• No results found

Samenvatting en conclusie

5.1 Samenvatting

Deze scriptie heeft als onderwerp ‘op aandelen gebaseerde

beloningen’. ‘Op aandelen gebaseerde beloningen’ waren en zijn erg populair, deels omdat ze een oplossing bieden voor belangentegenstellingen binnen bedrijven en deels omdat deze volgens de oude verslaggevingregels bijna gratis leken. Begin 2005 is de verslaggeving omtrent deze beloningen ingrijpend veranderd voor beursgenoteerde bedrijven. Hierdoor moet een beursgenoteerde onderneming opnieuw nadenken over de vormen van beloningen welke het beste bij hun onderneming passen. In deze scriptie werd onderzocht in hoeverre Europese beursgenoteerde ondernemingen hun beleid aangepast hebben met betrekking tot ‘op aandelen gebaseerde

beloningen’ na de verplichtstelling van de nieuwe verslaggevingregels. Om aan te tonen dat ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ inderdaad een oplossing voor belangentegenstellingen binnen bedrijven kunnen zijn, werden in deze scriptie eerst deze belangentegenstellingen geanalyseerd en vervolgens de problemen die hieruit ontstaan, beschreven.

Vervolgens werden voor deze problemen de meest behandelde

maatregelen in de literatuur behandeld en bleek dat ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ onderdeel uitmaken van deze maatregelen.

Maar omdat deze oplossingen kosten met zich meebrengen dient elke onderneming een kostenbatenafweging te maken. Dit geldt ook voor de verschillende vormen van ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ die er bestaan. Zijn bepaalde vormen beter of efficiënter in het oplossen van belangentegenstellingen, dan is het voor de desbetreffende onderneming voordeliger om die vormen van beloningen te gebruiken.

De primaire vormen van prestatiebeloningen zijn aandelen, opties en stock appreciation rights. Deze zijn één voor één behandeld zodat de verschillen tussen deze vormen duidelijk werden.

Welke kosten de verschillende vormen van beloningen met zich meebrengen in de administratie hangt sterk af van welk verslaggevingstelsel gebruikt wordt. Volgens de oude verslaggevingregels, voor de verplichte invoering van IFRS, was er nog betrekkelijk veel vrijheid met betrekking tot het herkennen en waarderen van de beloningen. Onder IFRS worden de beloningtransacties opgedeeld in drie categorieën die elk hun eigen eisen kennen voor het herkennen en waarderen van de betalingen. Deze categorieën zijn; in eigen vermogeninstrumenten afgewikkelde SPT’s, in geldmiddelen afgewikkelde SPT’s en SPT’s met de keuze voor afwikkeling. Deze werden ook één voor één behandeld om het effect voor de

boekhoudkundige kosten per regeling te kunnen bepalen.

Als laatste is een jaarrekeningonderzoek gedaan om vast te stellen of de hiervoor genoemde veranderingen inderdaad een verschuiving in het gebruik van ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ heeft veroorzaakt.

5.2 Conclusie

Er kan worden gesteld dat de verschuiving van het oude naar het nieuwe verslaggevingstelsel voor Europese beursgenoteerde bedrijven

gebruik van ‘op aandelen gebaseerde beloningen’. Voor de duidelijkheid zal hier de probleemstelling nogmaals herhaald worden.

“In hoeverre hebben Europese beursgenoteerde bedrijven hun ‘op aandelen gebaseerde regelingen’ aangepast door de invoering van de verplicht

gestelde International Financial Reporting Standards (IFRS).”

Om hier een antwoord op te kunnen geven wordt de conclusie opgebouwd volgens de indeling van deze scriptie.

In de eerste plaats kan er worden geconcludeerd dat vormen van prestatiebeloningen voor een onderneming onverminderd dienst kunnen blijven doen om agency problemen te mitigeren. Hoewel er veel opspraak is over deze vormen van beloningen, ligt de oorzaak van deze opspraak niet bij de beloning zelf maar bij het gebruik of misbruik ervan. Een goede kennis van deze instrumenten en een juiste implementatie ervan in de bedrijfsvoering kunnen nog steeds belangentegenstellingen verminderen.

