• No results found

sleutelbatterij laag (indien aanwezig)

In document Renault ALASKAN. Instructieboekje (pagina 83-87)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer de batterij van de afstandsbedieningsleutel bijna leeg is.

Als deze waarschuwing verschijnt, moet u de batte-rij vervangen door een nieuwe. (Zie “Battebatte-rij van de afstandsbediening/Intelligent Key (indien aanwe-zig)” in hoofdstuk “8. Onderhoud en doe-het-zelf”.)

9. Indicator voor Starten motor met afstandsbedieningsleutelsysteem (indien aanwezig)

Deze indicator verschijnt wanneer de batterij van de afstandsbedieningsleutel bijna leeg is en de communicatie tussen het afstandsbedieningsleu-telsysteem en de auto niet meer normaal verloopt.

Als deze indicator verschijnt, moet u de contact-schakelaar aanraken met de afstandsbedienings-leutel terwijl u het rempedaal intrapt. (Zie “Lege bat-terij van de afstandsbedieningsleutel” in hoofdstuk

“5. Starten en rijden”.)

10. Waarschuwing Sleutel ID onjuist (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer de LOCK-stand van de contactschakelaar wordt veranderd en de afstandsbedieningsleutel niet wordt herkend door het systeem. U kunt de auto niet starten met een ongeregistreerde sleutel. Gebruik de geregi-streerde afstandsbedieningsleutel.

Zie “Afstandsbedieningsleutelsysteem (indien aan-wezig)” in hoofdstuk “3. Alvorens te gaan rijden”.

11. Waarschuwing Parkeerrem deactiveren

Deze waarschuwing verschijnt wanneer de snelheid van de auto boven de 7 km/u (4 mph) ligt en de par-keerrem nog geactiveerd is. Breng de auto tot stil-stand en geef de parkeerrem vrij.

12. Waarschuwing Laag brandstofniveau (Bereik)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer de brand-stof in de tank bijna op is. Vul brandbrand-stof bij zodra dat uitkomt, bij voorkeur voordat de meternaald de leegstand (0) aangeeft.

Als de brandstofmeter de leegstand (0) bereikt, is er nog een kleine reservehoeveelheid brandstof aanwezig in de tank.

13. Waarschuwing open portier

Deze waarschuwing verschijnt als een portier open staat of niet goed gesloten is. Het autosymbool op de display geeft aan welke van de portieren (of de achterdeur) open staat. Zorg dat alle portieren dicht zijn.

14. Waarschuwing veiligheidsgordels tweede rij (indien aanwezig)

Deze waarschuwing betreffende de veiligheidsgor-dels van de stoelen op de tweede rij verschijnt na-dat de contactschakelaar in de ON-stand is gezet.

Als een van de veiligheidsgordels van de passagiers op de tweede rij niet is vastgemaakt, klinkt er een geluidssignaal en licht het stoelpictogram rood op om aan te geven welke van de veiligheidsgordels niet is vastgemaakt. Het stoelpictogram licht rood op totdat de betreffende veiligheidsgordel van de passagier op de tweede rij is vastgemaakt. De waar-schuwing gaat automatisch uit na ongeveer 35 se-conden.

Zie voor meer details en voorzorgsmaatregelen over het gebruik van de veiligheidsgordels,

“Veiligheidsgordels” in hoofdstuk “1. Veiligheid —

stoelen, veiligheidsgordels en aanvullend veilig-heidssysteem”.

15. Controlelampje 4WD-modus (indien aanwezig)

Dit controlelampje toont de geselecteerde modus van het 4WD-systeem.

Zie “Vierwielaandrijving (4WD) (indien aanwezig)” in hoofdstuk “5. Starten en rijden” voor details.

16. Waarschuwing Reinigingsmiddel (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt als het vloeistofni-veau in het reservoir laag is. Vul zo nodig sproeier-vloeistof bij. (Zie “Ruitensproeiersproeier-vloeistof” in hoofd-stuk “8. Onderhoud en doe-het-zelf”.)

17. Waarschuwing Sleutel systeem fout (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt als er een storing is in het afstandsbedieningsleutelsysteem.

Als deze waarschuwing verschijnt terwijl de motor uit staat, kan de motor niet meer gestart worden.

Als deze waarschuwing verschijnt wanneer de mo-tor draait, kan er met de auto gereden worden.

Neem echter wel zo snel mogelijk contact op met een erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.

18. Indicator Laag oliepeil (indien aanwezig)

Als de indicator laag oliepeil wordt weergegeven, is het motoroliepeil laag. Zodra de indicator laag olie-peil wordt weergegeven, moet u het olieolie-peil

contro-leren met de motoroliepeilstok. (Zie “Motoroliepeil controleren” in hoofdstuk “8. Onderhoud en doe-het-zelf”.)

