• No results found

Ruimtelijke Ordening

In document bestemmingsplan ‘‘Portland’’ (pagina 37-47)

Deel C Verantwoording

3 Ruimtelijke Ordening

3.1 Kader

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden.

Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s.

Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio’s wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

Dit bestemmingsplan borduurt voort op eerder voorgenomen plannen. Destijds is afgewogen dat de woonwijk Portland wordt toegevoegd. In dit bestemmingsplan is sprake van een afname van het eerder afgesproken aantal woningen. Voor het overige wordt aangesloten op de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster,

de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.

In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur (hoofdwegen en hoofdspoorwegen), de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen.

In het plangebied bevindt zich een buisleidingenstraat. Deze buisleidingenstraat is van nationaal belang en is daarom in de planregels en op de planverbeelding opgenomen. Dit geldt ook voor de primaire waterkering in het oosten van het plangebied. Deze is ook zowel in de planregels als op de planverbeelding opgenomen.

De toepassing van de SER-ladder voor bedrijventerrein Portland-Noord is in een eerdere bestemmingsplanprocedure al onderbouwd.

Provinciaal ruimtelijk beleid

Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.

Provinciale Staten stelden op vrijdag 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte (de realisatie van de structuurvisie, zie ook hierna) en de Uitvoeringsagenda definitief vast. Vanaf dat moment gelden de Streekplannen, inclusief eventuele partiële herzieningen, en de Nota Regels voor Ruimte (zie ook hierna) niet langer als vigerend beleids- en toetsingskader.

Deze structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.

Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond openbaar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta

in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk.

Stad en land verbonden

Bij stad en land verbonden gaat het erom de samenhang tussen stad en land te versterken en de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van het stedelijk en landelijk gebied te vergroten.

Essentieel voor de samenhang zijn de verbindingen vanuit het stedelijk gebied naar de groengebieden en de verbindingen tussen de verschillende groengebieden onderling. Een mooier, bruikbaarder en toegankelijker landschap met een robuust watersysteem versterkt bovendien de economische concurrentiepositie. Om invulling te geven aan dit provinciale belang wordt een landschappelijk netwerk ontwikkeld. Dit landschappelijk netwerk bestaat uit zes provinciale landschappen, binnenstedelijke parken en overig landelijk gebied.

Aanwezige kwaliteiten binnen zowel de functie- als de kwaliteitskaart zijn:

 stads- en dorpsgezicht;

 water;

 provinciaal landschap;

 stedelijk groen - buiten de contour.

De functiekaart geeft tevens aan dat ter plaats van het plangebied tevens een leidingenstraat, een recreatiegebied en een infrastructuur – verkeersruimte aanwezig is. De kwaliteitskaart wijst een gedeelte van het plangebied aan als een zeekleipolderlandschap.

Alle in het plan voorkomende bestemmingen sluiten aan op de provinciale structuurvisie. Met betrekking tot de realisering van het 8 ha gebied (Binnenland, zie paragraaf 2.3) is een goede ruimtelijke onderbouwing vereist. Dit om de kernkwaliteiten in het nationaal landschap te behouden of te versterken.

Uitsnede functiekaart Provinciale Structuurvisie: Visie op Zuid-Holland

Uitsnede kwaliteitskaart Provinciale Structuurvisie: Visie op Zuid-Holland

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang.

Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.

Omdat het plangebied deels binnen een provinciaal landschap gelegen is, zijn toekomstige ontwikkelingen binnen het provinciaal landschap aan restricties gebonden. Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als de kernkwaliteiten van deze gebieden behouden blijven of worden versterk.

In het bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de kernkwaliteiten zoals deze beschreven zijn in de SVIR en de uitwerking van deze kernkwaliteiten in de provinciale structuurvisie en de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie.

Met de provincie is de gemeente van oordeel dat sprake is van cruciale schakel richting het nieuw aan te leggen recreatiegebied Buytenland. Een zorgvuldig ingepaste recreatieve functie kan daarbij een belangrijke en wellicht noodzakelijke impuls vormen.

