• No results found

Evolutie van het schoolgebouw

6 Ruimtelijke parameters

6.1 Evolutie van het schoolgebouw

Het onderwijs verhuist door de eeuwen heen van klassieke tempels, naar de eerste schoolgebouwen en uiteindelijk naar de moderne interpretaties van leerlandschappen. Niet enkel het schoolgebouw, maar de volledige infrastructuur maakt een verregaande ontwikkeling door. Het ontstaan van traditionele klaslokalen, nieuwe hygiënische en technische voorschriften en nieuwe onderwijsvisies zijn maar enkele aspecten die invloed hebben op de structuur en het uiterlijk van hedendaagse schoolgebouwen. In dit onderdeel worden enkele typologieën besproken aan de hand van voorbeelden.

106

Het schoolvertrek

Het eerste ontwerp voor een school duikt op in 1811, met de naam de zaalschool. Deze school bestaat uit één lokaal waarin zich verschillende klassen bevinden die tegelijkertijd les krijgen. Het vertrek bestaat uit een blinde werkmuur, waarvoor de leerkracht is opgesteld. Aan de achterzijde van de klas zorgen ramen voor de lichtinval. Het grondplan is breed, maar met een beperkte diepte opgebouwd, omwille van functionele motieven: een beter zicht en een goede verstaanbaarheid voor de leerlingen achteraan in het lokaal (Martens, 2014).

De paviljoen- en de patioschool

De typologie van de paviljoenschool duikt op in het Franse Suresness in 1935. De ecole de plein air werd ontworpen door Beaudouin en Lods. De klaslokalen werden opgevat als zelfstandige elementen, elk met een grote relatie met hun buitenomgeving. Ze werden gekoppeld aan lange gangen die de verbinding maakten met Afb. 26, Architect onbekend, zaalschool,

meerdere locaties (1811)

Afb. 27, Beaudouin & Lods, Ecole de plein air, Suresness (1935)

107 gemeenschappelijke functies zoals de eetzaal. Omwille van de grote oppervlakte die deze bouwwijze innam, werd deze typologie echter zelden gebruikt.

In Nederland ontstond een gelijkaardige opbouw in de Dr. Boumanschool van architect J.W.H. Wilhelm, uitgevoerd in 1956. Elk klaslokaal beschikte er over een ‘voorruimte’, waar sanitaire voorzieningen en berging werden ondergebracht. Daarnaast was er een afzonderlijke buitenruimte voor elk lokaal, die de overgangszone vormde tussen de klas en de speelplaats. Beiden scholen hechtten een groot belang aan licht en lucht en toonden gelijkenissen met het type van de patioschool.

Afb. 28, J.H.W. Wilhelm, Dr. Boumansschool, Groningen (1956)

Architect J. Strik ontwierp een patioschool in Bergeijk in 1960. Alle klaslokalen werden evenzeer voorzien van een individuele buitenruimte, al werden de klaslokalen wel aan elkaar geschakeld. Het verschil met de paviljoen- school is merkbaar in de samenhang van dit gebouw, in dit model is er zeer weinig sprake van fragmentatie. (Stimuleringsfonds voor architectuur, 2011, p. 2-6; Martens, 2014).

Afb. 29, J. Strik, patioschool, Bergeijk (1960)

108

De gang- en de halschool

Na de 2de wereldoorlog ontstond er een grote behoefte aan nieuwe schoolgebouwen. Er ontstonden twee basistypes: de gangschool en de halschool. De Nederlandse architecten Van Tijlen en Maaskant staan bekend om hun standaardontwerpen voor gang- en halscholen. Ze ontwikkelden in de naoorlogse periode algemeen toepasbare schooltypologieën, zonder enige verbintenis met de context. Er kwam heel wat kritiek van collega-architecten. Zij vonden dat ze door de standaardisering hun stempel niet meer konden drukken op het schoolgebouw, een van de weinige gebouwen waar dat nog mogelijk was na de uniforme woningbouw.

