• No results found

‘Ruslands Columbus’, is de erenaam die de Duitser August von Haxthausen (1792-1866) bij monde van de beroemde Franse historicus Jules Michelet in 1854 ten deel viel vanwege zijn baanbrekend werk Studien über die innern Zustände, das Volksleben, und insbesondere die ländlichen Einrichtungen Russlands.1 Hiermee vestigde hij zijn naam als de ontdekker van de bijzondere en vrijwel onbekende wereld van de Russische boerencommune. Dit behandelde het onderwerp in de periode van stagnatie onder tsaar Nicolaas I, toen er van emancipatie van de lijf-eigenen nog lang geen sprake leek te zijn. Ook later, in de beginjaren van de Grote Hervormingen onder diens opvolger tsaar Alexander II, bleef Haxthausen zich actief met Rusland bezighouden en gold in de hoedanigheid van publicist en advi-seur als de meest gezaghebbende westerse Ruslandexpert, met name inzake het boerenvraagstuk. Na zijn dood was het in de eerste plaats de Schotse journalist Donald Mackenzie Wallace, die met het in 1877 verschenen en sindsdien her-haaldelijk aangevulde en herdrukte Russia in zijn voetspoor trad als onderzoeker

en inside kenner van de Russische samenleving. Maar intussen was Rusland

gron-dig van gedaante veranderd, en had bovendien de benaderingswijze door de Rus-landexperts een markante ontwikkeling doorgemaakt, getuige de verschillen

1 Delen 1 en 2, Hannover 1847; deel 3 Berlijn 1852. Over Zuid-Rusland verscheen vier jaar later een apart vervolg: Transkaukasia. Andeutungen über das Familien- und Gemeindeleben und die socialen Verhältnisse einiger Völker zwischen dem Schwarzen und Kaspischen Meere. Reiseerinnerungen und gesammelte Notizen, 2 delen (Leipzig 1856). Een geautoriseerde Franse vertaling van de Studien

ver-scheen in 1848 en 1853, een verkorte tweedelige Engelse vertaling in 1856, en in Russische vertaling verschenen fragmenten in 1857 en 1870. Een gemoderniseerde Engelse heruitgave, enigszins in-gekort en voorzien van een wetenschappelijk notenapparaat alsmede een uitgebreide inleiding door S. Frederick Starr, verscheen onder de titel van: Studies on the interior of Russia (Chicago en Londen

1972). Naar de opmerking van Michelet wordt verwezen door: S.F. Starr, ‘August von Haxthausen and Russia’, The Slavonic and East European review 46 (1968) 462-478, aldaar 462.

126

sen het werk van Haxthausen en Wallace.

Met zijn zeer uitgebreide en gedetailleerde panorama van de Russische samen-leving was Haxthausen de eerste reiziger-geleerde die de Europese en zelfs ook de Russische denkers attendeerde op het grote belang van de inheemse volksinstitu-ties. Dit belang werd deels wetenschappelijk, deels ideologisch opgevat. Hij was namelijk de grondlegger van de sociologische en volkenkundige analyse van de Russische samenleving maar hij was tevens de invloedrijke inspiratiebron van ver uiteenlopende filosofische beschouwingen over de rol van de commune als basis van conservatieve dan wel socialistische utopieën. Zijn werk vertoont de merk-waardige mengeling van een romantische verheerlijking van het sociale leven in de traditionele boerengemeenschappen enerzijds met een onverzadigbare en on-bevangen nieuwsgierigheid naar de feitelijke toestanden op het Russische platte-land anderzijds. Deze ietwat curieuze katholieke baron uit Westfalen wijdde zich in zijn maatschappelijke loopbaan dan ook met net zo veel energie aan de studie van ruraal Rusland, wat zijn weerslag vond in talrijke publicaties en een uitgebrei-de corresponuitgebrei-dentie met toonaangevenuitgebrei-de en hooggeplaatste Russen, als aan het welwillend despotisch beheer van zijn privélandgoed in Thienhausen, waar hij in 1847 zijn ‘Tyrannei’ gevestigd had en heerste als een tsaar met zijn uit Rusland meegebrachte nagajka, een Tataarse knoet, over een ‘geïmproviseerde staat’,

waar-van het eerste grondwetsartikel luidde: ‘Die grundgesetzliche Sklaverei wird durch unbegrenzte Gastfreiheit temperiert.’2

