• No results found

Schoolboekanalyse De Roep der Historie

In document Gespiegeld verleden (pagina 39-43)

3 Schoolboekanalyse

3.2 Een analyse van het geschiedenisschoolboek De Roep der Historie

3.2.2 Schoolboekanalyse De Roep der Historie

Het geschiedenisschoolboek De Roep der Historie werd uitgegeven door de uitgeverij van het Sint Gregoriushuis in Utrecht. Hier waren de fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart gevestigd. Het oudste exemplaar van deze geschiedenismethode dat ik in de archieven ben tegengekomen komt uit 1921, het jongste exemplaar dateert van 1931. Dit wijst dus op een looptijd van ten minste tien jaar. Helaas heb ik verder geen gegevens kunnen vinden die inzicht bieden in de verspreiding of populariteit van deze methode. Het schoolboek heeft in totaal 219 pagina’s en bestaat uit vijfendertig lessen (hoofdstukken worden in dit schoolboek ‘lessen’ genoemd, een term die ik in dit onderzoek aan zal houden). Vijf lessen, van in totaal 32 pagina’s, hebben betrekking op de Nederlandse Opstand. Dit is slechts elf procent. In vergelijking hiermee krijgen bijvoorbeeld de Middeleeuwen, met 58 pagina’s (27%), veel meer aandacht.

Zowel Doodkorte als Rombouts streefden ernaar om het geschiedenisonderwijs volledig in

145

Sigebertus Rombouts, Katholieke pedagogiek, deel III. Het opvoedingswerk (Tilburg 1934) 169. 146

Idem, 169-170. 147

C.J. van Blijswijk, De martelaren van Gorcum. Voorbeelden van trouw (Oestgeest 1993) 108-109. 148 Sigebertus Rombouts, Katholieke pedagogiek, deel III, 171.

overeenstemming te brengen met het Bisschoppelijk Mandement van 1868 en het te doordringen van het katholieke ideaal. Dit blijkt al bij het lezen van de inhoudsopgave van het schoolboek. De eerste drie lessen zijn als volgt getiteld: ‘Les 1., Het Kindje Jezus en de Wijzen uit het Oosten’, ‘Les 2., Jezus en de Heilige Petrus’, ‘Les 3., De H. Petrus in Rome’.149 Ook de andere lessen uit dit schoolboek hebben vergelijkbare, sterk katholiek getinte, titels. Zoals bijvoorbeeld: Les 9.,De H. Bonifatius’, Les 16., Slechts één ding is noodzakelijk: Red uw ziel’ en Les 31., Helden in Oost en West: Pater Le Cocq d’Armandville en Mgr. Niewindt’.150 Het toont de sterke nadruk die op het katholieke geloof werd gelegd. De inhoud van het schoolboek is hiermee in overeenstemming en doet soms meer denken aan een godsdienst - dan een geschiedenisboek. Zo opent het schoolboek bijvoorbeeld met de

geboorte van Jezus Christus.151

Doodkorte begint zijn beschrijving van de Nederlandse Opstand in de les die Filips II centraal stelt. Deze les heet: ‘Een verdediger van de Katholieke Godsdienst (Filips II 1550-1600)’. Uit de titel valt al op te maken dat Doodkorte kiest voor een positieve invalshoek om Filips II te beschrijven. Deze les begint met een overzicht van de goede diensten die Filips II de katholieke kerk heeft bewezen, zoals bijvoorbeeld zijn strijd tegen de moren in Spanje.152 Maar ook wanneer het optreden van Filips II tegen de calvinisten in de Nederlanden wordt behandeld kiest Doodkorte diens kant en rechtvaardigt zijn handelen: ‘Toen de valsche leer (calvinisme, F.V.) in ons land doordrong, werd ze door Filips verboden. (…) Door zóó te handelen, deed Filips in die tijd niet anders dan zijn plicht. De katholieke leer is de eenig ware leer en de ketterij maakt de menschen ongelukkig. Als katholiek vorst moest hij dus de Calvinisten weren.’.153 Doorslaggevend in de keuze van Doodkorte om de kant van Filips II te kiezen is het gegeven dat diens handelen in dienst stond van het katholieke geloof. Deze maatstaf - de vraag of bepaald handelen ten goede of ten slechte kwam van het katholieke geloof – was doorslaggevend voor een positieve of negatieve weergave in het schoolboek.