Het gestandaardiseerde ontwerp voor de gangschool bestond uit een glazen, lichte gevel waaraan de klaslokalen gesitueerd waren en een bakstenen, massieve gevel waaraan overige functies gekoppeld werden. Het klaslokaal was de standaardmaat en bepaalde de afmetingen van het gebouw. Kleine ingrepen zoals hoogteverschillen en variaties in raamverdelingen, zorgden voor een interessanter gebouw. Daarnaast ontwikkelden Van Tijlen en Maaskant een standaard- ontwerp voor de halschool: een school opgebouwd uit een centrale hal met daar omheen klaslokalen. De centrale hal, die dienst deed als gemeenschappelijke plek, werd dubbel zo hoog uitgevoerd. Voor het eerst werd de circulatieruimte ook gebruiksruimte en ontstond er meer visueel contact tussen de gebruikers van het schoolgebouw.

Afb. 30, Van Tijlen & Maaskant, standaardontwerp gangschool, meerdere locaties (1952)

109 Architect H. een variant op de halschooltypologie. Hij hanteerde dezelfde basis : een centrale hal die de klaslokalen ontsluit. Door het toepassen van lokalen die gefragmenteerd waren en het verschuiven van de klas- lokalen ten opzichte van

elkaar creëerde hij een bijzondere ruimtelijkheid (Provoost, 2003, p. 153- 168; Martens, 2014; Hertzberger, 2008, p. 31).

De openluchtschool

Aan het begin van de 20ste eeuw, ontstonden er nieuwe ideeën over licht, lucht en hygiëne. Een voorbeeld is de Openluchtschool van Duiker in Amsterdam, gebouwd in 1905. De school werd opgericht voor kinderen die lichamelijk zwakker waren en behoefte hadden aan verse buitenlucht. Later zou de school voor iedereen toegankelijk worden. Het idee van licht en lucht voor schoolkinderen werd als positief ervaren, al bleken er ook negatieve aspecten te zijn. Er was geen rekening gehouden met eventuele luchtvervuiling en geluidsoverlast dat de kinderen zou afleiden (Stimuleringsfonds voor architectuur, 2011, p. 2; Roest, 2008, p. 13)

In de besproken typologieën zijn enkele vernieuwende ideeën herkenbaar, die bij hedendaagse schoolontwerpen inspirerend kunnen werken. In paviljoenscholen werkten architecten reeds met overgangszones tussen klaslokalen en gangen, maar ook tussen binnen en buiten. Deze verzachtten

Afb. 31, Hertzberger, Montessori- school, Delft, (1960-1966)

Afb. 32, Duiker, Openluchtschool, Amsterdam (1905)

110

de grens en zorgden voor een betere overgang. Het belang van buitenruimtes was duidelijk herkenbaar in zowel paviljoen- als patioscholen. De scholen namen een enorme oppervlakte in door het gefragmenteerd grondplan van klaslokalen en verblijfplekken buiten. Bij het introduceren van gang- en halscholen bleken standaardisatie en toepasbaarheid belangrijk te zijn. De context werd verwaarloosd en ook de identiteit van schoolgebouwen verdween in inspiratieloze modellen. Toch is er wel een vernieuwende aanpak bij het grondplan van de halschool op te merken. Ze werden georganiseerd rond een centrale ruimte, die zichtbaar was vanuit alle lokalen en zo de gemeenschappelijkheid aanmoedigde. Een laatste besproken typologie betreft de openluchtschool, dit was een vernieuwende aanpak door zijn transparantie. De meeste aandacht binnen deze typologieën werd geschonken aan het klaslokaal als voornaamste ruimte. Logisch, aangezien onderwijs vroeger enkel focuste op leren. In hedendaagse scholen winnen gemeenschapsruimtes, maar ook bijkomstige functies zoals sport en ontspanning aan belang. Dit vraagt een grotere diversiteit aan ruimtes en dus een andere benadering van schoolgebouwen.