• No results found

3 Samenvatting en conclusie

In document Beperkingen, recht en gelijkheid (pagina 120-125)

Of het totale aantal chronisch zieken en gehandicapten toe- of afneemt is moeilijk te zeggen op basis van bestaande gegevens. Er leek sprake te zijn van een toename tussen eind jaren negentig en 2003 (van ongeveer 13% naar 16%), maar het SCP rapporteert een lichte afname tussen 2005 en 2006 met 46.000 personen.

Voor deelname aan het onderwijs geldt dat mensen met een beperking oververtegen-woordigd zijn in opleidingen op de laagste niveaus in vergelijking met hogere opleidingen.

Er lijkt sinds 2002 in het hoger onderwijs wel sprake te zijn van een toename van het aantal leerlingen dat aangeeft een beperking te hebben; met name de studie Recht heeft meer van dergelijke studenten getrokken. Dezelfde trend is te zien als we kijken naar het beroepsni-veau: het niveau is met name lager onder mensen met een ernstige chronische aandoening of handicap in vergelijking met de totale bevolking van 18- tot 65-jarigen. Er is echter wel een trend te zien dat het aantal hoogopgeleide arbeidsgehandicapten licht is toegenomen tussen 2002 en 2006.

Het aandeel chronisch zieken dat betaald werk verricht, fluctueerde sterk tussen 1998 en 2005; terwijl er eerst een afname in de arbeidsparticipatie werd gevonden, nam het aantal werkenden juist weer toe in 2005. Voor het aantal arbeidsgehandicapten geldt echter een af-name in de arbeidsparticipatie, wat een opmerkelijke situatie is, gezien de inspanningen die

de afgelopen jaren zijn verricht voor het bevorderen van arbeidsparticipatie onder arbeids-gehandicapten. Tenslotte is het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen afgenomen, terwijl het aantal Wajong-uitkeringen is toegenomen.

Het verschil in arbeidsparticipatie onder mannen en vrouwen met een beperking is vergelijkbaar met het sekseverschil in arbeidsparticipatie onder de totale beroepsbevolking.

Zoals te verwachten viel, speelt de ernst en het aantal aandoeningen een rol in de mate van arbeidsparticipatie onder chronisch zieken en gehandicapten. Op dit punt zijn over de jaren heen geen trends te vinden.

Tot slot ligt het gemiddelde aantal uren dat mensen met een handicap werken iets lager dan onder de totale bevolking en is de frequentie van het ziekteverzuim iets hoger. Daarbij maken meer mensen met een lichamelijke handicap kortere werkweken dan mensen zonder lichamelijke beperkingen.

Voor het peilen van het effect van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte moet de periode van eind jaren negentig tot 2002 vergeleken worden met de periode 2003–2006. Opgemerkt moet worden dat, met uitzondering van de SCP-rapporten uit 2002 en 2007, de Wet niet vermeld wordt in de hier gebruikte rapporten. Ook het SCP-rapport van 2007 legt geen verband tussen eventuele veranderingen in de onderwijs- of arbeidsparticipatie en invoering van de Wet. Bovendien is het zo dat er na 2003 weinig cijfers beschikbaar zijn over de onderwijs- of arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandi-capten. Een voorbeeld hiervan zijn de Studentmonitoren tussen 2002 en 2006: terwijl in 2002 cijfers worden gegeven van de kenmerken van studenten met een handicap (zie paragraaf 2) is dit in de monitoren van 2005 en 2006 niet het geval (deze laatste twee rapporten worden hier dan ook niet als bronnen gebruikt).

Echter, op basis van de hier gepresenteerde gegevens lijken sinds 2003 zowel op het ge-bied van onderwijs als op het gege-bied van arbeid kleine veranderingen in participatie plaats te vinden. Meer jongeren met beperkingen nemen deel aan het hoger onderwijs (vooral aan de wo-opleiding Recht) en er is een lichte stijging in het aandeel arbeidsgehandicapten dat een beroep uitoefent op het niveau van hoger onderwijs. Onder alle chronisch zieken en gehandi-capten is de arbeidsparticipatie tussen 2003 en 2005 toegenomen. Dit geldt echter niet voor de groep arbeidsgehandicapten, die zelfs een lichte daling in arbeidsparticipatie laten zien.

