• No results found

3.5 M ACROFYTEN

3.5.2.1 Samenstelling oevervegetaties

In het Schulensmeer werden op een oeverlengte van 7,1 km, 83 oeversegmenten onderscheiden (Figuur 35). De oevers worden in belangrijke mate door rietvegetaties ingenomen (Tabel 20). Daarnaast is het aandeel van bomen, struiken en zeggenvegetaties belangrijk.

Tabel 20. Procentueel lengteaandeel van oevervegetatietypen rond het Schulensmeer.

oevervegetatietype aandeel (%)

riet 27

bomen en struiken 20

zeggenvegetatie 20

ruigte en/of kruidvegetatie 14

riet en zegge 10

struiken 5

infrastructuur 4

kale oevers 1

Zowat overal waar er geen ononderbroken dominantie van houtige gewassen wordt aangetroffen zijn er toch segmenten met een belangrijk aandeel aan struiken. De segmenten met riet, zeggenvegetaties en ruigte en/of kruidvegetaties die een aanzienlijk aandeel struiken vertonen zijn door de segmentcode onderscheiden (OxS). Bij het type ‘bomen en struiken’ werden segmenten waar enkel bomen domineren apart gecodeerd (OBx). Het type ‘zeggenvegetaties’ werd aangevuld met segmenten waarin naast zeggen ook ruigtekruiden een belangrijk aandeel innamen (OZRGx). Voor het type ‘ruigte en/of kruidvegetatie’ kunnen

via de code de segmenten gedomineerd door enkel een kruidvegetatie achterhaald worden (OKRx).

Figuur 35. Verspreiding van oevervegetatietypen rond het Schulmensmeer in 2008 (achtergrond Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Limburg, VLM / OC GIS-Vlaanderen & Provincie Limburg, opname 2003).

• Oevers gedomineerd door riet (segmenten OR1-OR15 en ORS1-ORS6)

Ongeveer 20 % van de oevers zijn begroeid met vegetaties waarin Phragmites australis dominant is (OR1-15). Er komen weinig andere soorten voor met een aanzienlijke bedekking (Figuur 36). In sommige segmenten is Carex acuta abundant. In OR1 is Ludwigia grandiflora tussen het riet abundant. Andere begeleiders die vaak frequent voorkomen zijn Lythrum

salicaria, Lysimachia vulgaris, wilgen uit de Salix cinerea-groep, Iris pseudacorus en Mentha

aquatica. In segment OR8 groeit Typha angustifolia; dit is slechts in een enkel ander segment het geval.

De segmenten ORS1-ORS6 zijn rietvegetaties met een belangrijk aandeel aan struiken. Ze nemen 7 % van de volledige oever in. Veelal is Phragmites australis codominant met wilgen van de Salix cinerea-groep. In segment ORS1 neemt Salix viminalis een belangrijk aandeel in. Verder zijn wilgen uit de Salix fragilis-groep frequent.

Figuur 36. Meer dan een kwart van de totale oeverlengte wordt ingenomen door Phragmites australis (segment OR7; foto J. Packet).

• Oevers gedomineerd door bomen en struiken (segmenten OBS1-OBS6 en OB1-OB4)

Ongeveer 12 % van de totale oeverlengte is begroeid met vooral bomen en struiken. Hierbij zijn wilgen uit de Salix fragilis-groep en S. alba (OBS6) de voornaamste boomsoorten (Figuur 37). Steeds komen ze samen voor met een belangrijk aandeel wilgen uit de Salix

cinerea-groep. Meestal is de kruidlaag minder goed ontwikkeld wegens het weinige licht. Toch ziet men in segmenten OBS1 en OBS2 een abundante aanwezigheid van respectievelijk Phragmites australis en Carex acuta.

Iets meer dan 8 % van de oever wordt ingenomen door vegetaties waar de boomlaag domineert. In segment OB1 zijn dit populieren (Populus sp.), in segmenten OB2-OB3 zijn het wilgen uit de Salix fragilis-groep en in OB4 zijn dit treurwilgen (S. babylonica x Salix alba; Figuur 38).

Figuur 37. Een belangrijk aandeel (1/5) van de oevers wordt ingenomen door struiken en bomen (vnl. wilgen; segment OBS5; foto J. Packet).

Figuur 38. Op het zuidelijke eiland domineren

treurwilgen (segment OB4; foto J. Packet).

