• No results found

Hij schrok op toen Steven zich over hem heenboog. Hij legde een hand op Hans'

In document Gard Sivik. Jaargang 5 · dbnl (pagina 134-137)

schouder en zei: ik ga even weg. Denk er aan, niet naar huis gaan. Hij hield mevrouw

van Rysinge bij de arm. Toen Hans knikte richtte hij zich op en schoof haar voor

zich uit, naar de uitgang. Met wat inspanning kon hij hun voetstappen op de gang

volgen, die buitenom naar boven voerde. Een deur viel dicht. Hij begreep dat zij

boven zijn hoofd moesten zijn, maar hoorde niets meer - geen enkel geluid dat hen

verraadde.

Is Steven bijzonder, vroeg hij zich af. Wie is Steven? Een vrolijke verschijning,

enigszins het hockey-type. Flauw krullend haar en altijd een donkere glans om kin

en wangen. Een vlot prater... maar Hans hield teveel van zijn eigen, onhandige type

dat Steven bij hem genade kon vinden. Zij heeft een slechte smaak, stelde hij vast.

Dat was aan haar gezicht te zien, wanneer men maar niet naar haar profiel keek. Toch

hinderde het hem. Mijnheer van Rysinge was zeker niet thuis. Was hij architekt en

zij architekte? Hij glimlachte. Het werd drie uur. Steven kwam niet terug. Sommige

paren vertrokken; andere waren in de voorkamer gaan zitten. Er werd weinig gepraat.

De verdwijning van mevrouw van Rysinge bleef niet onopgemerkt. Er waren jonge

mensen die afscheid van haar wilden nemen - maar na lang zoeken en roepen gaven

zij de moed op en verlieten het huis. Vanaf zijn plaats kon Hans hen zien gaan. Zij

wierpen grillige schaduwen op de witte tegels.

Er waren ook gasten die in het huis bleven slapen. Drie, vier paren haastten zich

naar de gang, de trap langs naar boven. Hans verwachtte elk moment de stem van

mevrouw van Rysinge te horen, of een schreeuw van Steven. Maar deuren gingen

open en dicht, er liep water door de afvoerbuizen - tenslotte werd het stil. In de kamers

bleven nog enkele studenten, waaronder een meisje, achter. Zij amuseerden zich met

een gokspelletje. Hans stond op en ging bij hen kijken.

Er verliep weer een uur. Hij dacht erover naar huis te gaan; het was niet Steven's

verzoek op hem te wachten, dat hem boven hield. Wanneer hij op dit uur zou

thuiskomen bracht hij het hele huis in rep en roer. Hij had geen sleutel; bellen wilde

hij niet. Na een tijdje speelde hij mee en verloor drie-vijftig. Toen wilden twee van

de jongens naar bed. Zij vertrokken; met de andere twee studenten dronk hij nog

koffie. Op dit uur, in deze omstandigheden vond hij het meisje niet onaantrekkelijk

- maar zij was een en al aandacht voor haar partner. De twee nestelden zich in een

fauteuil; hij begreep dat hij teveel was. Vastbesloten Steven waar dan ook vandaan

te halen, verliet hij de kamer en liep naar boven. Eenmaal boven, bevond hij zich in

een gang met aan weerszijden deuren. Hij aarzelde - maar hij vermande zich en

klopte. Een slaperige vrouwestem antwoordde, maar hij hoorde wel dat het mevrouw

van Rysinge niet was en durfde niets te vragen. Hij liep de gang in. Bij de volgende

deur, durfde hij niet nogmaals te kloppen. Voorzichtig drukte hij de knop omlaag en

duwde tegen het paneel, dat meegaf. Hij deed één voorzichtige stap de kamer in,

maar het was stikdonker; hij kon geen hand voor ogen zien. Hans bleef doodstil

staan. Vanuit de kamer hoorde hij onregelmatig ademen, van twee, misschien drie

mensen - maar door het gereutel waarmee het soms werd afgewisseld begreep hij

dat zij sliepen. Hij trad terug en sloot de deur behoedzaam achter zich. Bij de derde

deur durfde hij niet te kloppen, ook niet binnen te gaan. Hij leunde met zijn hoofd

tegen het paneel en luisterde, maar hoorde niets. Zachtjes riep hij: Steven, Steven...

