre er een brug is geslagen, is de mate van place attachment die wordt ervaren met de buurt.

Met betrekking tot de eerste dimensie van place attachment, de fysieke binding, hebben de vernieuwingen in de Van der Pekbuurt een brug geslagen tussen de oude en nieuwe bewoners. Er is gebleken dat zowel de bewoners van Overhoeks als de Van der Pekbuurt tevreden zijn met de ontwikkelingen die plaatshebben gevonden, en dat de binding met de fysieke ruimte als gevolg van gentrification is toegenomen. In tegenstelling tot de verwachtingen op basis van Zukin (2010) en Van der Land, Curley & van Eijk (2012) is er geen sprake van emotionele verdringing. Sterker nog, alle bewoners van de Van der Pekbuurt hebben aangegeven nooit meer weg te willen uit de buurt.

Als gevolg van een toegenomen binding met de fysieke buurt is het money-go-round argument van toepassing, aangezien de bewoners van Overhoeks nu meer gebruik maken van de voorzieningen dan voor de ontwikkelingen.

Met betrekking tot de tweede dimensie van place attachment, de sociale binding, blijkt er echter vanuit de beleving van Overhoeks een brug te geslagen te zijn met de bewoners van de Van der Pekbuurt, aangezien er sprake is van meeting. Van mating, het opbouwen van duurzaam contact, blijkt er echter geen sprake te zijn. Als gevolg hiervan blijkt het argument van een beleidsmaker dat nieuwe bewoners de oude bewoners op sleeptouw kunnen nemen, wat overeenkomt met de theorie over bridging (Putnam, 2001), niet in de praktijk plaats te vinden in de Van der Pekbuurt. Vanuit de beleving van de bewoners van de Van der Pekbuurt is er geen brug geslagen op sociaal niveau, aangezien een groot deel aangeeft geen contact te hebben met bewoners van Overhoeks, en daar ook geen behoefte aan te hebben.

Een opvallende uitkomst van dit onderzoek is dat onder de bewoners van de Van der Pekbuurt veel place attachment heerst, aangezien alle bewoners van de Van der Pekbuurt hebben aangegeven niet meer weg te willen uit de buurt. Tegelijkertijd blijken er door de bewoners van de Van der Pekbuurt geen sociale interacties met de bewoners met Overhoeks te zijn ontstaan. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat bridgingsrelaties niet noodzakelijk zijn voor de binding met de buurt.

5.5 Discussie

Hoewel dit onderzoek zo secuur mogelijk is uitgevoerd, kunnen er wel kanttekeningen bij geplaatst worden. De eerste beperking die aan de orde gesteld moet worden is de zeer beperkte generaliseerbaarheid, door het geringe aantal respondenten dat is geïnterviewd. Er zijn nu 8

bewoners van de Van der Pekbuurt en vier van Overhoeks gevonden. Voor een uitgebreider beeld zullen meerdere mensen geïnterviewd moeten worden. Daarnaast is dit onderzoek een studie die is gericht op de Van der Pekbuurt, en daarom niet te generaliseren valt naar andere buurten, omdat alle buurten een andere culturele en historische achtergrond hebben. Daarnaast zijn er kanttekeningen bij de steekproef. Als gevolg van beperkte connecties in Overhoeks en de Van der Pekbuurt is er hulp nodig geweest van anderen. Bij de Van der Pekbuurt zijn enkele respondenten geleverd door Ymere, waardoor het beeld mogelijkerwijs enigszins gekleurd is. Om respondenten te werven van Overhoeks is er gebruik gemaakt van snowball sampling, waardoor er mensen gesproken zijn die zich in dezelfde kringen begeven.

Tevens is het van belang om te weten dat de scheiding “oude” en “nieuwe” bewoners niet zo zwart-wit is als het lijkt. Allereerst zijn er bewoners die al heel hun leven in de Van der Pekbuurt wonen, maar er zijn ook mensen die vijftien jaar of pas drie maanden in de Van der Pekbuurt wonen. Hoewel mensen die er pas net wonen wel iets kunnen over de sfeer in de buurt, en de contacten met medewoners, zouden zij zich wellicht niet snel een typische Van der Pekbuurt bewoner noemen. Tevens was de Van der Pekbuurt een Vogelaarbuurt, maar wil dit niet zeggen dat er sociale problematieken spelen bij alle bewoners.

Daarnaast is er met dit onderzoek gepoogd gentrification te onderzoeken met al zijn gevolgen, in plaats van een of een paar mogelijke gevolgen uit te diepen. De concepten zijn in de interviews allemaal in vogelvlucht behandeld. Toch is er door theoretische concepten met elkaar te verbinden getracht nieuwe inzichten over gentrification te genereren.

Tot slot wordt er in dit onderzoek gesproken over verdringing. Er zijn echter alleen bewoners gesproken die in de Van der Pekbuurt wonen, dus alle mensen die wel verdrongen zijn naar andere plekken, zijn niet gesproken. De kans is groot dat zij anders aankijken tegen de renovaties en de gentrification in de buurt.

Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de verschillende soorten mensen in de buurt. Uit dit onderzoek is gebleken dat gentrification niet sterk zorgt voor bridging, omdat er wel sprake is van meeting maar niet van mating. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op welke bevolkingsgroepen wel meer geneigd zijn naar mating. Wellicht mensen die flexibeler in hun tijd zitten en daarom makkelijker contacten kunnen leggen, zoals studenten.