LET OP

Controleer het oliepeil regelmatig met de motoroliepeilstok. Als de motor met een te laag oliepeil draait, kan er motorschade optreden die niet door de garantie wordt gedekt.

19. Waarschuwing Oliepeil Sensor fout (indien aanwezig)

Als de oliesensorwaarschuwing wordt weergege-ven, is er mogelijk een storing in de sensor. Neem direct contact op met een erkende dealer of ge-kwalificeerd garagebedrijf.

20. Waarschuwing Lage oliedruk Voertuig stoppen (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer een lage oliedruk wordt gesignaleerd. Als de waarschuwing verschijnt tijdens normaal rijden, ga dan naar de kant van de weg en stop op een veilige plek, zet onmiddellijk de motor af en bel een erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.

De waarschuwing lage oliedruk is niet bedoeld om een laag oliepeil aan te geven. Gebruik de peilstok om het oliepeil te controleren. (Zie “Motoroliepeil controleren” in hoofdstuk “8. Onderhoud en doe-het-zelf”.)

LET OP

De motor kan ernstige schade oplopen als deze draait terwijl de waarschuwing lage motorolie-druk wordt weergegeven.

21. Waarschuwing 4WD systeem fout (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer het vier-wielaandrijfsysteem (4WD) niet goed functioneert wanneer de motor draait. Matig uw snelheid en laat uw auto nakijken door een erkende dealer of ge-kwalificeerd garagebedrijf. Zie “Vierwielaandrijving (4WD) (indien aanwezig)” in hoofdstuk “5. Starten en rijden”.

22. Waarschuwing Verzendstand aan Druk opslag zekering (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt mogelijk als de zeke-ringschakelaar voor langdurige opslag niet inge-drukt is (ingeschakeld is). Wanneer deze waarschu-wing verschijnt moet u de zekeringschakelaar voor langdurige opslag indrukken (inschakelen) om de waarschuwing uit te zetten. Zie voor meer informa-tie “Zekeringen” in hoofdstuk “8. Onderhoud en doe-het-zelf”.

23. Waarschuwing Koplampen systeem fout (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer de LED-koplampen niet goed functioneren. Laat het systeem nakijken door een erkende dealer of ge-kwalificeerd garagebedrijf.

24. Waarschuwing Koplampen uitzetten

Deze waarschuwing verschijnt wanneer het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de kop-lampschakelaar nog op ON staat en de contact-schakelaar in de OFF-stand, ACC-stand of LOCK-stand wordt gezet. Zet de koplampschakelaar in de

<OFF>- of <AUTO>-stand (indien aanwezig). Zie voor meer informatie “Schakelaar koplampverlichting en richtingaanwijzers” in hoofdstuk “2. Instrumenten en bedieningen”.

25. Indicator Tijd voor een pauze ?

Deze indicator verschijnt wanneer de ingestelde [Tijd] voor het nemen van een pauze is bereikt. U kunt de tijdsduur instellen tot maximaal 6 uur. (Zie

“Instellingen” eerder in dit hoofdstuk.)

26. Cruise controlindicator (indien van toepassing)

Deze indicator toont de status van de cruise control.

De status wordt aangegeven door middel van de kleur.

Zie “Cruise control (indien aanwezig)” in hoofdstuk

“5. Starten en rijden” voor details.

27. Schakelstandindicator van de automatische versnellingsbak (Modellen met automatische versnellingsbak)

Deze indicator toont de schakelstand van de auto-matische versnellingsbak.

Als in de handmatige schakelmodus de versnel-lingsbak niet schakelt naar de geselecteerde ver-snelling vanwege een beveiligingsfunctie van de

versnellingsbak, dan gaat het AT-stand controle-lampje knipperen en zal er een akoestisch signaal klinken.

Zie voor meer informatie “Rijden met automatische versnellingsbak (AT)” in hoofdstuk “5. Starten en rij-den”.

28. Waarschuwing AT systeem fout (modellen met automatische versnellingsbak)

Als de waarschuwing wegens een fout in de auto-matische versnellingsbak gaat branden terwijl de motor draait of tijdens het rijden, functioneert de automatische versnellingsbak mogelijk niet correct en is misschien onderhoud nodig. Laat het systeem meteen nakijken en indien nodig repareren door een erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.

29. Waarschuwing Parkeersensor systeem fout (indien aanwezig)

Deze waarschuwing verschijnt wanneer het par-keersensorsysteem (sonar) niet goed functioneert.

Als de waarschuwing verschijnt, laat het systeem dan nakijken door een erkende dealer of gekwalifi-ceerd garagebedrijf.

30. Waarschuwing Laag brandstofpeil

De waarschuwing voor laag brandstofniveau wordt op het voertuiginformatiedisplay weergegeven als het brandstofniveau in de tank laag wordt. Vul brandstof bij zodra dat goed uitkomt, bij voorkeur al voordat de meternaald de leegstand ((A)) aangeeft.

