• No results found

2.1. Nationaal beleid 2.1.1 Nota ruimte

In de “Nota Ruimte” (2004) zijn de hoofddoelen van het beleid opgesteld tegen de achtergrond van de wens om de economische, ecologische en sociaalculturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen, waarbij de begrippen “people, planet en profit” als waarden van die duurzame ontwikkeling worden gehanteerd.

De “Nota Ruimte” geeft aan dat het rijk bij de uitvoering van dit beleid grote betekenis hecht aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijk kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

In de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS) zijn gebieden en netwerken opgenomen die voor Nederland van grote ecologische betekenis zijn, waaronder de Ecologische

Hoofdstructuur (EHS), de robuuste ecologische verbindingen, de Vogel- en

Habitatrichtlijngebieden en de nationale landschappen. Het gebied rondom Winterswijk is aangewezen als één van deze nationale landschappen.

2.1.2 Nota Mobiliteit

De “Nota Mobiliteit” (2004) geeft in het kader van duurzame mobiliteit, voor wat betreft de kwaliteit van de leefomgeving aan:

Infrastructuur die past in het landschap

Inbreuk op het landschap moet worden geminimaliseerd, aan de hand van een door het rijk te ontwikkelen kwaliteitsagenda. Er wordt bij de inpassing van infrastructuur naar gestreefd dat in 2020 geen negatieve effecten voor bijzondere natuurwaarden zijn opgetreden, bij boven- en ondergronds transport de kwaliteit van het bodemsysteem behouden blijft en waar nodig verbetert, en actief wordt bijgedragen aan natuurcompensatie en op voorhand natuurreserve wordt ontwikkeld voor compensatiedoeleinden.

Respect voor cultureel erfgoed

Gebouwde monumenten, historische landschappen en archeologische sporen worden door het kabinet beschouwd als integraal onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Bij de inpassing van (nieuwe) infrastructurele werken wordt zo mogelijk bijgedragen aan behoud, versterking en verdere ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Voor wat betreft de archeologie gaat binnenkort een nieuw wettelijk regime gelden (invoering van het verdrag van Malta) voor de

omgang met archeologische waarden bij ruimtelijke ingrepen.

Voor ingrepen die verband houden met infrastructurele werken, zoals onderhoud, aanleg en capaciteitsvergroting, moeten de bepalingen uit de Flora en Faunawet, de

Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijn worden nageleefd. Dit houdt onder meer in dat in bepaalde gebieden een “nee, tenzij benadering wordt gehanteerd.

2.1.3 Plattelands OntwikkelingsProgramma (POP2, 2007 – 2013)

In dit rapport worden onder meer de ontwikkelingen beschreven die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden en die van invloed zijn op de toekomst van het platteland.

De afgelopen 15 jaar is het platteland minder landelijk geworden doordat meer stedelingen in boerderijen zijn gaan wonen, de recreatie is toegenomen en meer industriële landbouw plaatsvindt.

De specifieke kenmerken van het platteland – ruimte, rust, cultuurhistorische waarden en groen – bieden vooral mogelijkheden voor openluchtrecreatie in natuur en in

cultuurlandschappen.

Daarmee wordt tegemoetgekomen aan behoeften van mensen aan ontspanning, beleving, beweging, bezinning en inspiratie. Nederlanders maken per jaar bijna een miljard dagtochten, waarvan ongeveer 26 miljoen naar het platteland. De behoefte en het gebruik van toeristische infrastructuur nemen evenredig toe.

2.1.4 Belvedere

Belvedere is een initiatief van vier ministeries: VROM, OCW, LNV en V&W. Hun streven om cultuurhistorie meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen staat verwoord in de Nota Belvedere. Deze nota is in november 1999 gepresenteerd.

Met de nota Belvedere pleiten de vier ministeries voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen. Niet door een veto uit te spreken over veranderingen, ook niet door het verleden onder te schoffelen, maar door te zoeken naar wederzijds profijt. De strategie die hierbij past is die van 'behoud door ontwikkeling'. In deze nieuwe ontwikkelingsgerichte strategie vormt de cultuurhistorie uitgangspunt voor ruimtelijke planvormingsprocessen. Met een tweeledig doel: verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultuurhistorisch erfgoed.

