• No results found

De ECOFIN- en FINCRIM-afdelingen binnen de FGP’s moeten omwille van de aard van hun dossiers regelmatig samenwerken met andere diensten, vooral de sociale inspectiediensten en het arbeidsauditoraat. Dit is ook het geval voor de sectie MOTEM binnen FGP Oost- Vlaanderen. Binnen deze provincie wordt om de drie à vier maanden een MOTEM-overleg georganiseerd. Een Protocol werd in 2017 afgesloten tussen justitie, politie en sociale inspectiediensten (Samenwerkingsprotocol, 2017). Recenter is met het oog op het bestrijden van georganiseerde sociale fraude een Kaderakkoord opgesteld tussen de Federale Politie, de Procureurs-Generaal en de Sociale Inspectiediensten (met uitzondering van FAMIFED) (Kaderakkoord, 2019). Uit, weliswaar beperkte, observatie kan worden afgeleid dat deze samenwerking correct verloopt. De zaken die bij alle betrokken partijen in behandeling zijn, worden besproken en er wordt gevraagd naar de stand van zaken en of er een bepaalde capaciteit beschikbaar is. Neem volgend voorbeeld. De Sociale Inspectie heeft een groot dossier en wil een aantal grote acties houden met het oog op controles en dergelijke meer. Zij kan dan binnen het MOTEM-overleg vragen of er bij de FGP capaciteit is om bijstand te leveren. Hetzelfde geldt voor de andere sociale inspectiediensten en de arbeidsauditeur. Het is ook de arbeidsauditeur die de leiding heeft over het gesprek en alles in goede banen tracht te leiden. In Limburg verloopt het overleg via een GRI, een Groep Regionale Interventie, dat driemaandelijks samenkomt. Degene die hier onderdeel van uitmaken, zijn de arbeidsauditeur, de financiële procureur des konings, de FGP, de BBI, ARIEC (dat deel uitmaakt van een

36 pilootproject)36, de RSZ, de RVA, het RIZIV en TSW. Binnen dit overleg wordt besproken waarmee iedereen bezig is. Dit overleg verloopt met andere woorden op een gelijkaardige manier als in Oost-Vlaanderen het geval is.

De lokale politie werkt vaak samen met de sociale inspectiediensten, zoals TSW, de RSZ, het RIZIV, etc. Zij maken echter geen deel uit van het MOTEM-overleg dat driemaandelijks plaatsvindt, zij het enkel binnen Oost-Vlaanderen. De samenwerking loopt in dit geval redelijk goed, waarbij maandelijks acties worden georganiseerd bij horecazaken, bouwwerven, markten, bakkers en slagers, etc. Door de COVID19-crisis liggen deze echter even stil. Vervolgens doen zij in dit kader ook aan informatie-uitwisseling, hoewel dit niet altijd evident is. Er is gewezen op het feit dat de lokale politie wel inlichtingen mogen krijgen van andere diensten, maar dat dit omgekeerd niet geldt, aangezien de politie niet zomaar informatie mag delen. De communicatie verloopt in dit geval via de arbeidsauditeur via een aanvraag.37

Daarnaast vermeldt de lokale politie nog een praktische beperking in de samenwerking. Hoewel de samenwerking meestal goed verloopt, gebeurt het wel dat wanneer om informatie wordt gevraagd, de wachtperiode dikwijls nogal lang is. Neem volgend voorbeeld. De lokale politie neemt contact op met een bepaalde inspectiedienst om informatie te vragen. Zij moet echter lang wachten op antwoord door het feit dat de inspectiedienst op haar beurt informatie bij een andere dienst moet opvragen. De opmerking wordt daarom gemaakt waarom de inspectiedienst de gegevens niet ter beschikking stelt van de lokale politie zodat zij rechtstreeks contact kan opnemen. Dit gaat veel sneller. Ook wordt de bedenking gemaakt dat de inspectiediensten de hulp van de lokale politie inroepen om onderzoek naar fraude te doen, maar wanneer de resultaten dan gegeven worden, daar weinig tot niets mee gedaan wordt.38 De vraag rijst hier natuurlijk in welke mate dit de samenwerking ten goede komt.