August Franz Ludwig Maria Freiherr von Haxthausen-Abbenburg kwam in 1792 ter wereld als de jongste zoon in een nest van zeventien kinderen uit een oud, katholiek adelsgeslacht in de Weservallei. Hij groeide op in een welvarend en naar binnen gekeerd plattelandsmilieu, dat echter hevig geschokt werd door de komst van de Franse Revolutie en Napoleon. De bezetting van Westfalen in 1806 was van beslissende invloed op het verdere leven van Haxthausen. Hij zag hoe de boeren op het land van de adel bevrijd werden van feodale plichten en burger-rechten ontvingen, maar tegelijkertijd door de nieuwe autoriteiten veel zwaarder

2 K. Schultze-Kemminghausen, ‘August von Haxthausen’, in: A. Bömer en O. Leunenschloss eds.,

127

belast en zelfs onderdrukt werden. Toen de boeren na enkele jaren de belasting-betaling gingen weigeren en in oproer geraakten, was Haxthausen diep onder de indruk van hun waardigheid en trots. Toonden zij met hun rebellie niet meer patriottisme dan de afwachtende adel? Samen met veel andere lokale edelen zocht hij daarom aansluiting bij dit boerenverzet in een gemeenschappelijk streven naar een Duitsnationale bevrijdingsbeweging. Hijzelf vocht uiteindelijk in 1812 mee tegen de Fransen als vrijwilliger in de troepen van Hannover. Deze hele episode maakte Haxthausen tot een fervent tegenstander van de Verlichting en van het rationalisme zoals dat door de Franse Revolutie was uitgedragen, want onder het voorwendsel van gelijkheid en burgerrechten was hierdoor het hem zo vertrouwde harmonische stelsel van wederkerige hiërarchische relaties tussen landadel en boeren vernietigd. In plaats van de zorgzame wederzijdse afhankelijkheid tussen standen kwam de strijd tussen klassen, zo vreesde hij. Revolutie leidde uiteindelijk tot anarchie. Hij zette zich hiertegen af in zijn passie voor folklore en voor de traditionele Duitse muziek en literatuur, werkte in dat verband nauw samen met de gebroeders Grimm aan de verzameling van volksvertellingen, studeerde filolo-gie en rechtsgeschiedenis aan de Universiteit van Göttingen (1814-1818), en schreef voor diverse tijdschriften essays en patriottische poëzie. Religie en traditie konden volgens hem een schild vormen tegen de gevaren van revolutie en het uiteenvallen van de rurale samenleving. En het persoonlijke pastorale gezag van de landadel en de geestelijkheid met hun diepe wortels in de plattelandsgemeenschap genoot in zijn ogen meer legitimiteit dan de onpersoonlijke bureaucratische staat die zich enkel op de rede meende te kunnen baseren. Uitgaande van dit welhaast mystieke conservatisme groeide Haxthausen opmerkelijk genoeg toch door tot een serieuze en professionele onderzoeker in de sociale wetenschap. Het vakgebied waarin hij zich verdiepte, de zogenaamde ‘historische jurisprudentie’ volgens de inzichten van Karl Friedrich von Savigny (1779-1861), verwierp abstracte specu-laties en stelde het veldwerk en de gedetailleerde studie van de bestaande lokale instituties voorop, de zogenaamde Statistik.3

Na zijn studie erfde Haxthausen in 1819 een familielandgoed in Bökendorf

128

waar hij zich ging toeleggen op een succesvolle reorganisatie van het agrarisch be-drijf en op het verzamelen van historische gegevens over het landbezit en land-beheer wat uitmondde in een pamflet getiteld: Über die Agrarverfassung in den Fürstenthümern Paderborn und Corvey, und deren Conflicte in der gegenwärtigen Zeit nebst Vorschlägen, die den Grund und Boden belastenden Rechte und Verbind-lichkeiten daselbst aufzulösen (Berlijn 1829). Hij stelde hierin voor de

bonapar-tistische wetgeving van 1806 te herroepen om te voorkomen dat het land geredu-ceerd werd tot handelswaar en de boerensamenleving verscheurd werd door de tegenstelling tussen landloze huurarbeiders en uitbuitende ondernemers. Dankzij dit polemische werk kreeg hij een aanbieding van kroonprins Frederik Willem IV van Pruisen om in staatsdienst te treden als Geheimer Regierungsrat en onderzoek

te verrichten naar de agrarische verhoudingen in Pruisen teneinde hierover memo-randa op te stellen voor de regering ter voorbereiding van nieuwe ‘organische’ wet-geving. Meer dan tien jaar vervulde hij deze taak totdat hij vanwege zijn uitgespro-ken conservatisme, katholicisme en kritiek op de bureaucratie het onderspit moest delven tegen de oppositie van Pruisische liberalen, lutheranen en nationalisten. In 1842 werd hij ontslagen terwijl zijn inventarisatiewerk nog lang niet voltooid was. Tijdens het onderzoek in Pommeren, Oost-Pruisen, was Haxthausen gestuit op de restanten van Slavische boerengemeenschappen, Gemeinden. Dit waren nu