5.6 Reflectie

Mijn interesse voor dit onderwerp is tot stand gekomen naar aanleiding van een excursie naar Amsterdam Noord, voor mijn minor Urban Studies. De rondleidster, die werkzaam is bij Ymere, vertelde terloops dat ze zich afvroeg hoe de relatie tussen de bewoners van Overhoeks en de Van der Pekbuurt zich zou gaan ontwikkelen in de loop der jaren. Dit vraagstuk sprak mij meteen aan. Ik heb dan ook Ymere benaderd voor een onderzoeksstage, waarbij ik dit onderwerp zou gaan

onderzoeken. Ymere reageerde enthousiast en ik kon aan de slag. Het was ontzettend leuk, leerzaam en motiverend om mijn scriptie, waarbij veel theorie komt kijken, te koppelen aan een stage waarbij de theorieën in praktijk werden gebracht.

Het schrijven van de scriptie heb ik ervaren als een uitdagend proces waarbij ik alle opgedane kennis en vaardigheden tijdens mijn bachelor Algemene Sociale Wetenschappen heb moeten toepassen. Vooral het schrijven van het theoretisch kader heb ik ervaren als lastig, maar met behulp van de feedback van Dorine, werd het me uiteindelijk duidelijk hoe ik het moest aanpakken. Ook het werven van respondenten en transcriberen ging niet zonder enige frustratie. De dataverzameling daarentegen heb ik ervaren als het leukste aan het schrijven van de scriptie. Vooral van het bij mensen thuiskomen, en mogen delen in hun ervaringen van de buurt heb ik erg genoten.

6. Literatuurlijst

Andersson, I. (2014). Beyond “Guggenheiming”: From flagship buildings to flagship space in Sweden. Norsk Geografisk Tidsskrift-Norwegian Journal of Geography, 68(4), 228-237. Beckhoven, E. V., & Kempen, R. V. (2002). Het belang van de buurt. De invloed van herstructurering

op activiteiten van blijvers en nieuwkomers in een Amsterdamse en Utrechtse buurt. Bourdieu, P. (1979). La distinction: critique sociale du jugement [Distinction: a social critique of

the judgement of taste]. Paris: Editions de Minuit.

Doucet, B. (2009). Global flagships, local impacts. Proceedings of the Institution of Civil Engineers- Urban Design and Planning, 162(3), 101-107.

Gemeente Amsterdam (2016) gebiedsanalyse 2016 Oud Noord Stadsdeel Noord, geraapleegd 26 september 2016 van https://www.ois.amsterdam.nl/pdf/2016_gebiedsanalyse_18.pdf Grodach, C. (2010). Beyond Bilbao: Rethinking flagship cultural development and planning in

three California cities. Journal of planning education and research, 29(3), 353-366. Hidalgo, M. C. & Hernández, B. (2001). Place attachment: Conceptual and empirical questions.

Journal of Environmental Psychology, 21, 273-81.

Lefebvre, H. (1991). The production of space (Vol. 142). Blackwell: Oxford.

Lees, L. (2008). Gentrification and social mixing: towards an inclusive urban renaissance?. Urban Studies, 45(12), 2449-2470.

Menken, S., & Keestra, M. (Eds.). (2016). An introduction to interdisciplinary research: theory and practice. Amsterdam University Press.

Merrifield, A. (1993). Place and space: a Lefebvrian reconciliation.Transactions of the institute of British geographers, 516-531.

Putnam, R. D. (2001). Bowling alone: The collapse and revival of American community. Simon and Schuster.

Rérat, P., Söderström, O., & Piguet, E. (2010). New forms of gentrification: issues and debates. Population, Space and Place, 16(5), 335-343.

Scott, J. C. (1998). Seeing like a state: How certain schemes to improve the human condition have failed. Yale University Press.

Stichting Volksopera (z.d.) Volksopera Van der Pek geraadpleegd 12 oktober 2016 van http://www.volksopera.nl/volksoperas/volksopera-van-der-pek-2016/

Smith, A. (2006). Assessing the contribution of flagship projects to city image change: a quasi‐ experimental technique. International Journal of Tourism Research, 8(6), 391-404.

Thompson, R., Russell, L., & Simmons, R. (2014). Space, place and social exclusion: an ethnographic study of young people outside education and employment. Journal of Youth Studies, 17(1), 63-78.

Uitermark, J., Duyvendak, J. W., & Kleinhans, R. (2007). Gentrification as a governmental strategy: social control and social cohesion in Hoogvliet, Rotterdam. Environment and Planning A, 39(1), 125-141.

Van der Graaf, P., & Veldboer, L. (2009). The effects of state-led gentrification in the Netherlands. Van der Land, M., Curley, A., & van Eijk, G. (2012). Gentrification and Neighbourhood Change Zukin, S. (2010). Naked city. The Death and Life of Authentic Urban Places. New York.

7. Bijlagen

7.1 Operationaliseringsschema Brugfunctie van der pekbuurt Geplande ruimte Beleidsplannen Achterliggende gedachtes achter beleidsplannen Geleefde en beleefde ruimte Physical attachment Gebruik voorzienigen Aansluiting bij de wensen van de voorzieningen Emotionele verdringing

Sociale interacties Social attachment

Bridging

Bonding

Meeting

GERELATEERDE DOCUMENTEN