2.2. Provinciaal Beleid

2.2.1. Streekplan / Structuurvisie Gelderland

Het “Streekplan / Structuurvisie Gelderland” (2005), vormt de schakel tussen Rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van ruimtelijke ordening.

Het plan geeft onder meer het volgende aan:

Ruimtelijke kenmerken

De ruimtelijke structuur wordt gekenschetst door het coulissenlandschap op het plateau van Winterswijk, het rationeel verkavelde agrarisch middengebied, het landgoederenlandschap van de Graafschap, het IJssellandschap, de Oude IJsselzone en Montferland.

Mede op basis van de regionale structuurvisie voor de regio Achterhoek kunnen voor de regio in het algemeen en voor de deelgebieden specifiek de volgende identiteitsbepalende

ruimtelijke en sociaal-culturele kenmerken worden onder-scheiden. Met deze kenmerken is rekening gehouden bij de regionale vertaling van het generieke beleid naar de regio. Zij spelen een rol bij de invulling door de regio van de door haar gewenste sturing van gebiedsspecifieke opgaven en inrichting.

Kleinschalig en gevarieerd, voor Nederlandse begrippen relatief authentiek patroon van historisch gegroeide agrarische cultuurlandschappen.

Centraal in het ontwikkelingsbeeld van de regio Achterhoek staan de kenmerkende landschappelijke verschillen. De regio ziet deze als belangrijkste identiteistdrager van de Achterhoek. De Achterhoek is opgebouwd uit een unieke lappendeken van historisch gegroeide (agrarische) cultuurlandschappen. Deze lappendeken is ontstaan door de aardkundige ondergrond, de ontginningsvormen, sociale structuur en eigendoms-

verhoudingen. De cultuurlandschappen worden aan elkaar geregen door oost-west lopende beken en gegraven watergangen die hun weg zoeken van het hoger gelegen Winterswijks plateau naar de IJsselvallei. Hoewel veranderd door schaalvergroting en intensivering in de landbouw, rationalisering van de waterlopen en oprukkende verstedelijking is het

cultuurlandschap in de Achterhoek nog relatief authentiek. Veel mensen vinden het gevarieerde en authentieke landschap van de Achterhoek mooi. Mooi vanwege de rust, de ruimte, de diversiteit en het groene karakter. Karakteristiek is de kleinschaligheid van het Achterhoekse landschap met zijn grote verwevenheid van natuur, landbouw, woningbouw, industrie en recreatie. Door de zeer lage bewoningsdichtheid blijft het landschap groen en ontspannen. Geen enkele functie voert de boventoon. Deze historisch gegroeide

verwevenheid wordt hoog gewaardeerd.

Verspreid occupatiepatroon zonder echt grote kernen (dorpenlandschap)

Overal in de Achterhoek wordt gewoond. Het landschap is bezaaid met (woon)boerderijen, buurtschappen en dorpen in een zeer lage dichtheid. De bewoonde plekken worden met elkaar verbonden door een diffuus en fijnmazig verkeersnetwerk van lokale en provinciale wegen zonder hiërarchische verschillen. Hoewel door de gunstige verkeersligging de afgelopen decennia kernen als Doetinchem, Groenlo, Lichtenvoorde, Aalten, Varsseveld, Winterswijk zich tot centra van (industriële) werkgelegenheid ontwikkelden, wat het groei-tempo versnelde, is het ontbreken van grote steden nog steeds typerend voor de Achterhoek.

De grote en kleine dorpen vormen het voor de Achterhoek zo karakteristieke buurten- en dorpenlandschap.

Een herkenbaar en geheel eigen sociale en culturele identiteit, een echte regio.

De Achterhoek is te omschrijven als een regio met een herkenbare eigen identiteit. Dit is niet alleen te danken aan het karakteristieke landschap, maar ook aan de mensen die er wonen.

Het agrarische en enigszins geïsoleerde karakter wordt door een Achterhoeker op trotse wijze uitgedragen. Hierdoor heeft de Achterhoek in Nederland een herkenbaar gezicht gekregen. In dorpen en buurtschappen is een sterke sociale verbondenheid aanwezig. Deze is samen te vatten onder het breed door de streek gedragen ‘noaberschap’.

