• No results found

De schijnbare harmonie waarin ethische en kwaliteitsprincipes en de wens tot

standaardisering circuleren, verbloemt maatschappelijke tegenstellingen

Technologiecriticus Evgeny Morozov heeft dat soort denken als ‘solutionisme’

bestempeld; de overtuiging dat elk probleem een technologische oplossing heeft.44 Noch de technologie, noch de nagestreefde oplossingen zijn echter neutraal en voor iedereen even gunstig,45 zoals de voorbeelden laten zien. Daarom zou het huidige landschap aan principes ook veel meer ruimte moeten bieden aan richtingaanwijzers naar scherpe, inhoudelijke eindwaarden. In grote lijnen vallen die momenteel, zoals gezegd, uiteen in de waarden van de multinationale markteconomie (VS) enerzijds en de waarden van de centraal gestuurde staat (China) anderzijds. In het ene model is de burger consument en de overheid op afstand of dienend; in het andere is de burger onderdaan en de overheid sturend

en controlerend.46 In geen van beide gevallen hebben burgers of hun

vertegenwoordigers enige zeggenschap over hoe (proceswaarden) en in welke richting (eindwaarden) hun digitale samenleving zich beweegt. Wat dat betreft zijn we in de Nederlandse en Europese steden al een stuk verder, zoals onze analyse van het landschap van principes al liet zien. Daaruit bleek dat er redelijke consensus is over hoe we de digitale samenleving moeten doorontwikkelen. Over de richting en de eindwaarden wordt, los van het operationele discours, nog geen uitgebreid debat gevoerd. Hoe kunnen we die eindwaarden toch in gesprek brengen en welke rol speelt de overheid daarin?

4. Digitale omgevingsvisie

In Nederland hebben de diverse overheidsapparaten geen zelfstandige rol in het definiëren van eindwaarden voor de samenleving. Binnen de grenzen van de wet en mensenrechtenverdragen is oneindig veel ruimte voor burgers en bewegingen om die eindwaarden te verkennen, te formuleren, te promoten en tot beleid te laten maken. Dat gebeurt simpelweg door verkiezingen, maar ook door tussen-tijdse inspraak en in toenemende mate door burgers direct te betrekken bij beleidsvoorbereiding en -uitvoering. We denken bijvoorbeeld aan living labs, proeftuinen, leer-ateliers, wijkondernemingen, enzovoort. Burgers mogen ook zelf overheidstaken overnemen als ze denken het zelf beter te kunnen, onder het motto ‘The right to challenge (R2C)’. De Omgevingswet die in 2021 ingaat, verplicht overheden zelfs om bij de ruimtelijke ontwikkelingen “rekening te houden met de verschillende belangen in een gebied. Nu beslissen de overheden vaak alleen over een deelproject.”47

Die laatste zin, dat overheden vaak alleen beslissen over projecten, is interessant als we hem tegen de besproken ethische principes aanhouden. De proceswaarden die daarin gepropageerd worden, demonstreren eenzelfde behoefte om in gezamenlijkheid de samenleving vorm te geven en dat niet over te laten aan de alleenmacht van ofwel overheden ofwel grote bedrijven of een congsie van de twee. Je zou kunnen zeggen dat uit de ethische principes een behoefte aan een digitale omgevingsvisie spreekt. Het is ook niet zo vreemd om inspiratie bij het ruimtelijk beleid te vinden voor een verdere uitwerking van principes voor de digitale samenleving.

We hebben er immers lange tijd in ruimtelijke metaforen over gesproken: de elektronische snelweg, de digitale stad, proeftuin of data-pakhuis. “Als we iedereen gezamenlijk laten meedenken en meepraten over de inrichting van de fysieke ruimte, waarom doen we dat dan niet ook voor het ontwerp van de data- en digitale ruimte; voor de datapakhuizen, dashboards, analytics en algoritmen?”48

Je kunt de kunst regelrecht afkijken van al het werk dat in de Omgevingswet is gestoken. Het Ministerie van BZK heeft immers al een uitgebreide verzameling hulpmiddelen in de aanbieding om een omgevingsvisie te maken en precies aangegeven welke stappen in het proces genomen kunnen worden. Dat begint – onvermijdelijk – met een analyse van bestaand beleid en de samenstelling van een brede projectgroep. Maar daarna moet er toch een hele serie externe partners betrokken worden die gezamenlijk de eindambitie formuleren en ‘het verhaal’

maken.49 Volgens de logica van de omgevingsvisie is het dus niet genoeg als de proceswaarden geborgd zijn. Als iedereen heeft meegepraat, en de bouw en ruimtelijke inrichting (datastructuur) van technisch goede kwaliteit zijn, moet het eindresultaat een gedeelde ambitie en verhaal zijn. Dat kan per definitie geen keihard economisch doel voor de digitale samenleving zijn, zoals we in de BSI- en ISO-standaarden herkenden.