Er bestaat reeds een interessante applicatie die beschikbaar is voor bepaalde diensten die onderzoek doen naar fraude. Dit is met name de Dolsis-applicatie. Hierin kunnen gegevens geraadpleegd worden uit het Rijksregister, het Bisregister, het werkgeversrepertorium, het Interactief personeelsregister, de DmfA en het Limosa-kadaster. Slechts een beperkt aantal

36 ARIEC is een pilootproject dat loopt binnen de Belgische provincie Limburg en staat voor ‘Arrondissementele

Informatie- en Expertisecentra’. ARIEC heeft als opdracht om lokale besturen te sensibiliseren omtrent de bestuurlijke aanpak, wat wil zeggen dat het de bedoeling is om te proberen voorkomen dat criminele activiteiten door de overheid worden gefaciliteerd. Daarnaast ondersteunt ARIEC de lokale besturen met methodieken en juridische expertise, verspreidt het good practices, volgt het bovenlokale fenomenen op en promoot het een uniforme aanpak doorheen heel Limburg. Het telt sinds 1 januari 2018 drie voltijdse personeelsleden (IBZ, s.d.).

37 Interview met rechercheur van de lokale politie Lokeren, Izegem, 31 maart 2020. 38 Interview met rechercheur van de lokale politie Lokeren, Izegem, 31 maart 2020.

37 medewerkers van federale, regionale en communautaire diensten die bevoegd zijn voor de verschillende verificaties om fraude tegen te gaan, kunnen van Dolsis gebruik maken. Het is de KSZ die de informatieaanvragen controleert (Socialsecurity.be (1), s.d.). DmfA vormt één geheel met de Dimona en de ASR, en vormen respectievelijk de RSZ-kwartaalaangifte, de aangifte van begin van arbeidsrelatie en de aangifte voor sociale risico’s (Socialsecurity.be (2), s.d.).

De gezamenlijke acties worden ook door de RSZ vermeldt. In eerste instantie controleert de RSZ zelf de juistheid van de aangifte, waarna er samengewerkt kan worden met de diensten die de melding oorspronkelijk hebben gedaan in gezamenlijke controleacties. Pas in een later stadium wordt de politie ingeschakeld, na een beslissing van het openbaar ministerie. Dit gebeurt in het kader van een dagvaarding in een strafonderzoek van de betrokken daders. De samenwerking met de politie verloopt via de arbeidsauditeur die gezamenlijke opdrachten geven aan enerzijds de politiediensten en anderzijds aan de RSZ-inspectie. Dit gebeurt met het oog op het uitwerken van het dossier zodat deze voor een rechtbank kan standhouden.39

De betrokken diensten geven ook zelf aan dat samenwerking erg belangrijk is. De RVA bijvoorbeeld, stelt dit uitdrukkelijk in haar activiteitenverslag van 2019. Meer bepaald stelt zij: “Controle is een van de basisopdrachten van de RVA, maar daarvoor moeten we ook optimaal

samenwerken met andere instanties (staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, SIOD, andere inspectiediensten, arbeidsauditoraten…)” (RVA, 2020). FAMIFED (2018) stelt

dan weer in haar Jaarverslag van 2017 dat samenwerking en overleg hoog op de prioriteitenlijst staat opdat dit kan leiden tot verschillende vorderingen en verwezenlijkingen, onder meer bij domiciliefraude en in het kader van de database Dolsis.

Het RIZIV werkt vaak samen met andere inspectiediensten. In 2018 bestaat een grotere samenwerking met de RVA, waardoor meer gevallen van fraude met arbeidsongeschiktheids- uitkeringen vastgesteld konden worden. Daarnaast werken zij samen met de RSZ, de RSVZ, etc. De SIOD neemt de coördinatie op zich (RIZIV (4), 2018).

38