• No results found

Geregionaliseerde landschapstypen uit de Nota Landschap (hier inclusief stedelijk gebied)

3.3 Scores van het omringende landschap op de basiskwaliteiten

Er is een multivariate analyse uitgevoerd op de door de respondenten gegeven oordelen over het omringende landschap ten aanzien van de zeven basiskwaliteiten. Uit deze analyse kwam een hoofdeffect naar voren van type landschap (p < 0,001) en een hoofdeffect van stedelijkheid (p < 0,001). Ook wordt er een interactie-effect gevonden (p = 0,001). Om de effecten nader te onderzoeken, zijn hierna univariate analyses uitgevoerd per basiskwaliteit. Voor alle basiskwaliteiten zijn de effecten van landschapstype en stedelijkheid ook univariaat significant (p < 0,001). Dit geldt lang niet altijd voor de interactie. De significante effecten worden hier beknopt besproken. Meer gedetailleerde uitkomsten zijn te vinden in aanhangsel 2.

Eenheid

Gevraagd is wat de respondent vindt van de eenheid van het landschap bij hem/ haar in de streek, of het wel of niet een duidelijk karakter heeft. Landschapstypen die hoog scoren op het hebben van een duidelijk karakter zijn o.a. nieuwe droogmakerijen (M = 8,30) en noordelijk zeekleigebied (M = 8,18). Zuidelijk zandgebied (M = 7,14) en overige droogmakerijen (M = 7,20) scoren beduidend lager scoren op het hebben van een uitgesproken karakter. Niet-stedelijke respondenten geven het omringende landschap een hogere score wat betreft het

hebben van een uitgesproken eigen karakter dan stedelijke respondenten (M = 8,08 vs. M = 7,61).

Er wordt een interactie-effect gevonden van beide factoren (stedelijkheid en type landschap) op eenheid (p < 0,001). Binnen de landschapstypen kustzone, laagveengebied west-Nederland en overige droogmakerijen is het verschil in de score voor eenheid tussen stedelijke en niet-stedelijke respondenten het grootst; terwijl binnen oostelijk, zuidelijk, en zandgebied midden-Nederland nauwelijks verschillen bestaan in de scores van stedelijke en niet-stedelijke respondenten. Soms kennen stedelijke respondenten bij deze laatste landschapstypen zelfs eerder een hogere score toe aan het hebben van een eigen karakter dan niet-stedelijke respondenten.

Inrichting voor functies

Landschapstypen die hoog scoren op het passen van de inrichting bij hun functie zijn laagveengebied noord-Nederland (M = 7.73) en nieuwe droogmakerijen (M = 8,06). Lage scores daarentegen zien we bij het rivierengebied (M = 6.96) en overige droogmakerijen (7,10). Van deze laatste landschappen vinden respondenten dus dat de inrichting minder goed past bij de functie van het landschap. Niet-stedelijke respondenten kennen een hogere score toe aan de passendheid van de inrichting van het landschap (M = 7,66) dan stedelijke respondenten (M = 7,11). Voor deze basiskwaliteit werd geen interactie-effect gevonden.

Eigen gebruiksmogelijkheden

Landschapstypen waarvan de bewoners vinden dat je relatief veel mogelijkheden hebt om te kunnen doen wat je wilt, zijn het noordelijk en oostelijk zandgebied (M = 8,13 resp. M = 7,81). Landschappen echter waar je minder kunt doen, zijn volgens de respondenten nieuwe en overige droogmakerijen (M = 6,92 resp. M = 6,79). Niet- stedelijke respondenten (M = 7,67) scoren de gebruiksmogelijkheden van het landschap hoger dan stedelijke respondenten (M = 7,30). Er is geen interactie-effect gevonden.

Historisch karakter

Kijkend naar het type landschap, springt er één uit qua score, als zijnde heel modern met nauwelijks meer iets van vroeger. Dit betreft de nieuwe droogmakerijen (M = 3,85). Landschappen met een meer historisch karakter zijn o.a. het noordelijk zandgebied (M = 7,08), zandgebied midden-Nederland (M = 7,23) en noordelijk zeekleigebied (M = 7.09). Niet-stedelijke respondenten kennen een hogere score toe aan het historisch karakter van het landschap (M = 6,84) dan stedelijke respondenten (M = 6,34). Het interactie-effect is niet significant.

Natuurlijkheid

Landschapstypen die het meest als kunstmatig worden beschouwd zijn nieuwe en overige droogmakerijen (M = 5,04 en M = 6,21). Zowel heuvelland, laagveengebied noord-Nederland als noordelijk, oostelijk en zandgebied midden-Nederland worden als het meest natuurlijk gezien (gemiddelden rond 7,5). Niet-stedelijke respondenten kennen een hogere score toe aan de natuurlijkheid van het omringende landschap

(M = 7,24) dan stedelijke respondenten (M = 6,76). Er is geen interactie-effect gevonden.

Ruimtelijkheid

De landschapstypen die volgens hun bewoners de meest plezierige ruimte-ervaring geven, zijn noordelijk zeekleigebied (M = 8.43) en laagveengebied noord-Nederland (M = 8.37). Onprettigere ruimte-ervaringen ondervinden de respondenten het meest bij overige droogmakerijen (M = 7.25). Niet-stedelijke respondenten kennen gemiddeld een hogere score toe aan de ruimte-ervaring van het omringende landschap (M = 8.26) dan stedelijke respondenten (M = 7.70).