precies het soort organische verbanden die het individu met de samenleving konden verbinden en die door middel van gewoonten en gebruiken zorgden voor reële be-scherming van de mensen tegen de markt, iets waarin de legalistische bureaucratie volgens hem tekortschoot. In de Slavische gemeenschappen meende Haxthausen iets te herkennen van wat hij eerder verloren had zien gaan in Westfalen. Zo vatte hij de interesse op voor een nieuw studieterrein: Rusland. Daar hoopte hij de door hem geïdealiseerde sociale en religieuze ontwikkeling terug te vinden. Zijn vriend graaf Peter von Meyendorff, de Russische ambassadeur in Berlijn, stelde hem voor onderzoek te doen naar de situatie van de Russische boeren. Door hem gestimu-leerd publiceerde Haxthausen in hetzelfde jaar van zijn ontslag een artikel in de Pruisische staatscourant met daarin een gunstige bespreking van een recent de-creet door tsaar Nicolaas I waarmee vrijwillige verbintenissen mogelijk gemaakt werden tussen de landheren en hun lijfeigenen over de verpachting van extra

129

grond, een maatregel die beoogde de rechtspositie van de boeren te verbeteren en zo de opbrengst te vergroten. Dit artikel wekte de aandacht in Sint-Petersburg en oogstte de waardering van de hervormingsgezinde minister van Staatsdomeinen Pavel Dmitrijevitsj Kiseljov (1788-1872) en van de keizer zelf.4

Op diens invitatie kwam Haxthausen eerst naar de Russische hoofdstad om zich te verdiepen in de officiële documenten. Vervolgens reisde hij gedurende het jaar 1843 naar Moskou en voorts via de Volga naar de Kaukasus en de Krim, waar-na hij door de Oekraine over Kiev en Tula weerkeerde in Moskou. Daar bracht hij de winter door en sprak met belangrijke Russische denkers zoals de westerlingen Alexander Herzen en Peter Tsjaadajev, de slavofielen Konstantin en Ivan Aksakov en de nationalist Michail Pogodin, en legde hij bovendien blijvende contacten met de keizerlijke familie via de schoonzuster van Nicolaas, Helena Pavlovna en haar vertrouwelinge Editha von Rahden.5 De Russische regering had de reis onder-steund door paarden, passen, papieren en een tolk ter beschikking te stellen. Zij hoopte in de persoon van Haxthausen een publicitair tegenwicht te vinden voor de buitengewoon negatieve pers die Rusland in het Westen gedurende de voor-gaande twintig jaar gekregen had door toedoen van schrijvers zoals Astolphe mar-quis de Custine (1790-1857), de beroemdste onder hen die in zijn reisverhaal met een venijnige karikatuur de Russen stereotypeerde als barbaars en despotisch.6

Haxthausen liet zich echter niet inhuren, wenste ook geen geldelijke vergoeding te ontvangen als voor een ambtelijke opdracht en bedong bij zijn gastheren in vrij-heid en onafhankelijk, puur wetenschappelijk informatie te mogen verzamelen. Minister Kiselev was hem enthousiast ter wille met een massa aan feitenoverzich-ten, statistieken en memoranda over het agrarische bestuur, terwijl het Hoofd van de Gendarmes van de Derde Afdeling, graaf Alexander Konstantinovitsj

4 Ibidem xvii-xviii.

5 Zie M. Stoyanoff-Odoy, Die Grossfürstin Helene von Russland und August Freiherr von Haxthau-sen. Zwei konservative Reformer im Zeitalter der russischen Bauernbefreiung (Wiesbaden 1991) en A.

Cohausz ed., August von Haxthausen Editha von Rahden. Ein Briefwechsel im Hintergrund der russi-schen Bauernbefreiung 1861 (Paderborn 1975).

6 A. de Custine, Lettres de Russie. La Russie en 1839 4 delen (Brussel 1843), direct ook vertaald in

het Engels en het Duits, vele malen herdrukt en opnieuw heruitgegeven in de tweede helf van de twintigste eeuw.