Voor Willem van Oranje had Doodkorte heel wat minder sympathie. Het was een man die: ‘voor de katholieke godsdienst al heel onverschillig was’ en ‘het erop aanlegde de Nederlanden van de koning los te maken.’.154 Van het beeld van Willem van Oranje als vechter voor de geloofsvrijheid van alle Nederlanders is in dit schoolboek geen sprake. Over het verzet van Willem van Oranje tegen de, door de Spaanse koning in de Nederlanden uitgevaardigde plakkaten die iedere, door de inquisiteur bewezen, vorm van ketterij met de dood veroordeelde,155 schrijft Doodkorte: ‘Ook Willem

149 Johannes Joseph Doodkorte, De roep der historie, 220. 150 Idem, 220-221. 151 Idem, 2. 152 Idem, 104-105. 153 Idem, 107. 154 Idem, 115. 155

H.L.P. Leeuwenberg, ‘De religie omstreeks 1559’ in: S. Groenveld e.a. ed. De tachtigjarige oorlog. Opstand

van Oranje kon ze niet goedkeuren, zooals hij zei. Toch kunnen we zijn woorden moeilijk gelooven. Waarom? In Frankrijk lag ’t Prinsdom Oranje. Daarover was Willem vorst en daar had hij evenveel macht als Filips over ons land. Als hij gewild had, zou hij daar ’t Calvinisme hebben kunnen toelaten. Maar dat deed hij niet. Hij verbood de nieuwe leer dáár even streng als Filips het hier deed.’.156 Doodkorte doet vervolgens de ‘ware’ reden van Willem van Oranje’s handelen uit de doeken. Hierbij schetst hij een beeld van een man die enkel en alleen uit eigenbelang handelde: ‘Welke redenen had Willem dan, om hier met de Calvinisten te keer te gaan tegen de strengheid der plakkaten? Luister: Willem behoorde tot de machtigste en rijkste edellieden van ons land. Filips had hem daarom veel macht gegeven. Hij had hem zelfs stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht gemaakt. Maar dat vond Oranje niet genoeg. Hij wou meer te vertellen hebben en daarom werkte hij de koning tegen.’.157 Doodkorte schetst een negatief beeld van Willem van Oranje en stelt hem verantwoordelijk voor de escalatie van het conflict: ‘Hij (Willem van Oranje, F.V.) was heerschzuchtig. Hij wilde ons land losmaken van Spanje en tegelijk zijn eigen macht vergroten. Daarvoor gebruikte hij allerlei middelen, ook de godsdienst! Als ’t hem later te pas komt, wordt hij openlijk Calvinist. Door zijn onverschilligheid voor de godsdienst kan hij onze achting niet verdienen.’.158 Expliciet benadrukt Doodkorte hier dat Willem van Oranje door zijn optreden het respect van de katholieke gemeenschap niet verdient. Hij had er door zijn machtsstreven immers voor gezorgd dat de (noordelijke) Nederlanden voor het Roomse Rijk verloren gingen. Toch treft volgens Doodkorte ook Filips II enige blaam. Hij had de Hertog van Alva naar de Nederlanden gestuurd om orde op zaken te stellen. Dit was volgens Doodkorte duidelijk een verkeerde keuze geweest. Alva speelde door zijn hardhandige optreden Willem van Oranje, die er immers naar streefde de Nederlanden van Spanje los te maken, alleen maar in de kaart.159 Het was een vergissing die de koning later zelf ook inzag.160

In het schoolboek De Roep der Historie wordt geen enkele positieve eigenschap aan Willem van Oranje toegeschreven. Het dichtste dat bij enige sympathie voor hem getuigt is wanneer Doodkorte de moord op Willem van Oranje door Balthasar Gerards beschrijft: ‘Al kunnen wij, Katholieken, bijna geen enkele daad van Willem van Oranje goedkeuren, toch doet het ons pijn zijn treurig einde te vertellen.’.161 Hij valt de moordenaar duidelijk af: ‘De gluiperige manier, waarop Balthasar Gerards te werk ging, doet ons denken aan een roofdier.’.162 Hier moet echter wel als kanttekening worden gesteld dat Doodkorte de ter doodveroordeling van Willem van Oranje door Filips II zelf niet afkeurt maar dus enkel de manier waarop deze is uitgevoerd. Wel schenkt Doodkorte

156

Johannes Joseph Doodkorte, De roep der historie, 116. 157 Ibidem. 158 Idem, 117-118. 159 Idem, 115. 160 Idem, 120. 161 Idem, 121. 162 Ibidem.