Van de verslaggeving zelf kan worden geconcludeerd dat er minder vrijheid is onder IFRS dan onder het oude systeem voor wat het herkennen en waarderen van ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ betreft. De

informatieverschaffing is niet ingrijpend veranderd. Volgens de oude verslaggevingregels was het toegestaan om de intrinsieke waarde te

gebruiken voor ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ waardoor meestal geen kostenpost in de verslaggeving werd opgenomen. Onder IFRS zijn alle

prestatiebeloningen ingedeeld in drie categorieën welke alledrie hun eigen eisen hebben. Deze eisen betekenen dat ‘op aandelen gebaseerde

beloningen’ voortaan op reële waarde in de boekhouding moeten worden opgenomen en de intrinsieke waarde in eerste instantie niet gebruikt mag worden. Dit is noodzakelijk omdat verkeerde economische beslissingen worden genomen indien de werkelijke kosten van de beloningen onderschat worden. Hierdoor moeten er nu onder IFRS wel meer kosten worden

verantwoord. De verschillen tussen categorieën hebben te maken met tegenwaarde van de kostenpost en de frequentie van waardering.

Bij ‘in eigen-vermogensinstrumenten af te wikkelen’ betalingen moet eenmalig de waarde worden vastgesteld en de kostenpost gaat gepaard met een even grote opwaardering van het vermogen. Bij ‘in geldmiddelen af te wikkelen’ betalingen dient ook de reële waarde te worden berekend maar gaan nu gepaard met een opname van een even grote verplichting. De reële waarde moet vervolgens op elke verslagdatum opnieuw worden berekend en wijzigingen moeten worden verwerkt in de winst- en verliesrekening. Dit betekent dat ‘in geldmiddelen af te wikkelen’ betalingen meer administratieve lasten met zich meebrengen.

Twee van de drie primaire vormen van prestatiebeloningen, aandelen en opties, kennen binnen één categorie, ‘in eigen-vermogensinstrumenten af te wikkelen’ betalingen, ook verschillen. De waardering van opties gebeurt namelijk door het gebruik van optiewaarderingsmodellen terwijl de waardering van aandelen gebeurt aan de hand van de marktwaarde van het aandeel. Deze laatste methode is een makkelijkere manier om de waarde van een instrument vast te stellen.

Aan de hand van het onderzoek kan vervolgens duidelijk een

verschuiving worden gezien die aansluit bij de verwachtingen ontstaan door de verandering in verslaggeving. ‘In geld af te wikkelen’ regelingen komen het

minst voor en willen heel weinig bedrijven mee beginnen. Optieregelingen komen nu het meest voor bij bedrijven, maar veel bedrijven willen en gaan hiermee stoppen. De meeste bedrijven die beginnen met een vorm van prestatiebeloning beginnen met aandelenregelingen. Veel bedrijven die deze vorm van regeling al hadden, gaan hiermee verder.

Op basis van de theorie kan dus geconcludeerd worden dat een verschuiving binnen ‘op aandelen gebaseerde beloningen’ begrijpelijk is. En het onderzoek ondersteunt deze verwachting. Als antwoord op de

probleemstelling in hoeverre bedrijven hun regelingen hebben aangepast, kan dan het volgende worden gezegd. De meeste bedrijven willen van hun SARs en optieregelingen af of willen het aandeel van deze regelingen in hun beloningsbeleid beperken. En dat aandelenregelingen de regelingen zijn waarmee bedrijven hun doelstellingen het meest efficiënt kunnen behalen onder de nieuwe verslaggevingregels.

5.3 Beperkingen

In deze paragraaf zullen enkele beperkingen van het onderzoek aan de orde komen.

Om te beginnen zou een grotere steekproef representatiever zijn voor het onderzoek. Meer bedrijven in de steekproef zou een betere

betrouwbaarheid betekenen.