In artikel 2 lid 2 onder g van de Verordening Ruimte wordt ook ruimte geboden voor dergelijke recreatieve functies in de vorm van kleinschalige bebouwing zoals een restaurant, een café, een bed & breakfast, een manege, een centrum voor natuureducatie, een golfclubgebouw of voorzieningen bij een camping.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt hier op aangesloten en wordt ruimte geboden aan een grote diversiteit aan recreatieve functies. Om ontwikkelingen en particuliere initiatieven op voorhand niet te belemmeren met te beperkende regels is een ruime wijzigingsbevoegdheid opgenomen met een duidelijk toetsingskader. Dit toetsingskader moet er voor zorgen dat nieuwe initiatieven op een goede manier worden begeleid en zorgvuldig worden afgewogen bij de recreatie- en natuurdoelstelling in het plangebied en omgeving. Daarbij zal nadrukkelijk toetsing plaatsvinden aan het criterium ‘kleinschaligheid’.

In het verlengde hiervan zal het toetsingskader - zoals opgenomen in artikel 32 lid 2 onder a - op dit onderdeel verder worden verscherpt zodat minder bebouwing wordt toegestaan. In het wijzigingsgebied wordt kleinschalige bebouwing toegestaan, waarbij een maximum bebouwingspercentage van 25% voor het totale wijzigingsgebied geldt. Mede door deze wijziging wordt een recreatieve voorziening zorgvuldige ingepast en mogelijk geacht.

Daarbij zal, gekoppeld aan de wijzigingsprocedure, afstemming met de provincie plaatsvinden.

Ook dient in overleg met de provincie een beeldkwaliteitplan te worden overlegd.

Indien de provincie op basis van een voorgenomen wijziging van oordeel is dat geen sprake is van een kleinschalige voorziening kan op dat moment nog altijd een ontheffing worden aangevraagd om een goede gebiedsafweging te laten plaatsvinden en het provinciaal beleid af te wegen.

Gemeentelijk ruimtelijk beleid

Toekomstvisie Albrandswaard 2025

Op dit moment is de Toekomstvisie Albrandswaard 2025 in voorbereiding en als ontwerp vastgesteld. In de toekomstvisie wordt aangegeven hoe de gemeente zich op het gebied van werken, wonen, onderwijs, recreatie en bestuur wil ontwikkelen, om aan te sluiten bij de wensen en de opvattingen van huidige en toekomstige generaties. De gewenste ontwikkelingsrichting is gevat in vijf o’s: Ondernemen (werken), Ontspannen (recreëren), Ontmoeten (wonen), Ontplooien (leren) en Ontketenen (besturen). In de Toekomstvisie en het bijbehorend Ingrediëntenboek zijn initiatieven en ideeën bijeengebracht om te laten zien op welke manieren de gewenste ontwikkelingsrichting bereikt kan worden. Concrete keuzes moeten de komende jaren door de burgers van Albrandswaard zelf gemaakt worden. De gemeente heeft de taak om initiatieven van burgers, organisaties en bedrijven te ondersteunen en de gewenste ontwikkelingsrichting van de visie te bewaken. Aan initiatieven en ideeën die passen in de maatschappelijke en economische omstandigheden op weg naar 2025 worden door de gemeente medewerking verleend.

Prioriteiten bij uitvoering van de Toekomstvisie door de gemeente:

1. De gemeente staat dicht bij haar burgers en partners.

2. Geen standaard woningbouw, maar maatwerk: dorps en levensloopbestendig.

3. Bedrijvigheid: geen grote hallen, maar vernieuwing en verbetering. Nadruk op kleinschalige dienstverlening (kantoorvilla’s) en dorpse bedrijvigheid (ambachtelijkheid).

4. Van een puur agrarische productie naar ‘natuurlijk’ boeren (verbreden en duurzaam).

5. Gemeente, bewoners, ondernemers, zorginstellingen en vrijwilligersorganisaties zorgen samen voor een excellente openbare ruimte.

Het bestemmingsplan speelt in op de toekomstvisie door in te spelen op vernieuwing en verbetering. Vooral het wijzigingsgebied ´Binnenland´ speelt hierin een belangrijke rol: geen grote hallen realiseren, maar inspelen op ambachtelijkheid en dienstverlening. Daarnaast is van standaard woningbouw in Portland geen sprake. De bebouwing is dorps, levensloopbestendig, maar heeft ook zijn eigen identiteit.