Er wordt een interactie-effect gevonden van beide factoren (stedelijkheid en type landschap) op de ruimte-ervaring (p < 0,01). De kustzone en het noordelijk zeekleigebied vertonen de grootste verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke respondenten en de bijbehorende ruimte-ervaring. Het oostelijk en zuidelijk zandgebied daarentegen vertonen nauwelijks verschil tussen stedelijke en niet- stedelijke respondenten. De meest prettige ruimte-ervaringen worden opgedaan bij niet-stedelijke respondenten in het noordelijk zeekleigebied (M = 8.88) en laagveengebied Noord-Holland (M = 8.80). Ook hoog scoren de niet-stedelijke respondenten in de kustzone en het noordelijk zandgebied. De laagste scores en dus de minst prettige ruimte-ervaringen worden genoemd door stedelijke respondenten in het laagveengebied west-Nederland (M = 7.25) en stedelijke respondenten in overige droogmakerijen (M = 6.89).

Zintuiglijke indrukken

Landschapstypen die als het meest arm aan indrukken worden gezien, zijn nieuwe en overige droogmakerijen (M = 7.00 resp. M = 6.60). Veel prettige indrukken van verschillende zintuigen worden juist opgeroepen door heuvelland (M = 7.84) en zandgebied midden-Nederland (M = 7.89). Niet-stedelijke respondenten (M = 7.64) scoren de zintuiglijke indrukken in het omringende landschap hoger dan stedelijke respondenten (M = 7.14). Het interactie-effect is niet significant.

Samenvatting

Generaliserende conclusies ten aanzien van de landschapstypen zijn vrij lastig. Tabel 7 geeft een beknopt overzicht van de meest kenmerkende basiskwaliteiten per landschapstype in vergelijking met de overige landschapstypen. Opvallend is het grote verschil tussen de nieuwe en de overige droogmakerijen op de basiskwaliteiten eenheid en inrichting voor functies. Dit terwijl deze twee landschapstypen elkaar qua aantrekkelijkheid weinig ontliepen: het waren de twee laagst scorende typen. Op grond hiervan zou geconcludeerd kunnen worden dat de basiskwaliteiten eenheid en inrichting niet erg belangrijk voor de aantrekkelijkheid zijn. Hier komen we later uitgebreid op terug.

Als we over basiskwaliteiten heen gaan vergelijken, dan vinden we voor historisch karakter veruit het laagste gemiddelde voor een landschapstype. Ook voor natuurlijkheid vinden we nog een lage score, dat wil zeggen: onder de 6,0. De overige basiskwaliteiten blijven hier gemiddeld per landschapstype altijd boven. Toch vinden

we voor de basiskwaliteiten veelal lagere scores dan voor de aantrekkelijkheid. Deze bevindingen kunnen uiteraard te maken hebben met de steeds wisselende benoeming van de schaaluitersten per vraag. Daarmee is een inhoudelijke interpretatie ervan riskant. De verschillen tussen de strata in hun gemiddelde score per basiskwaliteit hebben veelal ongeveer dezelfde range als die voor de aantrekkelijkheid (zie aanhangsel 2).

Tabel 7 Relatief opvallende scores op de zeven basiskwaliteiten per landschapstype

Landschapstype Relatieve hoge score Relatief lage score

1. heuvelland Natuurlijkheid

Zintuigelijke indrukken 3. hoogveenontginningsgebied

4. rivierengebied Inrichting voor functies

8. kustzone

21. noordelijk zandgebied Historisch karakter Natuurlijkheid 22. oostelijk zandgebied

23. zandgebied midden-NL Historisch karakter Natuurlijkheid

Zintuigelijke indrukken

24. zuidelijk zandgebied Eenheid & samenhang

51. noordelijk zeekleigebied Eenheid & samenhang Historisch karakter Ruimtelijkheid 52. zeekleigebied NH

53. zeekleigebied zuidwest-NL

61. laagveengebied noord-NL Inrichting voor functies Ruimtelijkheid

62. laagveengebied west-NL

71. nieuwe droogmakerijen Eenheid & samenhang

Inrichting voor functies Mogelijkheden eigen gebruikHistorisch karakter Natuurlijkheid

Zintuigelijke indrukken

72. overige droogmakerijen Eenheid & samenhang

Inrichting voor functies Mogelijkheden eigen gebruik Natuurlijkheid

Ruimtelijkheid

Zintuigelijke indrukken

Ten aanzien van stedelijkheid lijkt het zo te zijn dat plattelanders hun landelijke omgeving op een groot aantal basiskwaliteiten hoger scoren dan stedelingen. Dit zou voor een belangrijk deel voort kunnen komen uit daadwerkelijke verschillen in het betreffende landelijke gebied. Nabij steden valt meer versnippering door infrastructuur en horizonvervuiling door industrie en hoogbouw te verwachten. Ook sommige van de gevonden interacties zouden hiermee samen kunnen hangen. Zo is het voorstelbaar dat in de verstedelijkte delen van de meer open landschapstypen horizonvervuiling en versnippering door infrastructuur prominentere factoren zijn dan in de verstedelijkte delen van meer besloten landschapstypen.