Niemand gaf antwoord. Hij voelde dat hij snel moe en slaperig werd. Hij besloot

weer naar beneden te gaan; misschien konden de studenten hem helpen. Het viel

hem nu pas op hoe stil het was geworden in huis, en hoe zijn voetstap de rust verbrak;

tap-tap tap. Met afgunst en wrevel - hij was te verwezen om zich werkelijk kwaad

te maken - stelde hij zich voor hoe Steven achter een van de deuren op bed lag,

onderdrukt lachend aan de boezem van mevrouw van Rysinge. Een verlangen overviel

hem; hij in dat bed, bij haar zacht gepoederd lijf - zijn star hoofd op haar buik, met

open ogen in het duister starend. Hij trok zijn schouders op, bewoog zijn hoofd,

schurkte met zijn nek langs zijn kraag. Beneden, in de voorkamer, zaten de studenten

nog; het meisje op zijn knieën. Haar benen bewogen toen hij binnenkwam. Hans

prevelde wat, maar hij verontschuldigde zich niet.

Hij durfde ook hen niet storen. Weg-gedoken achter de tussendeuren - waar de

studenten hem niet konden zien, maar hij wel hun stemmen kon horen en de geluiden

die zij maakten - sliep hij in. In zijn slaap hoorde hij een klok vijf uur slaan. De

student liep door de kamer; een kraan liep. Een uur later herhaalde dit alles zich

-daarna zakte hij dieper weg in de slaap; niets drong nog tot hem door.

Toen hij ontwaakte dacht hij dat hij droomde. Het was dag geworden; door de

ramen viel het licht tot aan de tussendeuren. In de achterkamer schemerde het. Het

schemerde ook nog in zijn hoofd. Bij het buffet stond mevrouw van Rysinge, in

négligé. In de ene hand hield zij een goudbruin cadetje, in de andere hand een mes

waarmee zij boter op het broodje smeerde. Hij zag haar rug; wanneer zij bewoog

verschoof haar gewaad. Tegen het licht in kon hij de lijn van haar heupen volgen.

Maar hij droomde niet; zij stond daar werkelijk. Zij had hem nog niet opgemerkt.

Uit de wanorde op het buffet viste zij een stuk jonge kaas te voorschijn - maar zij

bleef zoeken, steeds weer glazen en flessen verzettend. Zijn horloge wees half negen.

Hij keek langs de tussen-deuren de kamer in; de studenten lagen in diepe rust. Het

meisje lag tegen de schouder van de jongen; het leek wel alsof hij nog iets wilde

beweren. Zijn bril was schuin op zijn neus gevallen.

Toen zag mevrouw van Rysinge hem. Tegelijk zag hij zichzelf - op de grond

zittend, met gespreide benen. Zijn broekspijpen schuurden in zijn knieën; zijn jasje

was tegen de muur omhoog geschoven tot boven zijn hoofd. Mevrouw van Rysinge

keek over haar schouder en glimlachte. Zij vroeg: ben je wakker? Hij knikte. Wil je

óók een broodje? Zij wachtte zijn antwoord niet af, maar reikte hem een broodje toe.

Steven is al naar huis, zei zij - hij zal gedacht hebben dat jij al weg was.

Hij knikte weer, krabde in zijn haar. Hij hapte in zijn cadetje. Zij knikte hem

vriendelijk toe en passeerde hem, liep de voorkamer binnen om het luxaflex voor de

ramen te sluiten. Hij zag het haar doen - even haar armen, haar lichaam scherp in het

licht, dan stond ook zij in het duister. Mevrouw van Rysinge was hem al vergeten.

Ze bleef bij de studenten staan, zette de jongen zijn bril recht op de neus en verliet

de kamer. Weer hoorde hij haar voetstappen op de trap.

Hans trachtte aan het meisje van zijn keuze te denken, maar dat lukte hem niet Hij

In document Gard Sivik. Jaargang 5 · dbnl (pagina 134-137)