• No results found

Hoofdstuk 5 Samenvatting en conclusie

5.1 Samenvatting

In deze scriptie is een debat onderzocht dat plaatsvond naar aanleiding van een ingrijpende gebeurtenis, namelijk de aanslagen in Parijs begin januari 2015. Deze aanslagen deden de vraag rijzen of zoiets ook in Nederland kon gebeuren. Daarom werd er een debat aangevraagd door de oppositie om dit in de Tweede Kamer te bespreken. Wat voor soort debat levert deze situatie op? Dat is onderzocht met de volgende onderzoeksvraag:

Is een gebeurtenis die maatschappelijke onrust veroorzaakt van invloed op de presentatiekeuzes die politici maken in het debat in de Tweede Kamer, en zo ja, waaraan is dat te zien?

Er gekozen voor vergelijkende analyse als onderzoeksaanpak: het debat werd vergeleken met een debat over hetzelfde onderwerp (jihadistische jongeren), maar dan onder ‘normale’ omstandigheden. Eerst werd een brede maatschappelijke en historische context geschetst. Vervolgens werd bekeken wat voor factoren invloed hebben op het soort debat.

De aanslagen op Charlie Hebdo en op de Joodse supermarkt hebben veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en daardoor vindt het debat plaats onder andere condities. Het is een dertigledendebat (of spoeddebat), er is meer publieke belangstelling en daardoor heeft het indirecte publiek de prioriteit, boven de politieke tegenstander. Ook is er van tevoren geen duidelijk doel vastgesteld bij het spoeddebat, waardoor er meer

uiteenlopende onderwerpen behandeld worden. Meer partijen proberen hun eigen

gedachtegoed naar voren te brengen. Bovendien wordt in het debat aandacht besteed aan de aanslagen en doen veel poltici een oproep tot eenheid onder de bevolking. Er kan daarom worden vastgesteld dat het debat in januari een forumfunctie heeft. De nadruk ligt niet zozeer op argumentatie en (verbetering van) wetgeving, maar op het uiten van gevoelens, de

Masterscriptie Neerlandistiek Universiteit Leiden – Femke Eisma

53

aanklacht tegen het kabinet en het is een agendasettend debat.

Ook is onderzocht in welke mate de stilistische en argumentatieve keuzes die politici maken worden beïnvloed door de aanslagen en de maatschappelijke onrust die daaruit volgt. Dit is onderzocht aan de hand van een checklist waarin drie categorieën werden onderscheiden: Stilistische keuzes, keuzes voor argumentatietypen en retorische strategieën.

Door middel van een checklist werden in twee fases twee van de drie categorieën onderzocht, namelijk stijl en argumentatie. In de categorie retorische strategieën werd er gezocht naar al het opvallende dat niet onder de andere categorieën te scharen was. Met de resultaten werd een overzicht van opvallend taalgebruik en argumentatietypen gecreëerd. Uit de resultaten bleek dat het woordgebruik in beide debatten passend bij het politiek debat was. Er werden ongeveer evenveel intensiveerders gebruikt in beide debatten. Ook het aantal stijlfiguren was ongeveer gelijk. De inleiding bleek in januari voor opvallende stilistische keuzes het meest geschikt. In het debat in januari waren er enkele stilistische uitschieters: passages met een hoog stijlniveau. Dit kan verklaard worden door de omstandigheden waaronder het debat plaatsvond. De maatschappelijke onrust en de aanslagen in Parijs als aanleiding maakten dat dit toch passend was. De opbrengst van argumentatietypen was mager. Wellicht kan dat verklaard worden door het soort debat: de forumfunctie van het debat heeft weinig ruimte voor argumenten en veel ruimte voor statements en standpunten.

Daarnaast zijn er in de analyse retorische strategieën onderzocht. Hieruit kwamen een aantal interessante kwesties. Geert Wilders was een belangrijke speler in het debat. Waar andere politici in het debat benadrukten dat het belangrijk is dat de tegenstellingen niet te groot worden om zo polarisatie in de samenleving tegen te gaan, trok Wilders zich niets aan van deze verbindende woorden. Hij greep zowel het debat in september als dat van januari aan om aan te geven dat hij het al tien jaar bij het rechte eind heeft en het kabinet en alle anderen in de zaal ‘wegkijkers’ zijn. Hij was zeer effectief in zijn framing. Het grote verschil tussen het debat is september en het debat in januari is dat de reacties in januari anders zijn. In september is Pechtold de enige die Wilders interrumpeert. Maar in januari willen negen politici zich uitspreken tegen zijn felle stellingname. Alle politici die met hem in debat gingen probeerden hem op een andere manier te benaderen. Van Ojik is heel voorzichtig en Samsom probeert hem te vleien en verwijt hem daarna hetzelfde te doen wat de terroristen doen: haat zaaien.

Ook verwijten maken naar het kabinet werd gebruikt als retorische strategie. Waar in september deze aanklacht nog gericht was op het plan en de ministers, was het nu gericht op enkel de ministers en staatssecretaris. Uit onderzoek bleek dat dit een veelvoorkomend

Masterscriptie Neerlandistiek Universiteit Leiden – Femke Eisma

54

mechanisme is na aanslagen, omdat het kabinet wordt verweten dat ze niet voldoende hebben gedaan om de aanslagen te voorkomen.

Een media-optreden in de krant, op de radio of tv is een manier om het debat te beïnvloeden. Dit kan bijvoorbeeld goed uitpakken voor experts, omdat zo hun inzichten worden ingezet in het debat. Ook voor politici kan het voordelen hebben. De aandacht kan gevestigd worden op het eigen gedachtegoed en men kan een voorschot nemen op wat er in het debat gezegd gaat worden. Echter, wanneer zoals bij Buma het geval was, een politicus niet goed uit zijn woorden komt, kan dit in zijn nadeel werken. Het geeft de opponent de tijd om zich vast voor te bereiden op het debat. Zo kon het frame ‘gedachtepolitie’ ontstaan over het plan van het CDA om het verheerlijken van geweld en terreur strafbaar te stellen.