• No results found

Afdeling 9.1 Faunaschade

Artikel 15.53 van de Omgevingswet bepaalt dat Gedeputeerde Staten in voorkomende gevallen tegemoetkomingen verlenen in geleden schade door natuurlijk in het wild levende: 1. vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, of 2. dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet. Ter invulling van deze bevoegdheid stellen

Gedeputeerde Staten beleidsregels vast. In IPO-verband hebben de gezamenlijke provincies ervoor gekozen het verlenen van tegemoetkomingen in faunaschade te mandateren aan de

uitvoeringsorganisatie BIJ12. Uit oogpunt van efficiëntie is een landelijke uitvoering met één loket en gebundelde kennis te prefereren.

Daarnaast wordt uniformiteit in de uitvoering en rechtsgelijkheid over heel Nederland nagestreefd. In een afzonderlijk besluit worden de bevoegdheden met betrekking tot het verlenen van

tegemoetkomingen gemandateerd aan BIJ12.

Artikel 9.2 De aanvraag om tegemoetkoming

In dit artikel wordt de elektronische wijze van indiening van een aanvraag om tegemoetkoming in schade, veroorzaakt door natuurlijk in het wilde levende beschermde diersoorten, geregeld. Op grond van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht moet de voorwaarde van elektronische indiening van een aanvraag bij wettelijk voorschrift worden geregeld. Vereist is dat de schade zo spoedig mogelijk (binnen 7 werkdagen) bij BIJ12 wordt gemeld. BIJ12 is dan in de gelegenheid een taxateur ter plaatse een onderzoek naar de schadeveroorzakende diersoorten en de omvang van de schade te laten instellen. Een consulent faunazaken van BIJ12 kan dan ook adviseren hoe verdergaande schade kan worden voorkomen of beperkt. Aanvragen die later dan 7 werkdagen na constatering van de schade zijn ingediend worden afgewezen. Onder werkdagen wordt verstaan: maandag tot en met vrijdag met uitzondering van algemeen erkende feestdagen als bedoeld in de Algemene

termijnenwet.

Artikel 9.3 Taxatie van de schade

Dit artikel regelt in samenhang met de beleidsregels de wijze waarop de schade wordt vastgesteld. BIJ12 heeft een raamovereenkomst met taxatiebureaus die schade veroorzaakt door in het wild levende beschermde dieren taxeren. De taxateur zal zijn bevindingen direct na de eindtaxatie bij de grondgebruiker achter laten of deze zo spoedig mogelijk toesturen. Voorzien is in de mogelijkheid dat de aanvrager zijn opmerkingen over de taxatie kan vermelden, dat de taxateur die opmerkingen van commentaar voorziet en dat de aanvrager kennis kan nemen van het commentaar van de taxateur.

149

Waar de Wet ruimtelijke ordening (Wro) nog een specifieke regeling voor planschade bevatte, is onder de Omgevingswet de planschade en nadeelcompensatie samengenomen onder de term nadeelcompensatie. In titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft nadeelcompensatie een wettelijke grondslag gekregen. In de Omgevingswet is onder Hoofdstuk 15, Schade, afdeling 15.1 Nadeelcompensatie, een op de Awb aanvullende regeling opgenomen voor de daar genoemde specifieke schadeoorzaken.

Afdeling 9.2 van deze verordening bevat de procedureregels voor aanvragen om

nadeelcompensatie op basis van schadeoorzaken als genoemd in Afdeling 15.1 (voorheen planschade) alsmede ook verzoeken die hun oorsprong hebben in besluiten of

uitvoeringshandelingen in verband met de realisatie, beheer of onderhoud van infrastructurele werken. Voor dat laatste was voorheen de Regeling nadeelcompensatie infrastructurele werken provincie Noord- Holland 2007 van kracht. Deze regeling wordt met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

In de Memorie van Toelichting op de Invoeringswet Omgevingswet is in hoofdstuk 2.1.2.8 de behandeling van een aanvraag om nadeelcompensatie op basis van artikel 15.1 en verder van de Omgevingswet in de praktijk beschreven. Daaruit blijkt dat de omvang van de schade dient te worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie voor en na bekendmaking van de

omgevingsvergunning of het projectbesluit. De Omgevingswet, noch de Awb stelt eisen aan de wijze waarop de schade dient te worden begroot. Wel heeft de wetgever het normaal maatschappelijk risico, waaronder de schade redelijkerwijs voor rekening van de aanvrager dient te blijven, onder de Wro bij planschade 2%, in de Omgevingswet vastgesteld op een vast percentage van 4%. Bij nadeelcompensatie als gevolg van andere schade-oorzaken bestaat geen wettelijk vastgesteld percentage normaal maatschappelijk risico. Voorts bevat de Omgevingswet specifieke regels ten aanzien van actieve en passieve risicoaanvaarding.

