• No results found

Schoolgebouw als leefruimte

6 Ruimtelijke parameters

6.3 Schoolgebouw als leefruimte

Schoolgebouwen vormen niet enkel onderwijsinstituten voor leerlingen, het zijn belangrijke verblijfsplekken. In lagere scholen voelen kinderen zich thuis op school, maar ook in het secundair onderwijs wordt het schoolgebouw vaak als tweede thuis beschouwd. Niet verwonderlijk, aangezien leerlingen het grootste deel van hun dag op school doorbrengen. Het is de plaats waar ze leren, maar ook vrienden ontmoeten en op ontdekking gaan. We kunnen dus stellen dat het schoolgebouw ook een leefruimte is en dus een aangepaste ontwerp- benadering vraagt. De vraag is op welke manier architecten met ruimtelijke ingrepen kunnen bijdragen aan het gevoel van

116

de leefruimte. In dit hoofdstuk worden enkele benaderingen van het schoolgebouw als leefruimte aangehaald.

Het is essentieel om eerste te begrijpen wat een leef- ruimte voor jongeren precies inhoudt. Indien we de school als tweede thuis benoemen, moet het de karakteristieken van een echt thuis bezitten. Waarden zoals geborgenheid en vertrouwen, maar ook vrijheid en zelfstandigheid kenmerken de thuisomgeving. Geborgenheid wordt bereikt door plekken te voorzien waar leerlingen zich terug kunnen trekken. Jongeren zullen zich zelf een plek toe-eigenen waar ze zich goed voelen. Het is belangrijk om een grote diversiteit aan ruimtes aan te bieden, toegespitst naar de behoeften van jongeren. Vertrouwen sluit nauw aan bij geborgenheid, maar heeft ook invloed op het hele gebouw. De schoolomgeving moet vertrouwd en herkenbaar aanvoelen. Dit betekent niet dat er geen aanpassingen mogen gebeuren, het geheel moet zich zelf blijven (Hertzberger, 2008, p. 35-35; Rohmer, 2007, p. 173).

Vrijheid en zelfstandigheid linken we eveneens aan de thuisomgeving. Leerlingen zijn in hun eigen woning vrij om te gaan en staan waar ze willen, ze zijn verantwoordelijk voor hun daden. Indien we in schoolgebouwen hetzelfde gevoel willen opwekken, moet er een bepaalde vrijheid worden geboden. Dit kan door leerlingen zelf te laten beslissen op welke plek ze aan een bepaalde opdracht willen werken. Een vereiste voor deze stap is overzichtelijkheid. Ondanks de geleding van een schoolgebouw, moet het mogelijk zijn om het overzicht te kunnen bewaren. Een andere mogelijkheid is het toepassen van aanpasbare meubels, waardoor leerlingen zelf hun eigen omgeving vorm kunnen geven. Door ze vrij te laten, worden ze tevens zelfstandiger en leren ze keuzes te maken. Bovendien kunnen ze zich op die manier de ruimte toe-eigenen en wordt het meer hun eigen plek (Hertzberger, 2008, p. 71).

Scholen zijn belangrijke leefruimtes, dat betekent dat jongeren er volop ontwikkelen tot zelfstandige individuen. Het onderwijs moet hen voorbereiden op de toekomst. Scholen zijn daarom spiegels van onze samenleving. Leerlingen gaan er op ontdekking en worden geconfronteerd met situaties uit het dagelijks leven. Deze vinden plaats in de veilige omgeving

117 binnen de school, waardoor ze kunnen experimenteren met hun vaardigheden. Zo oefenen ze door zowel bewuste als toevallige ontmoetingen hun sociale competenties, zoals luisteren, overleggen en toegeven (Hertzberger, 2008, p. 117-118; Van Veelen, 2007, p. 10).

In deze leefruimte zullen gevoelens worden ontwikkeld. De ‘Grote Gevoelens’ duiken voor het eerst ten volle op tijdens de schooljaren (Rohmer, 2007, p. 174). Bij jongeren is de interesse in elkaar beduidend groter, dan de interesse in het leren. Door willekeurige en onwillekeurige ontmoetingen kruisen ze elkaars paden en ontstaan de eerste gevoelens. Al lijken deze gevoelens op het eerste zicht niets met onderwijs te maken te hebben, toch beheersen ze het leven van jongeren. Niet enkel thuis, maar ook op school. Dit betekent dat schoolgebouwen plekken moeten aanbieden waar deze gevoelens kunnen ontstaan. Opnieuw is een diversiteit aan ruimtes, zowel openbare als eerder gesloten ruimtes, hier een belangrijk aspect. Daarnaast wordt het belang van zichtrelaties vaak onderschat. Indien er op een bewuste wijze zichtlijnen worden ontworpen, kunnen deze voor jongeren een belangrijke meerwaarde betekenen voor de leefbaarheid van het schoolgebouw (Hertzberger, 2008, p. 123; Rohmer, 2007, p. 174).

Ook sport en spel zijn binnen het leven op school van groot belang. In deze activiteiten leren jongeren op een interactieve manier hun sociale vaardigheden bij te schaven. Vaak voelt dit minder gedwongen aan en leren jongeren hier meer uit. Daarnaast bevorderen sport en spel de levendigheid en de sfeer binnen schoolgebouwen. Om dit te bereiken moeten ontspannings- en sportaccommodaties centraal in de campus worden opgenomen. Het zien van sporten maakt energie los en inspireert de leerlingen. Bovendien worden toeschouwers ook als positief ervaren door de sportende leerlingen. Wanneer ze het gevoel hebben dat ze bekeken worden, zullen ze meer gemotiveerd zijn om beter te presteren. Daarnaast moeten ontspanningsruimtes voorzien worden, waar leerlingen op vrijwillige basis de mogelijkheid hebben om gezelschapsspelen te spelen of muziek te maken. Opnieuw zullen voorbijgangers

118

geïntrigeerd worden door de activiteiten en zelf op ontdekking gaan (Rohmer, 2008, p. 154).

Een schoolgebouw is meer dan onderwijs, het is een leefruimte voor jongeren. Ze groeien er op en ontwikkelen hun persoonlijkheid en vaardigheden. Omdat ze veel tijd spenderen in het schoolgebouw, voelt het aan als een tweede thuis. Architecten moeten dit gevoel trachten te begrijpen en er op inspelen door geborgenheid, maar ook vrijheid te creëren. Daarnaast vormt de school een oefening op het latere leven. De ruimtelijkheid moet aanzetten tot contacten, confrontaties en ontdekkingen. Zo leren jongeren met nieuwe situaties om te gaan en wordt hun interesse opgewerkt. Ten slotte mogen sport en spel niet op de achtergrond geplaatst worden. Dit zijn niet louter ontspanningsmogelijkheden, het zijn eveneens leerprocessen. Ze verdienen een centrale plaats in het schoolgebouw.