Het gebruik en de economische betekenis moeten zorgvuldig worden afgestemd op

ecologische, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten en behoud en versterking van deze kwaliteiten moeten worden gestimuleerd. Dit betekent bewust investeren in herstel en

ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit ten behoeve van natuur en recreatie. Dit betekent ook economische ontwikkelingen stimuleren die passen bij de bijzondere ecologische waarden en de cultuurhistorische rijkdom en tegelijkertijd economische activiteiten die daar strijdig mee zijn weren of saneren.

2.2.2. Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

De Reconstructiewet wijst onder meer de Achterhoek en Liemers aan als reconstructiegebieden.

De plannen geven richting aan de ruimtelijke en milieuproblematiek van de landelijke gebieden. Ze beogen een integrale aanpak en moeten een goede ruimtelijke structuur bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur, respectievelijk geven kwaliteitsimpulsen aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied. Dit gebeurd op een dusdanige manier dat de verscheidenheid en de eigen

identiteit van de Achterhoek behouden blijven. De kwaliteitsimpulsen richten zich op de functies landschap, natuur, bos, land- en tuinbouw, recreatie, toerisme en wonen en werken.

In het reconstructieplan wordt hierbij onderscheid gemaakt in landbouwontwikkelingsgebieden en verwevingsgebieden.

2.2.3. Belvoir 3

Op provinciaal niveau is ingespeeld op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke ontwikkeling met de nota’s Belvoir 1, 2 en 3. Hierin wordt het cultuurhistorisch programma van de provincie Gelderland verwoord. In het Belvoirbeleid formuleert de provincie vijf doelstelling:

x Maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk

x Integreer cultuurhistorie volwaardig in de planvorming

x Versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie x Houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand

x Vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak

2.3. Gemeentelijk beleid

2.3.1 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)

In het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan 2010 – 2020 is het gehele netwerk aan wegen die zijn gelegen binnen de gemeente gecategoriseerd. Zandwegen vallen onder de categorie erftoegangswegen.

2.3.2 Bestemmingsplannen buitengebied

Bestemmingsplannen buitengebied Aalten 2004 en 2007

In dit bestemmingsplan zijn de meeste onverharde paden (zoals kerkepaden en paden die onderdeel uitmaken van een toeristische route) bestemd via een dubbelbestemming. Door de dubbelbestemming en het aanlegvergunningstelsel zijn de paden beschermd. Het verharden van paden is zonder een aanlegvergunning is niet mogelijk. Hierbij wordt een afweging gemaakt of het verharden de landschappelijke en cultuurwaarden aantast.

Een aantal onverharde paden/wegen zijn bestemd tot verkeersdoeleinden. Verharding is hier mogelijk zonder aanlegvergunning.

Bestemmingsplannen buitengebied Dinxperlo 2007

In dit bestemmingsplan worden zandwegen niet expliciet genoemd. Wel is voor het verharden van onverharde wegen een aanlegvergunning vereist. Hierbij wordt een afweging gemaakt of het verharden de landschappelijke en cultuurhistorische waarden aantast.

2.3.3 Beleidsnota Recreatie en Toerisme Gemeente Aalten 2009 – 2011

In deze nota wordt het beleid beschreven met betrekking tot recreatie en toerisme in de gemeente Aalten en maatregelen voorgesteld om een en ander te versterken.

Een deel van de fiets- en wandelroutes gaat over zandwegen.

2.3.4 Toekomstige beleidsnota Cultureel Erfgoed gemeente Aalten

De nota Cultureel Erfgoed betreft de monumentenzorg. De wereld van monumentenzorg is in beweging. Er zijn ontwikkelingen in de maatschappij, wetgeving en binnen de sector die rechtstreeks van invloed zijn op de monumentenzorg op lokaal niveau. Eén van de speerpunten van het nieuwe beleid is de gebiedsgerichte monumentenzorg. Deze

gebiedsgerichte benadering is gebaseerd op de denkrichting binnen Belvedere/Belvoir. Er ontstaat een behoefte aan herkenbare identiteit van landen, gebieden en plaatsen. Die identiteit wordt vooral gezocht in de cultuurhistorie. In ruimtelijke termen leidt dat tot een zoektocht naar herkenningspunten in de fysieke omgeving. Die worden o.a. gevonden in historische wegen, zoals Hessenwegen.