130

dorff (1783-1844), argwanend al zijn gangen liet nagaan op verdenking van liberale opvattingen. Teruggekeerd in Duitsland en vergezeld van een Russische vertaler kostte het Haxthausen – ondanks het kenbaar gemaakte ongeduld van zijn gastheren – nog drie jaren voordat hij de enorme hoeveelheid materiaal verwerkt had tot de eerste twee delen van zijn Studien, en het duurde nog eens vijf

jaren voor het laatste deel verscheen. Tezamen bood dit werk de meest uitgebreide en diepgaande beschrijving van Rusland door een Europeaan tot op dat moment.7

Zoals Haxthausen in het voorwoord ervan aankondigt, bevat zijn boek een mengeling van persoonlijke reiservaringen en systematisch gegroepeerde observa-ties van de Russische volksinstituobserva-ties en hun veronderstelde worteling in het volkskarakter. Talloze details wisselt hij af met generaliserende bespiegelingen. Hij schrijft over de lijfeigenschap, de hechte dorpsgemeenschap, het landbeheer en de geringe betrokkenheid van de adel; over de regionale verschillen tussen noord en zuid en daartegenover de uniformerende werking van kolonisatie en migratie-bewegingen; over de moeizame taakvervulling van de orthodoxe kerk als beschaver en de levendige activiteiten van dissenters en sektariërs. Hij vat Rusland in essentie op als een patriarchale staat die wezenlijk van de Europese feodale staten verschilt,

wat grote implicaties heeft voor de gehele politieke en sociale structuur. In deze patriarchale orde worden alle leden van de gemeenschap bij elkaar gehouden door ten eerste een hechte religieuze en traditionele band en ten tweede een alomvat-tende hiërarchische structuur, die zich uitstrekt vanaf het boerengezin als basis-eenheid onder leiding van de starosta (het gezinshoofd) tot aan het Russische Rijk

onder leiding van de tsaar. Tegenover de Europese en in zijn ogen verwerpelijke tendens naar individualisme en democratisering stelt Haxthausen de Russische handhaving van gezag en gemeenschapszin. Waar in Europa de revolutionairen agiteren tegen rijkdom en voor het collectiviseren van bezit, is een dergelijke revolutie in Rusland onmogelijk en onnodig. Want volgens de volkse opvattingen behoort iedere Rus vanzelf bij de gemeenschap en heeft van daaruit recht op zijn eerlijke aandeel in het algemeen bezit. Er bestaat in Rusland geen grondslag voor

7 D.L. Schlafly jr., ‘Haxthausen, August Freiherr von (1792-1866)’ in: J.L. Wieczynski ed., The modern encyclopedia of Russian and Soviet history, deel 13 (Gulf Breeze 1979) 234-236, aldaar 235.

131

privé-eigendom; het land en zijn rijkdommen behoren in wezen aan allen toe, en de tsaar moet toezien op een rechtvaardige verdeling. Het utopia van de Europese revolutionairen bestaat al in Rusland, diepgeworteld in de volkstradities en het nationale leven, zo stelt hij.8

Maar hij sluit niet de ogen voor de knelpunten in de Russische samenleving die deels veroorzaakt worden door de onstuitbare economische vooruitgang en deels door de erfenis van Ruslands achterstand en gebrek aan culturele ontwikkeling. Zo ziet hij de oude wederkerige banden van affectie tussen lijfeigenen en heren plaatsmaken voor een onpersoonlijke uitbuitingsrelatie waarin de adel zijn plicht niet nakomt en waardoor de boeren tot pauperisme en proletarisering dreigen te vervallen.9 Deze economische uitbuitingsrelatie wordt nog verergerd door de mentale kloof als gevolg van de scholing van de elite in een ‘vreemde’ westerse cultuur, terwijl de massa van de gewone bevolking volhardt in haar orthodoxe en niet-westerse tradities.10 Gevraagd en ongevraagd treedt Haxthausen daarom in zijn boek, en ook later, herhaaldelijk op als pleitbezorger bij de regering voor ge-matigde hervormingen, steeds in de stellige overtuiging dat het behoud van Rus-lands nationale instellingen en volkstradities een alternatieve route van vooruit-gang biedt, waarlangs de in Europa zo manifeste gevaren van secularisering, klassenstrijd en revolutie vermeden kunnen worden. Zolang de Russische mir

maar behouden blijft – deze ‘heilige’ belichaming van de boerencommune én het harmonische universum tegelijk, misschien wel het best vertaalbaar met het Griekse begrip kosmos – wordt de sociale orde van Rusland beschermd en worden

de Russen onder vaderlijke leiding in een hechte onderlinge band bijeengehouden. ‘Das Gesammtgefühl der Nationaleinheit, der Gemeindeeinheit und der Fami-lieneinheit ist die Grundlage des ganzen russischen Volkslebens. Jede Individua-lität des Volks geht in jeder von jenen drei Einheiten unter und auf, und mit ihm auch fast jede Art von Eigenthum, insbesondere aber das Eigenthum des Grund