3.2 Onderzoek

Gekeken is naar de inpasbaarheid van Portland ten opzichte van het nationale, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid.

3.3 Conclusies

Er zijn geen tegenstrijdigheden met het vigerende ruimtelijk beleid. Zowel het nationale, het provinciale als het gemeentelijke beleid sluiten aan op de ontwikkeling van woongebied Portland.

Op nationaal niveau sluit Portland aan op het uitgangspunt dat wordt aangesloten op reeds bestaande ruimtelijke structuren. Bestaande infrastructuur wordt hierbij optimaal benut. Tevens wordt voldaan aan het accommoderen van de eigen ruimtevraag binnen de grenzen van de Randstad en aangesloten wordt op een natuur- en recreatiegebied die zo nauwkeurig mogelijk is vastgelegd in de planologische kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Ook wordt aangesloten op de SVIR en het Barro.

Provinciaal gezien wordt voldaan aan de spreiding van de sociale huurvoorraad. Door deze spreiding kan de druk op de goedkope voorraad in de steden deel worden afgeleid naar de randgemeenten, zoals in dit geval de gemeente Albrandswaard. De leefbaar- en aantrekkelijkheid van het stedelijke en landelijk gebied moet vergroot worden. De realisatie van woongebied Portland en het Binnenland (in aansluiting op het Buytenland) dragen bij aan deze leefbaar- en aantrekkelijkheid. Vinex-locatie Midden-IJsselmonde biedt de ruimte aan 10.300 woningen, waarvan circa 2.700 woningen worden gerealiseerd in Albrandswaard.

Op gemeentelijk niveau wordt aangesloten op de Toekomstvisie Albrandswaard 2025.

4 Volkshuisvesting

4.1 Kader

Nota wonen

In de “Nota wonen; Mensen, Wensen, Wonen” uit 2002 wordt een visie gegeven op het wonen in de 21e eeuw. Onder het motto “Mensen, Wensen, Wonen” stelt de nota de burger centraal in het woonbeleid. Het woonbeleid tot, grofweg, 2010, richt zich op vijf kernopgaven:

 het vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving; Zowel huurders als kopers kunnen onvoldoende hun woonwensen waarmaken. Om dit te verbeteren moet de zeggenschap van beide groepen worden vergroot.

 kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; Kwetsbare groepen in de samenleving dreigen aansluiting te verliezen met de sterkere, kansrijke groepen. Via het woonbeleid moet de aansluiting ten minste worden behouden en waar mogelijk worden verbeterd. Daarnaast is er meer aandacht voor startende huishoudens.

 bevorderen van wonen en zorg op maat; Het aantal mensen dat zorg nodig heeft, neemt in de toekomst fors toe. Het woonbeleid is daarom gericht op het bevorderen van op maat gesneden woon- en zorgarrangementen, die nauw aansluiten bij de (individuele) behoeftes en wensen van de zorgbehoevenden.

 verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit; De kwaliteit van het wonen in de steden blijft achter bij die elders in het land. Met het grotestedenbeleid en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) wordt de stedelijke woonkwaliteit verbeterd. De ambities op dit gebied worden aanzienlijk verhoogd.

 tegemoet komen aan de “groene woonwensen”; Er is bij de burgers een grote belangstelling om ruim en groen te wonen. Het woonbeleid richt zich op het faciliteren van deze woonwensen zonder dat daarbij natuurwaarden en ruimtelijke kwaliteiten worden geschaad.

Woonvisie Zuid-Holland 2005 - 2014

Op 26 januari 2005 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie Zuid-Holland 2005 - 2014 "Samenhang en samenspel" vastgesteld.

De woningbehoefte is als gevolg van economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, gezinsverdunning, vergrijzing, vluchtelingenbeleid) aan verandering onderhevig. Het provinciale beleid is erop gericht voor alle bevolkingsgroepen een voldoende en passend woningaanbod te realiseren. Dit betekent dat in de periode tot 2014 circa 214.000 woningen zullen moeten worden gebouwd om de bevolkingsgroei op te kunnen vangen. Een deel daarvan zal door middel van verdichting en inbreiding moeten worden opgevangen en wel in de centra van steden en dorpen en de bebouwde kom nabij bestaande of nieuw te ontwikkelen stations en haltes van openbaar vervoer. De overige behoefte dient op nieuwe uitleggebieden te worden gerealiseerd.