Van ondernemingen met minder uitgekeerde instrumenten in 2005 dan in 2004 en bij welke de absolute aantallen instrumenten ook zijn gedaald, wordt verwacht dat ze op korte termijn gaan stoppen met deze regelingen. In het kader van dit onderzoek zou dit betekenen dat dit door de stelselwijziging komt. Bedrijven kunnen echter al langer bezig zijn met het afbouwen van deze regelingen om andere redenen dan de stelselwijziging. Bijvoorbeeld door negatieve media-aandacht of door een negatief economisch klimaat. Hier dienen meerdere jaren voor onderzocht en/of eigenaren van de onderneming ondervraagd te worden. Dit valt buiten het kader van deze scriptie omdat hier alleen voor een jaarrekeningonderzoek voor de jaren 2004 en 2005 is gekozen.

Een hiermee samenhangende beperking is het aantal IFRS

verslaggevingjaren welke voorbij zijn. Meer zekerheid kan gegeven worden wanneer er meerdere jaren voorbij zijn gegaan en daardoor meer

jaarverslagen openbaar zijn gemaakt.

Een andere beperking is een specifieke beperking voor de maatstaf ‘toegekende instrumenten’. De fluctuaties ontstaan deels door het verschil in waarde van het instrument. Stijgt de waarde, dan hoeven er ceteris paribus minder instrumenten uitgegeven te worden.

Door het gebruik van meerdere waarderingsmodellen voor opties en deels ook voor SARs baseren ondernemingen hun keuzes voor het aantal instrumenten op verschillende waarden. Deze verschillen zijn niet

meegenomen in het onderzoek.

Omdat het in dit onderzoek om prestatiebeloningen gaat, zijn de aantallen instrumenten toegekend in een jaar afhankelijk van de daarvoor geleverde prestaties. Deze prestaties kunnen betrekking hebben op individuen en op de onderneming zelf. Met prestaties wordt geen rekening gehouden in het onderzoek.

Vervolgens beperken al eerder gemaakte beloningsplannen het onderzoek doordat bedrijven door deze bestaande plannen verplicht zijn instrumenten uit te geven.

Als laatste wordt er in deze scriptie een kwalitatief onderzoek uitgevoerd in plaats van een statistisch onderzoek.

5.4 Aanbevelingen

Hier worden nog enkele aanbevelingen gemaakt voor

vervolgonderzoek. Dit zijn onderwerpen of aandachtsgebieden die buiten het kader van deze scriptie vallen maar bij de bestudering van de stof toch mijn interesse gewekt hebben of van positieve invloed kunnen zijn op de conclusie van mijn probleemstelling.

Als eerste is het interessant de trend te blijven volgen in de komende aantal jaren. IFRS wordt dan langer door ondernemingen gehanteerd en hebben de ondernemingen meer kans gehad zich aan deze nieuwe

verslaggevingregels aan te passen. Wordt het onderzoek over meerdere jaren gedaan, dan kan er een meer betrouwbare conclusie worden getrokken met betrekking tot mijn probleemstelling, zoals bij de beperkingen aan de orde is geweest.

Verder is het zeer interessant deze probleemstelling toe te passen op niet-beursgenoteerde ondernemingen. Deze groep is (nog) niet geschikt voor een jaarrekeningonderzoek, maar een ander soort onderzoek zou veel informatie op kunnen leveren. Voor deze groep bestaat nu nog geen

verplichting met betrekking tot het toepassen van IFRS en de ondernemingen moeten hierover dus zelf een beslissing nemen. In het kader van deze scriptie is het extra interessant omdat er tijdens het onderzoek bleek dat

beursgenoteerde ondernemingen wel eerder met IFRS waren begonnen maar met IFRS 2 zo lang mogelijk hebben gewacht.