• Oevers gedomineerd door zeggenvegetaties (segmenten OZ1-OZ9, OZS1-OZS6 en OZRG1-OZRG3)

Langs iets meer dan 10 % van de oever is Carex acuta dominant (Figuur 39). De voornaamste begeleiders in deze vegetaties zijn Iris pseudacorus, Lythrum salicaria,

Polygonum hydropiper, Phragmites australis en Myosotis scorpiodes.

Op ongeveer 7 % van de oever gaat de dominantie van Carex acuta gepaard met een belangrijk aandeel wilgen (Salix cinerea-groep). Bij een kleine 3 % zijn Carex acuta en

Phalaris arundinacea codominant.

Figuur 39. Carex acuta is één van de meest voorkomende

plantensoorten op de oever (segment OZRG3; foto J. Packet).

• Oevers gedomineerd door ruigte en/of kruidvegetaties (segmenten ORG1-ORG7, ORGS1-ORGS5 en OKR1-OKR4)

In bijna alle ORG-segmenten bepaalt Phalaris arundinacea het vegetatieaspect. In segment ORG2 is dit Carex hirta. De belangrijkste begeleiders in deze vegetaties zijn Polygonum

hydropiper, Glyceria maxima en Phragmites australis. Slechts 3 % van de oevers wordt door dergelijke vegetaties ingenomen. Een gelijkaardige vegetatie, maar met een belangrijk aandeel struiken, neemt ongeveer 6 % van de totale oeverlengte in. In segment ORGS3 is

Juncus effusus codominant met Phalaris arundinacea (Figuur 40).

De segmenten OKR worden, in tegenstelling tot de ORG-segmenten, gekenmerkt door een lagere kruidachtige vegetatie. Segment OKR1 kent een lage totale bedekking en Polygonum

hydropiper is er frequent. Begrazing en betreding door ganzen en schapen leiden er tot een soortenarme tredvegetatie. Segment OKR2 is een lang segment met eveneens een lage totale bedekking. Hier is het een moeilijk begroeibaar oeversubstraat (kiezelmatten) dat de lage bedekking veroorzaakt. Vooral Carex hirta en Agrostis stolonifera zijn er abundant. Op het kleine eiland komen vegetaties voor die gedomineerd worden door Polygonum

hydropiper (OKR3 en OKR4). Het zijn oeverstroken waar geregeld ganzen en eenden komen rusten (Figuur 41).

Figuur 40. Oevervegetatie met Phalaris arundinacea,

Juncus effusus en Typha

latifolia. In het water

Ludwigia grandiflora. (segment ORGS3; foto J. Packet).

Figuur 41. Op het

noordelijke eiland worden sommige oevers

gedomineerd door Polygonum hydropiper (segment OKR3; foto J. Packet).

• Oevers gedomineerd door riet en zeggen (segmenten ORZ1-ORZ5)

In deze segmenten zijn Phragmites australis en Carex acuta codominant. In ORZ4 is

Epilobium hirsutum abundant aanwezig. In ORZ2 en ORZ4 bepalen wilgen mee het vegetatieaspect. Dit type oevers neemt 10 % van de totale oeverlengte in beslag.

• Oevers gedomineerd door struiken (segmenten OS1-OS7)

De oevers waarop struiken domineren nemen 5 % van het totaal in. Ze worden altijd gedomineerd door wilgen uit de Salix cinerea-groep (Figuur 42), behalve in OS6 waar S.

viminalis de dominerende soort is.

Figuur 42. Oeverstrook met dominantie van

wilgenstruiken waarbij soorten uit de Salix cinerea-groep meestal domineren. (segment OS7; foto J. Packet).

• Infrastructuur (segmenten OI1-4)

De segmenten OI1, OI3 en OI4 zijn met houten planken verstevigd. Segment OI2 is een gebetoneerde muur (Figuur 43).

Figuur 43. De oever nabij de inlaat is volledig gebetonneerd (segment OI2; foto J. Packet).

• Kale oevers (segmenten OK1-OK2)

De kale oever in segment OK1 wordt gekenmerkt door een zeer steil profiel. De verticale oever wordt enkel begroeid door enkele exemplaren Polygonum hydropiper. Segment OK2 is een kale zandoever (Figuur 44) met een geleidelijk glooiend profiel die dienst doet als aanlegplaats voor bootjes.

Figuur 44. Segment OK2 is een aangelegd zandstrand zonder vegetatie. Bemerk de talrijke aangespoelde takjes van Najas marina (segment OK2; foto J. Packet).