Dertig procent van de gehele woningbouwproductie dient in de sociale sector te worden gerealiseerd. Daarnaast blijkt een grote behoefte te bestaan aan woningen voor senioren en starters alsook aan woningen in het landelijke dure segment. Tenslotte zal meer differentiatie in de stedelijke woonmilieus plaats moeten vinden.

Nieuwbouw op uitleglocaties

Er blijft behoefte aan het ontwikkelen van nieuwbouwlocaties buiten het bestaand stedelijk gebied. Hier zijn verschillende categorieën te onderscheiden. Ten eerste zijn er verspreid over de provincie diverse mogelijkheden tot uitbreiding van bestaande kernen. Op de tweede plaats zijn enkele gebieden bij uitstek in beeld voor nieuwe kernen in een groene en waterrijke omgeving, waar ook werklocaties kunnen worden aangeboden. De derde categorie is wonen op relatief dure locaties in het landelijk gebied voor huishoudens met topinkomens. Deze zullen zo worden gekozen dat ze bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. De opbrengst van deze locaties kan worden gebruikt voor het versterken van het groen en de waterberging.

Daarvoor zijn in de streekplannen locaties aangewezen en is er een Ruimte voor Ruimte-regeling opgesteld.

Gemeentelijke woonvisie - Woonvisie 2009 – 2013

De gemeente Albrandswaard wil een concrete en gedragen visie op het wonen in de gemeente.

Een visie die over woningen gaat, maar ook oog heeft voor leefbaarheid, welzijn en zorg, onderwerpen die de woonkwaliteit mede bepalen. Met deze woonvisie wordt beoogd de concrete beleidsuitvoering te gaan aansturen. Op dit moment is woonbeleid niet vastgelegd in een woonvisie. De huidige dynamiek op de woningmarkt vraagt echter om keuzes. De woonvisie moet voorsorteren op toekomstige keuzes, en daarbij oog hebben voor de veranderende bevolkingsopbouw en prestatieafspraken tussen de gemeente en haar belangrijkste partners op dit beleidsterrein.

Visie op het wonen in Albrandswaard

Onderstaande thema’s zijn belangrijk voor het wonen in Albrandswaard:

 Behouden en versterken van het karakter van Albrandswaard;

 Keuzemogelijkheden voor kwetsbare huishoudens, de opgaven voor de toekomst;

 Het realiseren van een goede toekomstbestendige woonomgeving;

 Gemeente voert de regie en stimuleert tot samenwerking.

4.2 Onderzoek

Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) had de gemeente Albrandswaard een inwonersaantal van 22.974 in 2008. Er bestond een woningvoorraad van 9.033 waarvan 8.808 in particulier bezit was. Wanneer een vergelijking met 1995 wordt gemaakt, kan een groei worden waargenomen. In 1995 waren 15.325 inwoners aanwezig met een woningvoorraad van 5.832 waarvan 5.775 in particuliere eigendom.

In 13 jaar tijd is het aantal woningen hiermee met meer dan 4.000 woningen gestegen. Portland heeft een grote bijdrage aan deze woningvoorraad geleverd. In deze periode is tevens meer sociale woningbouw beschikbaar gekomen: Circa 500 woningen in Portland op een totaal van 2798 in de hele gemeente. Toekomstige ontwikkelingen in de vorm van woningbouw zijn gepland. Essendael, centrumontwikkelingen en inbreidingen maken hier onderdeel van uit.

Naast de ontwikkelingen in Portland dragen deze ontwikkelingen bij aan een toename van het woningaanbod.

4.3 Conclusie

Het plan past binnen het vastgesteld volkshuisvestingsbeleid en de opgaven. Portland springt in op het benodigde woningaanbod in de regio en zorgt ervoor dat de druk op de stad Rotterdam

niet teveel toeneemt. Ook het aanbod aan sociale woningbouw is toegenomen waardoor wordt voldaan aan de vraag van starters en ouderen.

5 Mobiliteit

In document bestemmingsplan ‘‘Portland’’ (pagina 37-47)