Literatuurlijst Artikelen

Boot, A.W.A. en R. Soeting, De onderneming in een spagaat, Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie, pp. 178-184, april 2004

D'Avolio, G.M., E. Gildor en A. Shleifer, Technology, Information Production, and Market Efficiency, Harvard Institute of Economic Research, Paper No. 1929, September 2001

Beschikbaar op SSRN: http://ssrn.com/abstract=286597 or DOI: 10.2139/ssrn.286597

Deloitte global IAS leadership team, IAS Plus, Special Edition – February 2004, 2004

Depken, C.A. II, G.X. Nguyen en S.K. Sarkar, Agency Costs, Executive Compensation, Bonding and Monitoring: A Stochastic Frontier Approach, 2005

Beschikbaar op http://www.uta.edu/depken/P/agencycosts.pdf

Dumontier, P. en B. Raffournier, Accounting and capital markets: a survey of the European evidence, The European Accounting Review, 11:1, pp. 119-151, 2002

Eisenhardt, K., Control: Organizational and economic approaches, Management Science, Vol. 31, No. 2, pp 134-149, 1985

Eisenhardt, K., Agency theory: An assessment and review, Academy of Management Review, Vol. 14, No. 1, pp. 57-74, 1989

Fuller, J en M.C. Jensen, Just say no to Wall Street, Journal of Applied Corporate Finance, Vol. 14, No. 4, pp. 41-46, 2002

Jensen, M.C., Agency Costs of Overvalued Equity, Harvard NOM Working Paper, No. 04-26, ECGI - Finance Working Paper, No. 39/2004, March 2005 Available at SSRN:http://ssrn.com/abstract=480421

Jensen, M.C., en W.H. Meckling, Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs, and ownership structure, Journal of Financial Economics, Vol. 3, pp. 305-360, 1976

Jensen, M.C. en K.J. Murphy, Remuneration: Where we’ve been, how we got to here, what are the problems, and how to fix them, Finance Working Paper N°. 44/2004, July 2004

Jong, A. de, G.M.H. Mertens en P.G.J. Roosenboom, Weinig aandeelhouders houden serieus toezicht, Economisch Statische Berichten, pp. 532-534, 14 november, 2003

Lewellen, W.G., T. Park en B.T. Ro, Self-serving behavior in managers' discretionary information disclosure decisions, Journal of Accounting and Economics, Vol. 21, Issue 2, April 1996, pp. 227-251

Martin, R.L., Taking stock, Harvard Business Review, p. 19, January 2003, Product number: F0301C

McCarroll, T., Executive pay: The shareholders strike back, Time, Vol. 139, Issue 18, p. 46, 1992

Murphy, K.J., Explaining executive compensation: Managerial power versus the perceived cost of stock options, University of Chicago law review, Vol. 69, pp. 847-869, 2002

Stoughton, Neil M. en Kit Pong Wong, Option Compensation, Accounting Choice and Industrial Competition, Working Paper, 2003

Temmerman, J. en F. Vernooij, Baten en lasten van de overheid, Tijdschrift voor het Economisch Onderwijs, Nr 2, pp. 139 ev, 2003

Literatuur

Hazeu, C.A., Institutionele economie: een optiek op organisatie- en sturingsvraagstukken, Bussum: Coutinho, 2000

KPMG International Financial Reporting Group, Insights into IFRS, 2005/2006 edition, 2005

Smith, A., An Inquiry into the Nature And Causes of the Wealth of Nations, book five,

chapter I, part 3, article 1, 1776

Westra, B.A.J. en M.J.Th. Mooijekind, Compendium van de

Accountantscontrole, deel 1, Pentag@n Publishing, 2001, ISBN: 9075043023

Verslaggevingstandaarden, richtlijnen en wet- en regelgeving International Accounting Standards Board, IAS 19, IFRS 2

Websites

Press releases Europe

http://europa.eu.int/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/05/144&form at=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en

Smith, A., An Inquiry into the Nature And Causes of the Wealth of Nations http://www.adamsmith.org/smith/won-b5-c1-article-1-ss3.htm