• No results found

6. Conclusie en discussie

6.1 Samenvatting van de resultaten

Dit onderzoek had als doel kennis te verwerven over het initiatieproces van blended learning door zowel aandacht te besteden aan het samenspel van enerzijds lokale actoren en anderzijds structurele factoren. Daarmee beoogde het onderzoek bij te dragen aan

onderwijsontwikkeling op het gebied van digitalisering en een toevoeging te leveren aan de discussie over de complexiteit van het agency-structuur debat. Deze casestudie maakte

gebruik van semi-gestructureerde interviews met medewerkers, externe docenten en studenten van een masteropleiding voor onderwijsmanagement in Nederland. Het combineren van agency en structuur binnen één onderzoek is relevant en kan bijdragen aan het theoretisch inzicht in het spanningsveld tussen de beide perspectieven, zoals zich dat ook in de empirie voordoet. Wellicht draagt het onderzoek daarnaast bij aan inzichten voor het benutten of overbruggen van dat spanningsveld ten gunste van een beter begrip van (processen van) onderwijsvernieuwing.

De betekenisgeving aan blended learning van respondenten is te verklaren vanuit hun persoonlijk interpretatiekader. Zo is de beeldvorming voornamelijk gekoppeld aan hoe competent geïnterviewden zichzelf inschatten in het omgaan met ICT, de drijfveren voor het docentschap, ervaringen uit het verleden binnen externe contexten en de context van de NSO en hun ideeën over goed onderwijs.

De pedagogische overwegingen die geïnterviewden maken bij de initiatie van blended learning zijn duidelijk verbonden aan deze ideeën over goed onderwijs. Er wordt in dat verband voornamelijk gesproken over kwalificeren als goede schoolleider na de opleiding, persoonlijke/professionele ontwikkeling van schoolleiders in relatie tot de schoolpraktijk en het leren omgaan met de veranderende maatschappij met betrekking tot digitalisering. Deze pedagogische overwegingen spelen wel een rol in de keuze voor blended learning, maar zijn niet de aanleiding om het gesprek erover aan te gaan.

In het onderzoek werd ook gekeken naar organisatorische factoren en werkcondities die het initiatieproces beïnvloedden. Één van de belangrijkste redenen om over blended

learning na te denken is de onvrede over de huidige elo in combinatie met overdenkingen over de financiële gezondheid van de NSO. Opvallend is de invloed die de structuur van de

organisatie heeft op zowel de organisatorische factoren en werkcondities als op het gehele verloop van de initiatie. Doordat de NSO een netwerkorganisatie is en alle docenten extern ingehuurd worden, ligt het curriculum in handen van deze externe docenten. Dat biedt aan de ene kant vrijheid aan docenten, aan de andere kant is er weinig vastgelegd aan regels en standaarden waaraan (nieuwe) docenten kunnen verifiëren of ze aan de visie van de NSO voldoen met de invulling van hun lessen. Ook is het lastig alle docenten bij elkaar te krijgen vanwege de werkzaamheden die docenten verrichten buiten de NSO en vaak het kleine aantal uren dat ze lesgeven binnen de masteropleiding. Daardoor is er, ondanks een bestaande visie op leren op papier, nog weinig gesproken over een gezamenlijke visie. Het zijn van een netwerkorganisatie heeft ook voordelen, omdat het netwerk en de expertise van de externe docenten ingezet kan worden bij de initiatie van blended learning. Daarnaast is er enorme betrokkenheid bij de geïnterviewden vanwege de missie die iedereen herkent in de NSO, namelijk het verbeteren van onderwijs door middel van scholing van schoolleiders.

Uit de resultaten is gebleken dat, naast persoonlijke en pedagogische motieven, insititutionele drukmechanismen het verloop van de initiatie van blended learning kunnen verklaren. De docenten ervaren druk om het curriculum vast te leggen vanwege de

toekomstige accreditatie. Blended learning wordt daarbij puur als onderdeel gezien van een groter geheel van onderwijsvernieuwingen, maar de accreditatie wordt wel als reden

aangevoerd om te spreken over didactiek. Daarnaast willen de directie en de docenten graag voldoen aan de verwachtingen van studenten, omdat het grootste deel van de studenten via mond tot mond reclame zich inschrijft op de masteropleiding. Studenten bepalen daardoor sterk het imago van de master en de NSO in zijn geheel. Zowel docenten en studenten vinden dat het instituut een voortrekkersrol en voorbeeldfunctie moet hebben op het gebied van blended learning. De VO-raad is een indirecte druk van buiten op de NSO, die de

betekenisgeving van studenten (merendeel van de studenten is schoolleider op een school in het voortgezet onderwijs) over blended learning mede bepaalt. De VO-raad heeft namelijk aangegeven dat VO-scholen in 2020 klaar moeten zijn voor de toekomst (en iets moeten doen met personalisatie en digitalisering van onderwijs).

Het verloop van de initiatie is te verklaren vanuit zowel persoonlijke, pedagogische en institutionele motieven, waarbij organisatorische factoren en werkcondities het startpunt zijn voor de initiatie. Daarbij kwam de impuls voor de initiatie vanuit de directie, maar is daarna opgepakt en verder uitgewerkt door een docent in de module onderzoek van de master. Uit de resultaten is gebleken dat de initiatie stapsgewijs verloopt, waarbij de onderzoeksmodule als pilot zal dienen voor de andere modules. De onderzoeker heeft een spanningsveld

waargenomen tussen de snelheid van het proces dat is ingezet door de directie en de remmende werking vanuit actoren. De snelheid komt voort uit de wens de organisatie financieel gezond te houden. Actoren remmen het proces af vanwege een behoefte aan gezamenlijke betekenisgeving van blended learning (waaronder eerst een visie geformuleerd moet worden op leren en didactiek) en verantwoording van de directie voor genomen of te nemen besluiten.