8 Haxthausen, Studies (1972 [1847-1852]) 10 en 285.

9 Ibidem 71-74.

132

und Bodens.’11 De politieke waarde van deze volkse instelling weegt op tegen al haar eventuele economische nadelen, zo luidt de belangrijkste boodschap van Haxt-hausen aan zijn publiek.12

Haxthausens werk werd veel gelezen in Europa en – ondanks het officiële ver-bod door de regering van tsaar Nicolaas, die eerder nog een Russische vertaling overwogen had maar na 1848 een steeds repressievere censuur hanteerde – zeker ook in Rusland. ‘Vous êtes le seul et unique étranger qui avez pu puiser avec autant de sagacité aux sources pures et primitives, et présenter un tableau aussi fidéle de la société russe dans toutes les branches’, schreef de keizerlijke kamerheer aan de auteur. Volgens de overlevering bestempelde tsaar Nicolaas het als de grootste ver-dienste van dit werk dat het zelfs veel Russen iets over hun eigen vaderland geleerd had.13 In Europa was het primaire effect ervan een imagoverbetering van Rusland en bovendien een toename van de belangstelling voor de Russische instellingen. Passend bij de uitersten in de beschrijving van het land, zoals gezien vanuit het utopisch-conservatieve perspectief van de schrijver, omarmden zowel rechtse als linkse lezers dit beeld als een bevestiging van hun idealen. Volgens zijn beschrij-ving kon bijvoorbeeld de obsjtsjina, de bestuurlijke organisatie van de

boeren-commune, opgevat worden als een bolwerk van christelijk geloof en patriarchale traditie maar tegelijkertijd ook als een oerbron van collectivistische broederschap en socialisme. Dit laatste vormde bijvoorbeeld het fundament waarop Herzen en zijn geestverwanten met hun populisme zouden voortbouwen, hoewel zij zich verre distantieerden van de conservatieve conclusies van Haxthausen.14

Hijzelf hield overigens niet star vast aan de standpunten die hij bij de publica-tie van de Studien ingenomen had, bleef nadien ook een levendige belangstelling

voor de ontwikkeling van Rusland koesteren en trachtte zijn visie aan te passen aan veranderingen die hij niet had voorzien. De Grote Hervormingen werden door hem verwelkomd als een kans op vooruitgang in Rusland, maar dan wel

11 A. von Haxthausen, Studien über die innern Zustände, das Volksleben und insbesondere die länd-lichen Einrichtungen Russlands deel 3 (Berlijn 1852) 145.

12 Ibidem 152, of zie: Haxthausen, Studies (1972 [1847-1852]) 277-293.

13 Cohausz, ‘Zur Einführung’, August von Haxthausen (1975) 9-50, aldaar 26.

133

anders dan in Europa, op een voorzichtige, moreel verantwoorde en zorgzame wijze. In artikelen over de vroegere emancipaties in Oostenrijk en in Pruisen bepleitte hij de noodzaak van garanties voor de boeren enerzijds en compensatie voor de heren anderzijds. Daarop werd hij in 1857 door grootvorstin Helena Pavlovna actief betrokken als specialist en adviseur bij de beraadslaging in Wild-bad over de voorgenomen emancipatiewetgeving in Rusland, waarover hij het verslag, Promemoria, opstelde dat de goedkeuring van de tsaar en zijn raadgevers

kreeg.15 Ook in opdracht van Helena schreef hij na de effectuering van de emanci-patie aan de hand van officiële en voor een deel geheime bronnen vervolgens het boek Die ländliche Verfassung Russlands, dat bedoeld was als een objectieve

kro-niek van de boerenbevrijding en een monument voor deze ‘weldaad’ tegelijk, en stelde hij in diezelfde periode een bundel samen onder de titel Das constitutionelle Princip, een salonboek voor de hoogste Russische kringen met daarin een

vergelij-king van verschillende grondwetten en kiessystemen in de recente Europese ge-schiedenis aan de hand van essays door specialisten.16 In beide werken verklaarde hij geen voorstander van radicale veranderingen te zijn, maar bleek hij wel de on-vermijdelijkheid van de algemene vooruitgang in te zien en zelfs de noodzaak tot afschaffing van lijfeigenschap en despotisme te erkennen. Hij probeerde daarbij te waarschuwen tegen het blinde vertrouwen in een door wetten, bureaucratie en markteconomie gereguleerde westerse samenleving en stelde daar tegenover een grotere rol voor de kerk, de tsaar, de adel, en de boerentradities in de organische