expliciet aandacht aan de manier waarop de ter dood veroordeling van Balthasar Gerards werd uitgevoerd. Hierbij maakt hij een koppeling tussen de veroordeling en de uitvoerders van het vonnis en wekt hij de indruk dat de manier waarop het vonnis werd voltrokken ook veel over de opstandelingen zelf zegt. Zij kregen zo ook iets van de schande van een gruwelijk vonnis over zich heen: ‘Na ’t plegen van zijn daad werd hij (Balthasar Gerards, F.V.) gegrepen en de rechters veroordeelden hem tot een vreeselijke dood. Zijn lijk werd gevierendeeld en de stukken aan de vier stadspoorten van Delft opgehangen. Zoo wreekten de opstandelingen de dood van hun

aanvoerder.’.163

Doodkorte legt bij zijn behandeling van de Nederlandse Opstand de nadruk vooral op de gevolgen die deze periode had voor de katholieke gemeenschap. Deze werd, ondanks de pogingen van Filips II om hen te beschermen, het slachtoffer van protestantse onderdrukking: ‘Toch is het hem (Filips II, F.V.) niet gelukt, om de Calvinisten uit ons land te houden. Ja, op ’t laatst kregen ze zoo’n grote macht, dat ze de baas werden en de katholieken onderdrukten.’.164 De katholieken die zich in de Nederlanden bevonden gingen volgens Doodkorte een periode van onderdrukking en vervolging, en zelfs marteling en dood tegemoet.165 Toch geeft de auteur hier ook een positieve draai aan. Hij benadrukt dat, ondanks de onderdrukking en de moeilijkheden die de katholieke gemeenschap ondervond, het katholieke geloof wel degelijk voor de Nederlanden behouden bleef. Doodkorte staat uitgebreid stil bij Sasbout Vosmeer (1548-1614), dit was een van de leidinggevende figuren van de katholieke gemeenschap in deze periode. Het was volgens Doodkorte te danken aan de tomeloze inzet van personen als Vosmeer dat het katholieke geloof in de Nederlanden niet verloren ging: ‘Christus’ rijk in Nederland scheen vernietigd. Maar velen droegen Christus nog in het hart. Zij eerden en beminden Hem nu nog meer dan vroeger. Die ijverige en vurige zielen, met Vosmeer aan het hoofd, hebben het

Calvinisme weten te stuiten.’.166

De protestanten konden op weinig sympathie van Doodkorte rekenen. Net als Van de Hulst zocht hij, in zijn beschrijving van ‘de ander’, het contrast op en vergrootte hij onderlinge tegenstellingen: ‘De overlevering was Gods woord niet, volgens hen. Die verwierpen ze (de calvinisten, F.V.) dan ook geheel. In het Sacrament des Altaars was Christus zelf niet tegenwoordig, zeiden ze. Daarmee verviel dus ook het H. Misoffer. Dat noemden ze zelfs afgoderij, evenals het vereeren van heiligen. Het Heilige Sacrament der Biecht en het Priesterschap werden bij hen afgeschaft. Je ziet, er bleef van de katholieke leer een bedroevend schijntje over.’.167

Het beeld van de Nederlandse Opstand was in De Roep der Historie niet dat van een

163 Johannes Joseph Doodkorte, De roep der historie, 121. 164 Idem, 107. 165 Idem, 120. 166 Idem, 160. 167 Idem, 105-106.

nationale onafhankelijkheid – of vrijheidsstrijd waarin het land ‘geboren’ werd. Het was veel meer een periode waarbij er sprake was van een opstand tegen het wettige (roomse) koninklijke gezag. De term vrijheidsstrijders valt bijvoorbeeld geen enkele keer, ook de geuzen waren in dit schoolboek geen dappere en heldhaftige zeelui die steden bevrijdden (zoals bij hun weergave in Toen . . . en Nu! wel het geval was) maar piraten en schurken en bovendien de ‘ergste vijanden der katholieken.’.168 Willem van Oranje was geen nobel mens en al zeker geen Vaders des Vaderlands maar iemand die zijn eigenbelang najoeg en alsmaar meer macht wilde hebben. Het schoolboek richt zich vooral op de gevolgen van deze periode voor de katholieke gemeenschap in de Nederlanden. Het algemene beeld van de Nederlandse Opstand is dat het een periode van sterk lijden was waarin dat desondanks het katholieke geloof voor de Nederlanden behouden bleef.

In document Gespiegeld verleden (pagina 39-43)