De vraag is waar dit verschil vandaan komt.

Literatuurlijst

Baanders, A.N., Calsbeek, H., Spreeuwenberg, P., & Rijken, P.M. (2003). Patiëntenpanel chro-nisch zieken. Kerngegevens 2001/2002. Utrecht: Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel).

Brink-Muinen, A. van den, Spreeuwenberg, P., & Rijken, P.M. (2006). Kerngegevens maat-schappelijke situatie. Patiëntenpanel chronisch zieken en gehandicapten. Utrecht: Neder-lands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel).

Gamperen, E. van, Campen, C. van, Moorer, P., Linschoten, P. van, & Iedema, J. (2003).

Schalen van fysieke en psychosociale beperkingen. Het meten van hulpbehoefte bij de indi-catiestelling verpleging en verzorging. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Heijmans, M.J.W.M., Spreeuwenberg, P., & Rijken, P.M. (2005). Patiëntenpanel chronisch zieken. Kerngegevens maatschappelijke situatie 2004. Utrecht: Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel).

Hofman, A., de Jong, U., van Leeuwen, M., de Boom, J., van der Veen, I., Korteweg, J.A., &

Heyl, E. (2003). Studentenmonitor 2002. Studenten in het hoger onderwijs.

Klerk, M.M.Y. de, & J.M. Timmermans (red.) (1998). Rapportage gehandicapten 1997. Rijs-wijk/Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/VUGA (Cahier 147).

Klerk, M. de (red.). (2000). Rapportage gehandicapten 2000. Arbeidsmarkt en financiële situ-atie van mensen met beperkingen en/of chronische ziekten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (Cahier 168).

Klerk, M.M.Y. de (red.) (2002). Rapportage gehandicapten 2002. Maatschappelijke positie van mensen met lichamelijke beperkingen of verstandelijke handicaps. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2002/10).

Klerk, M. de (red.) (2007). Meedoen met beperkingen. Rapportage gehandicapten 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2007/14).

Lautenbach, H., Cuijpers, M., Kösters, L. (2006). Arbeidsgehandicapten 2006. Arbeidssituatie van mensen met een langdurige aandoening.

Mathijsen, S., & Winkel, E. (2005). Informatie in verandering. Een inventarisatie van de veranderingen in de informatievoorziening. Utrecht: Prismant.

Smits, A., & Swinkels, H. (2001). Arbeidsgehandicapten in Nederland, 2001. Centraal Bureau voor de Statistiek.

Verdiepingstabellen

Tabel A. Studenten met een handicap uitgesplitst naar de aard van de aandoening (kolom-%)

hbo wo Totaal

allergieën, aandoeningen luchtwegen 10 11 10

beschadiging bewegingsapparaat 24 17 22

slechtziend / blind 1 3 2

slechthorend / doof 4 1 3

stofwisselings-, lever-, nier- of darmziekte 7 7 7

huidziekte 1 0 0

psychische ziekte 13 37 21

problemen met keel, neus of oren 3 0 2

beschadiging centraal zenuwstelsel 7 3 6

dyslexie 30 22 28

aantal totaal 152 73 225

BRON: Hofman et al. (2003

Tabel B. Netto arbeidsparticipatie (a) van mensen (b) met motorische-, gezichts- en gehoorbeperkingen (c) naar achtergrondkenmerken, 15-64-jarigen, 2003 (in procenten)

motorisch gehoor zicht

totaal 47 52 55

mannen 57 66 68

vrouwen 41 36 43

15-34 jaar 59 74 63

35-44 jaar 59 67 70

45-54 jaar 54 58 64

55-64 jaar 25 30 28

basisonderwijs 28 41 34

laag opleidingsniveau 46 55 55

middelbaar opleidingsniveau 56 58 61

hoog opleidingsniveau 62 60 67

a Aandeel in de beroepsbevolking dat twaalf uur per week of meer betaald werk verricht.

b Exclusief scholieren en studenten.

c Het gaat om zowel lichte, matige als ernstige beperkingen.

BRON: De Klerk (2007)

Verwey-Jonker Instituut

In document Beperkingen, recht en gelijkheid (pagina 120-125)