• No results found

Een sectorspecialist analyseert de ontwikkelingen in de Nederlandse gezondheidsmarkt, waardoor de sectorspecialist inzicht krijgt in de kansen en bedreigingen die zich voordoen in een bepaalde markt. Het doel is om alle trends en ontwikkelingen te vertalen naar directe invloeden of risico’s op het productportfolio. Op die manier draagt de sectorspecialist bij aan het beheersen van de risico’s binnen de portefeuille. Daarnaast heeft de sectorspecialist de taak om op bestuurlijk niveau als ondersteuning te fungeren bij het contact tussen de financiële instellingen en ziekenhuizen. De sectorspecialist zal de ontwikkelingen in de gezondheidsmarkt gebruiken om een strategisch dialoog aan te gaan met de bestuurders van ziekenhuizen wanneer deze een nieuwe financieringsaanvraag hebben ingediend. Financiële instellingen beoordelen ziekenhuizen bij nieuwe kredietaanvragen op zowel zakelijke, financiële, als structurele voorwaarden. Financiële instellingen hechten daarbij waarde aan een kort en overtuigend verhaal van het bestuur van een ziekenhuis. Het vertrouwen in de strategie van het bestuur van de ziekenhuizen is daarbij een belangrijk aspect. Naar aanleiding van dit verhaal moeten financiële instellingen het vertrouwen hebben dat zij de rente en aflossingen, zoals afgesproken in de voorwaarden, in de toekomst zullen ontvangen.

De zakelijke voorwaarden zijn onder andere:

 Capabel management met bewezen track record

 Bestemmingstoets gebouw

 Afdekking bouwrisico’s

 Aansluiting bij strategie organisatie

 Marktcondities

 Juridische structuur

De financiële voorwaarden zijn onder andere:

 Solvabiliteit variërend tussen een minimale eis van 15 tot 20 procent (afhankelijk van financiële instelling)

 De DSCR (Debt-Service Coverage Ratio) minimaal 1,3 (verleden 1,2)

 Netto resultaat minimaal 1 procent van omzet Structurele voorwaarden zijn onder andere:

 Zekerheden bij ongeborgde financiering

 Lineaire aflossing

Stabiliteit in deze cijfers wordt het meest gewaardeerd. Indien de ratio’s/cijfers veel fluctueren, kan dit voor de financiële instellingen een teken zijn dat het bestuur niet in control is en de resultaten mogelijk incidenteel voorkomen. De voorwaarden zijn geen harde eisen, zij kunnen eerder worden gezien als richtlijnen voor de gehele markt waar enige speling nog mogelijk is voor ieder individueel ziekenhuis. Wanneer een ziekenhuis niet voldoet aan de eisen van de financiële instellingen, kunnen zij het krediet direct opeisen. In de praktijk zal dit echter om drie redenen niet snel gebeuren. Ten eerste zal een financiële instelling, wanneer het mis dreigt te gaan, op voorhand de strategie willen meebepalen. Dit zal zich uiten in een ziekenhuis die onder “bijzonder beheer” zal komen te staan. Dit is een intensieve samenwerking waarin door de financiële instelling zal worden bepaald welke activiteiten, investeringen, kosten etc. wel of niet zullen worden gedaan. Daarnaast heeft een financiële instelling een groot belang

bij de continuïteit van het ziekenhuis, omdat zij dan haar lening inclusief rente zal terug ontvangen. Ten slotte wil een financiële instelling haar reputatie niet riskeren. Dit komt voort uit het risico dat de financiële instelling als verantwoordelijke partij wordt beschouwd voor het faillissement en de daarmee samenhangende gevolgen, zoals banenverlies.

Een financiële instelling zal daarom eerder de criteria voor toekomstige financiering strenger maken en hun lessen trekken uit de fouten in het verleden. Deze strengere criteria zullen zich uiten in strengere zakelijke, financiële of structurele voorwaarden zoals hogere rentepercentages, kortere looptijden of meer zekerheden. Bij meer commerciële bedrijven zal het opeisen van krediet veel eerder plaatsvinden, omdat hier de maatschappelijke impact veel kleiner is.

Door de liberalisering zijn ziekenhuizen met verschillende risico’s geconfronteerd. In 2006 is, door het invoeren van DBC’s, een eerste moment van andere financiering ontstaan. Waar de gezondheidszorg eerst aanbod gestuurd was en ziekenhuizen verzekerd waren van continuïteit is het stelsel overgegaan naar een vraag gestuurd stelsel, waarbij de ziekenhuizen met elkaar in concurrentie zijn. De overheid staat niet langer garant voor krediet aan ziekenhuizen waardoor zij failliet kunnen gaan. Door de wijzigingen in 2012 is het binnenhalen van de omzet onzekerder geworden voor ziekenhuizen. Ziekenhuizen worden door de financiële instellingen steeds meer als commerciële instellingen gezien. Ongeveer de helft van de leningen aan ziekenhuizen zijn geborgd door het WFZ. Over het niet geborgde deel lopen de financiële instellingen dus risico en hebben zij belang bij de continuïteit van het ziekenhuis. Daarnaast borgt het WFZ nu meestal niet de volledige financiering, maar laat een gedeelte ongeborgd. Dit doen zij zodat de financiële instellingen ook bij geborgde leningen een belang bij continuïteit hebben.

Het WFZ is niet verplicht om alle borgingsverzoeken in te willigen. Zij maakt onafhankelijk van de financiële instellingen haar eigen afwegingen en kunnen daarbij tot andere inzichten komen dan de financiële instellingen. Een borging bij het WFZ leidt tot extra toezicht en druk op het bestuur. Hierdoor maken bestuurders in sommige gevallen de keuze om geen borgingsverzoek in te dienen bij het WFZ. Het bestuur is dan van mening dat de business case goed genoeg is om zonder het WFZ gunstige condities af te dwingen.

Financiële instellingen verwachten voornamelijk dat bestuurders van ziekenhuizen earnings management toepassen op voorzieningen en afschrijvingen. De achterliggende incentive voor de bestuurders zal hierbij waarschijnlijk het “voldoen aan verwachtingen” van verschillende partijen zijn. Hierbij wordt wel verwacht dat ziekenhuizen, wanneer zij veel winst maken, geconfronteerd worden met sancties door de politiek en zorgverzekeraars. Hierdoor zal earnings management binnen bepaalde bandbreedtes blijven.

De invloed van een sterke CEO en RvT kan van invloed zijn op de financieringsmogelijkheden van een ziekenhuis. Aspecten die hierbij invloed kunnen hebben zijn onder andere: een goede CV met relevante ervaring, de zittingstijd en reputatie. Een ziekenhuis waarbij relatief veel wisselingen van bestuurders plaatsvinden, kan een indicatie zijn dat het ziekenhuis niet in control is. Financiële instellingen willen daarnaast dat een bestuur in balans is. Een RvT zal daarom onder andere moeten bestaan uit personen die verstand hebben van HR, financiën, vastgoed en medisch bedrijf.

Financiële instellingen zijn echter tot op heden niet in staat om een goed model te ontwikkelen omtrent de aspecten die van invloed kunnen zijn op een goede CEO en RvT. De eerder genoemde aspecten geven dan ook geen zekerheid dat een ziekenhuis ook daadwerkelijk een nieuwe leningsovereenkomst

krijgt. In de praktijk vertrouwen de financiële instellingen daarom vooral op het vertrouwen wat zij putten uit de gesprekken die zij voeren met de bestuurders.