De inhuur van een onafhankelijk adviseur om te adviseren over de aanvragen is niet (meer) wettelijk verplicht. Als uitgangspunt wordt het door Provinciale Staten echter wel wenselijk geacht advisering te verplichten. Dit, in verband met de zorgvuldigheid en transparantie van het proces en om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden.

Hiertoe zijn Artikel 9.7 e.v. opgenomen in deze omgevingsverordening. Gevallen waarin de zaak vereenvoudigd kan worden afgedaan zijn niet limitatief opgesomd in Artikel 9.6.

Artikel 9.4 Toepassingsbereik

De Afdeling ziet uitsluitend op de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid van de

provincie door het nemen van de in artikel 15.1 van de Omgevingswet en de in dit artikel genoemde besluiten of uitvoeringshandelingen. Voor vergoeding komt alleen in aanmerking schade ten gevolge van die rechtmatige besluiten of uitvoeringshandelingen, welke redelijkerwijs niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven, en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd of verzekerd kon worden. De afdeling is dus niet van toepassing op verzoeken om schadevergoeding bij

onrechtmatige besluiten. De Afdeling is evenmin van toepassing op verzoeken om nadeelcompensatie die betrekking hebben op het verleggen van kabels en leidingen.

Op nadeelcompensatie kan geen beroep worden gedaan als de schadevergoeding anderszins gewaarborgd is. Dit is het geval bij schade in relatie tot aankoop en onteigening. Bij de bepaling van de koopsom, respectievelijk de schadeloosstelling voor de te onteigenen onroerende zaken wordt het aspect van de schadevergoeding meegenomen. Ook bestaat geen recht op nadeelcompensatie als door de aanvrager het risico op schade passief of actief is aanvaard.

150

Artikel 9.5 De aanvraag voor nadeelcompensatie

Er worden nadere regels gesteld aan de aanvraag voor nadeelcompensatie. Deze zijn opgenomen inBijlage 9 bij deze verordening. Elke aanvraag wordt getoetst aan deze indieningsvereisten. Op het indienen van het verzoek is uiteraard hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De aanvrager krijgt binnen twee weken een ontvangstbevestiging en wordt zo nodig – in overeenstemming met artikel 4:5 Awb – verzocht binnen een door Gedeputeerde Staten gestelde termijn zijn aanvraag verzoek aan te vullen. Indien de gevraagde gegevens niet of niet tijdig worden aangeleverd wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De aanvrager is verplicht alle informatie te overleggen waarover hij redelijkerwijs beschikt of over behoort te beschikken en die nodig is voor een beoordeling van zijn aanvraag.

De aanvrager dient een recht te betalen van € 300,--. Indien nadeelcompensatie wordt toegekend, krijgt de aanvrager dit bedrag weer terug. Deze terugbetaling is in artikel 4:129 van de Awb geregeld.

Artikel 9.6 Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag Artikel 9.7 Inschakeling

adviescommissie

Indien een aanvraag niet vereenvoudigd kan worden afgedaan, schakelen Gedeputeerde Staten een adviescommissie in. Deze adviescommissie heeft tot taak Gedeputeerde Staten te adviseren met betrekking tot de beslissing op de aanvraag. Het inschakelen van deskundigen draagt bij aan een zorgvuldige besluitvorming inzake verzoeken om nadeelcompensatie en versterkt de legitimiteit van de te nemen besluiten.

De adviescommissie bestaat uit één of meer leden, die gezamenlijk deskundig zijn op het gebied van het bestuursrechtelijk schadevergoedingsrecht en de daarmee verbonden taxatieleer. De commissie heeft als taak de aanvraag te onderzoeken, verzoekers te horen en Gedeputeerde Staten te adviseren omtrent de afhandeling van verzoeken als bedoeld in Artikel 9.5.