Zie voor meer informatie “Brandstofmeter” eerder in dit hoofdstuk.

OLIECONTROLESYSTEEM (indien aanwezig)

Wanneer de contactschakelaar op ON staat, wordt motorolieinformatie weergegeven.

Deze informatie deelt mee hoeveel kilometers er nog gereden kunnen worden tot het verversen van de olie, wat het oliepeil is en of er een storing is in de oliepeilsensor.

1. Afstand tot olie verversen

De afstand tot olie verversen wordt weergegeven als deze minder dan 1.500 km (930 mijl) bedraagt.

2. Indicatielampje olie verversen

Wanneer de ingestelde kilometerstand nadert, zal het indicatielampje olie verversen op het scherm verschijnen. Na het verversen van de olie, moet de afstand tot olie verversen gereset worden. Het indi-catielampje olie verversen wordt niet automatisch gereset. Zie voor het resetten van dit indicatie-lampje, “Instellingen” eerder in dit hoofdstuk.

U kunt de afstand tot olie verversen niet handmatig instellen. De afstand tot olie verversen wordt auto-matisch ingesteld.

LET OP

Als het indicatielampje olie verversen ver-schijnt, dient u de motorolie zo snel mogelijk te verversen. De auto gebruiken met gedege-nereerde olie kan de motor beschadigen.

Reset de indicator nooit als de olie niet ver-verst is. Neem voor het verversen van de mo-torolie, het vervangen van het oliefilter en het resetten contact op met een erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.

OPMERKING

Het is niet mogelijk om een reset ongedaan te maken.

De afstand tot vereiste olieverversing kan al-leen gereset worden wanneer:

De afstand tot olieverversing op het voer-tuiginformatiedisplay wordt weergege-ven.

De indicator voor olieverversing op het voertuiginformatiedisplay wordt weerge-geven.

De motorolie dient ververst te worden voor-dat de afstand tot olieverversing gedaald is naar 0 km (0 mijl). Als er met het voertuig door-gereden wordt nadat de afstand tot oliever-versing de 0 km (0 mijl) bereikt heeft, kunnen de motorprestaties aanzienlijk verminderen.

Het roetfilter kan dat ook verzadigd raken om-dat regeneratie wordt beperkt zodra de af-stand tot de vereiste olieverversing 0 km (0 mijl) heeft bereikt.

Als bovenstaande toestand zich voordoet, laat de auto dan nakijken door een erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.

Het onderhoudsinterval wordt sneller kleiner bij bepaalde rijomstandigheden, vooral bij rij-den met lage snelheid in stedelijke omgeving.

3. Herinnering laag oliepeil

Als de indicator laag oliepeil wordt weergegeven, is het motoroliepeil laag. Zodra de herinnering laag oliepeil wordt weergegeven, moet u het oliepeil con-troleren met de motoroliepeilstok. (Zie “Motorolie-peil controleren” in hoofdstuk “8. Onderhoud en doe-het-zelf”.)

JVI1244X

LET OP

Controleer het oliepeil regelmatig met de motoroliepeilstok. Als de motor met een te laag oliepeil draait, kan er motorschade optreden die niet door de garantie wordt gedekt.

4. Waarschuwing oliepeilsensor

Als de oliesensorwaarschuwing wordt weergege-ven, is er mogelijk een storing in de sensor. Neem direct contact op met een erkende dealer of ge-kwalificeerd garagebedrijf.

KLOK EN

BUITENLUCHTTEMPERATUUR (indien aanwezig)

De klok

en de buitenluchttemperatuur

wor-den weergegeven aan de bovenzijde van het voer-tuiginformatiedisplay.

[Klok]

Voor informatie over het instellen van de klok, zie

“Instellingen” eerder in dit hoofdstuk of het apart meegeleverde Instructieboekje van het Navigatie-systeem met touchscreen.

[Buitentemp.] (°C of °F)

De buitentemperatuur wordt weergegeven in °C of

°F, binnen een bereik van −40 tot 60 °C (−40 tot 140 °F).

De buitenluchttemperatuurmodus kent een waar-schuwingsfunctie voor lage temperatuur. Wanneer de buitentemperatuur lager is dan 3°C (37°F), wordt de waarschuwing

weergegeven op het scherm (indien aanwezig).

De buitentemperatuursensor bevindt zich voor de radiator. De werking van de sensor kan beïnvloed worden door de hitte van het wegdek of van de motor, de windrichting en door andere rijomstan-digheden. De weergave op het display kan verschil-len van de werkelijke buitentemperatuur of van de temperatuur die weergegeven wordt op reclame-borden of wijzers langs de weg.

KOPLAMPSCHAKELAAR

RENAULT raadt aan de plaatselijke wetgeving te raadplegen inzake het gebruik van de verlichting.

In document Renault ALASKAN. Instructieboekje (pagina 83-87)