Het kan ook geen top-down sturingsmodel van de overheid impliceren, zoals het schrikbeeld van China ons voorschotelt50; niet voor niets raadt het ministerie van BZK de gemeentelijke overheden aan om bij de ontwikkeling van hun

omgevingsvisie over hun eigen rol na te denken, die kan variëren tussen regulerend, samenwerkend en faciliterend.51

Leggen de proceswaarden de nadruk op gezamenlijkheid, dan is het logisch dat de eindwaarden ook de nadruk leggen op een gedeeld verhaal; een shared story, zoals de VSNU propageert in haar Onderzoeksagenda voor de Digitale Samenleving52. Daarin gelden, naast de eerder al genoemde kwaliteitsprincipes, SHARED-waarden als beoordelingscriteria voor de digitale samenleving.53 Ze staan voor de volgende (Engelstalig geformuleerde) eindwaarden:

• Sustainable, dat wil zeggen dat de digitale visie en beleid niet alleen moeten passen bij de ecologische omgevingsagenda maar ook implementeerbaar en langdurig bruikbaar moeten zijn. De samenwerking met alle betrokken partijen kan derhalve niet eenmalig zijn maar moet steeds opnieuw herhaald worden.

• Harmonious, hetgeen inhoudt dat de digitale visie en het beleid open en inclusief moet zijn, wettelijke, morele kaders en omgangsvormen respecteren en bestaande tegenstellingen niet verder verscherpen.

• Affective, omdat een digitale visie en beleid ook moeten erkennen en meewegen dat technologie niet alleen maar met puur rationele argumenten te maken heeft, maar ook een scala aan positieve en negatieve gevoelens bij mensen en groepen kan oproepen.

• Relevant, waarmee bedoeld wordt dat een digitale visie en beleid juist die groepen en belangen moet betrekken die het meest te maken zullen hebben met de effecten van data en digitale technologieën. In het sociaal domein betekent dat bijvoorbeeld dat uitkeringsgerechtigden veel meer dan nu het geval is mee moeten praten over de inrichting van de datatransities in het sociaal domein.54

• Empowering, oftewel de digitale visie en beleid moeten het ook mogelijk maken dat alle betrokkenen de betreffende technologie kunnen begrijpen en

beoordelen, en daar waar mogelijk ook zelf moeten kunnen gebruiken.

• Diverse, tenslotte, is de waarde waarmee niet alleen de diversiteit in de samenleving (h)erkend wordt maar ook te beoordelen valt of de betreffende technologie zelf op diverse manieren inzetbaar en veranderbaar is.

De SHARED-waarden zijn breed genoeg geformuleerd om een scala aan operationalisaties mogelijk te maken én ze laten de noodzakelijke blijvende dynamiek in digitale visies en beleid toe. Technologie en samenleving veranderen momenteel immers zo snel dat voortdurende aanpassing in het ontwerp van digitale en datatechnieken ingebouwd moet zijn. In innovatiekringen spreekt men daarom graag van ‘permanent bèta’55, onder kritische technologie-onderzoekers gebruikt men liever de term ‘contestable by design’56.

Van de SHARED-waarden moeten we echter niet denken dat ze tegenstellingen en conflict zullen voorkomen. Al wordt de samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen en burgers (of hun vertegenwoordigers) in de zogeheten ‘quadruple helix’ als noodzakelijk gezien voor succesvolle, gedragen innovatie, er ontstaan onvermijdelijk tegenstellingen, vertragingen, ruzies, ergernissen, frustraties en mislukkingen. De overheid, op welk niveau dan ook, heeft daar een dubbele rol in; enerzijds is ze partner in de samenwerking, anderzijds heeft ze, wat ons betreft, als enige in deze complexe uitwisselingen een overkoepelende rol als hoeder van de gemeenschappelijke proces- en

eindwaarden. We kunnen noch van burgers, noch van bedrijven verwachten dat ze altijd rekening houden met ieders ideeën en belangen. Het is ook niet de taak van kennisinstellingen, maar de overheid, gelegitimeerd door haar eigen burgers, kan en moet die verantwoordelijkheid wel nemen.

We kunnen noch van burgers, noch van