Artikel 9.8 Onafhankelijkheid adviescommissie

De onafhankelijkheid van de adviescommissie dient gewaarborgd te zijn. Om die reden dienen leden van de commissie geen formele bindingen te hebben met de provincie Noord-Holland.

Artikel 9.9 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviescommissie

De aanvrager en andere belanghebbenden wordt schriftelijk in kennis gesteld van de benoeming van de commissie door Gedeputeerde Staten. De kennisgeving bevat de naam of namen van de

deskundige(n) die zij willen benoemen, hun beroep en een opgave van de plaats waar zij hun werkzaamheden verrichten. De aanvrager en andere belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun bedenkingen te uiten tegen de voorgenomen samenstelling van de commissie.

Ingebrachte schriftelijke bedenkingen kunnen aanleiding geven tot benoeming van een of meer andere deskundigen. Het benoemingsbesluit is een voorbereidingshandeling waartegen, gelet op artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep kan worden ingesteld.

151

Gedeputeerde Staten worden geacht zoveel mogelijk informatie te verstekken aan de

adviescommissie zoals bijvoorbeeld de besluitvorming en bijkomende stukken die de aanleiding vormt voor het schadeverzoek. Ook de aanvrager dient de commissie zoveel mogelijk relevante gegevens te verstrekken, zoals bijvoorbeeld jaaropgaven. Dit om de commissie zoveel mogelijk in staat te stellen haar taak zo zorgvuldig mogelijk uit te kunnen oefenen. Soms heeft de commissie de expertise nodig van externen. Bijvoorbeeld financiële deskundigen of taxateurs. Hier kunnen extra kosten mee gemoeid zijn. Gedeputeerde Staten moeten daarom met inschakeling van deze derden instemmen voordat deze kosten gemaakt kunnen worden.

Artikel 9.11 Het door de commissie te verrichten onderzoek

De adviescommissie adviseert met betrekking tot het door Gedeputeerde Staten te nemen besluit. Wanneer zij daartoe aanleiding ziet, adviseert de adviescommissie over de voorstellen voor maatregelen en voorzieningen, waardoor het nadeel anders dan door compensatie in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 9.12 Werkwijze adviescommissie

De adviescommissie kan een hoorzitting beleggen, waarin de aanvrager zijn verzoek nader kan toelichten. De commissie kan gevraagd en ongevraagd maatregelen in natura voorstellen, die geschikt zijn om de schade te beperken of ongedaan te maken. De adviescommissie kan inlichtingen inwinnen bij derden. Te denken valt aan specifieke deskundigheid die nodig is voor de adequate beoordeling van het schadeverzoek. Indien daarmee kosten zijn gemoeid, dient de adviescommissie voorafgaand aan het inwinnen van de inlichtingen hiervoor toestemming te ontvangen van Gedeputeerde Staten. Desgewenst neemt de adviescommissie de situatie ter plaatse op.

De adviescommissie brengt in de vorm van een gemotiveerde rapportage aan Gedeputeerde Staten advies uit over haar bevindingen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld eerst te reageren op een conceptversie van het advies, alvorens het definitieve advies wordt uitgebracht.

Artikel 9.13 Beslissing Gedeputeerde Staten

Gedeputeerde Staten beslissen binnen 6 weken na ontvangst van het definitieve advies. De

beslissing kan worden gemotiveerd door te verwijzen naar het door de adviescommissie uitgebrachte advies. Gedeputeerde Staten kunnen daarnaast gemotiveerd afwijken van het deskundigenadvies. De beslissing op het verzoek kan door Gedeputeerde Staten eenmaal verdaagd worden voor maximaal 6 weken.

Artikel 9.14 Voorschot

In dit artikel is een bevoegdheid opgenomen met betrekking tot het verstrekken van een voorschot. Bevoorschotting kan onder meer strekken tot beperking van de schade. De aanvrager, die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding als bedoeld in artikel 9.17 en wiens belang vordert dat aan hem een voorschot op deze vergoeding wordt toegekend, kan Gedeputeerde Staten verzoeken hem een voorschot te verlenen. Omtrent dat verzoek wordt de reeds ingeschakelde commissie gehoord. Indien Gedeputeerde Staten beslissen tot toekenning van een voorschot, wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de

152

verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaard tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. Gedeputeerde Staten kunnen daarvoor

zekerheidsstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen. Daarbij moet betrokken worden de vraag naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling van het voorschot.