• No results found

Ruimtelijke betekenis: parcellering en herinrichting

Hoofdstuk 5 De aanleg van enkele andere spoorlijnen in Midden- en Oost-Nederland

6.2 Ruimtelijke betekenis: parcellering en herinrichting

Omdat de hekken bij deze overwegen in de praktijk vaak geopend bleven, ontstonden gevaarlijke situaties. Haar verzoek werd meerdere malen afgewezen. Eerst omdat er sprake zou zijn van een private overweg, waarvoor de eigenaar verantwoordelijk was, en in tweede instantie met het argument dat bij de schadevergoeding voor de onteigening ook een bedrag was opgenomen als compensatie voor de verplichting om de hekken te sluiten. De Kempenaer, adviseur van de gravin, adviseerde haar vervolgens om sleutels bij te laten maken, zoveel als nodig voor haarzelf en haar pachters. Want, merkte hij op: ‘de Commissie van de Staatsspoorwegen zoekt uitvluchten en weerlegging zal niet baten, want de Commissie zit in grote verlegenheid van geld. Zij heeft veel nodig, en haar kas is leeg’.164

Landgoed Biljoen en Beekhuizen ging tussen 1867 en 1872 gefaseerd in eigendom over van Johan Frederik Willem Carel baron van Hardenbroek (1807-1871) naar de Duitse ondernemer Johan Heinrich Wilhelm Lüps (1812-1879). Kort daarna ontstond tussen de gemeente Rheden en Lüps een conflict over de onderhoudsplicht van een weg op het landgoed. Volgens de gemeente was de eigenaar van Biljoen onderhoudsplichtig, hetgeen werd bestreden door Lüps, die vond dat sprake was van een openbare weg. In 1877 verloor hij echter de rechtszaak hierover bij de Hoge Raad.165

Verbolgen besloot hij om dan maar de toegang tot het landgoed voor het publiek volledig te verbieden.166

6.2 Ruimtelijke betekenis: parcellering en herinrichting

De ruimtelijke effecten van spoorwegaanleg waren divers. Het effect van de aanwezigheid van een spoorwegverbinding op de groei van steden kwam al eerder aan de orde. Waar nodig, werd tussen het stadscentrum en het station een verbindingsweg, vaak met de naam Stationsweg, aangelegd. Deze wegen, aangelegd door de Staat of door de spoorwegonderneming, kwamen in eigendom en beheer bij de gemeente.167 Ook het effect van het spoor op de realisatie van nieuwe landgoederen

164 GA, Middachten, inv.nr. 1175, diverse brieven, 1866.

165 GA, Archief Huis Biljoen 1, inv.nr. 165, stukken proces Lüps versus gemeentebestuur.

166 Arnhemsche Courant, 16 juli 1878.

167 Wet van 9 april 1875, artikel 70. Dit artikel bepaalde ook dat bestaande wegen die toegang boden aan een station in onderhoud bleven bij de oorspronkelijke eigenaar. Baron van Nagell van Ampsen zou met dit wetsartikel dus niet geholpen zijn bij zijn strijd met het gemeentebestuur van Lochem over overname van de weg naar het station.

Afb. 6.1: Meerdere spoorwegmaatschappijen gebruikten de

treksluitboom, die met een kabel op afstand bedienbaar was (1861).

69 werd al genoemd. Spoorwegaanleg had echter ook vaak ruimtelijke consequenties voor bestaande landgoederen. Graaf Bentinck had voor de door hem beoogde aanpassing van het tracé het argument gebruikt van de mogelijke projectontwikkeling van de strook grond langs de Straatweg. Deze projectontwikkeling werd niet tot uitvoering gebracht, misschien omdat de overblijvende strook grond te klein was. Die strook was echter al afgescheiden van het feitelijke landgoed door de Straatweg. Bij Biljoen en Beekhuizen zorgde de spoorlijn voor die afscheiding. De strook die hierdoor ontstond werd in de jaren na de spooraanleg wel kavelgewijs verkocht. Blijkbaar was het financiële resultaat van deze uitponding van groter belang dan instandhouding van de oorspronkelijke omvang van het landgoed.

Ook andere landgoederen werden aan het einde van de negentiende eeuw geheel of gedeeltelijk herontwikkeld. Niet alleen vanwege doorsnijding door de spoorlijn, maar ook om woningen of andere voorzieningen te kunnen bouwen. Zo werd Sonsbeek aan het einde van de negentiende eeuw gekocht door de gemeente Arnhem, waarna op delen van het voormalige landgoed woningen

werden gebouwd. Ook Klarenbeek werd in 1886 opgesplitst in deelpercelen waarvan een deel door de gemeente Arnhem werd gekocht.168 Op het noordelijk deel van Presikhaaf werd in 1883 de Planten- en Vogeltuin aangelegd.

Parcellering en uitponding van door de spoorlijn afgesneden percelen was – mede door de toegenomen gronddruk rondom Arnhem – een regelmatig voorkomende ontwikkeling en de dan overblijvende gedeelten van het landgoedpark werden vervolgens vaak opnieuw ontworpen. Na de aanleg van de spoorweg over de grond van Rhederoord kreeg de Duitse landschapsarchitect Carl Eduard Adolph (Eduard) Petzold (1815-1891) van eigenaar Brantsen opdracht een nieuw

ontwerp te maken voor tuin en park. Op dat moment was sprake van een parkinrichting van Hendrik

168 Storms-Smeets, From elite to public landscapes. The case of the Klarenbeek estate in Arnhem, 147-168.

Afb. 6.2: Overzichtskaart uit 1872 van de perceelsgewijze verkoop van het landgoed Biljoen, met daarop goed zichtbaar de kleine percelen tussen straatweg en spoorweg.

70

van Lunteren (1780-1848) die in 1840 een open zicht op de IJssel had gecreëerd.169 Petzold ontwierp in 1868 een parkbos met weliswaar zichtlijnen maar ook met meer beplanting, die het zicht op zowel spoorbaan als op de IJssel belemmerde. Daarmee was dit ontwerp een breuk met de eerdere

inrichting. Na de herinrichting werd het park van Rhederoord als ‘één der schoonste landschappelijke Anlagen’ van Nederland beschreven.170

Nadat eerder al een nieuw huis was gebouwd op de Hof te Dieren, gaf eigenaar Rodolphe Frédéric baron van Heeckeren van Wassenaer (1858-1936) in 1877 aan tuinarchitect Petzold opdracht een nieuw ontwerp voor het park te maken. In zijn ontwerp borduurde Petzold voort op de eerdere aanleg van Jan David Zocher jr. (1791-1870) in de Engelse landschapsstijl, maar hij voegde ook nieuwe elementen toe in de vorm van boomgroepen en losstaande beplanting. Met zichtassen werden de Straatweg en de spoorweg vanuit het huis zichtbaar gemaakt. In tegenstelling tot het ontwerp van Rhederoord werd hier het spoor dus niet achter beplanting verstopt, maar juist in het zicht gebracht.171 Het ontwerp werd tussen 1884 en 1888 gedeeltelijk gerealiseerd.172

169 C.H. Broers, Burgemeesters, Baronnen en Bijzondere ontwerpen: De geschiedenis van buitenplaats Rhederoord (Utrecht, 1994) 73.

170 H.W.M. van der Wijck, Atlas Gelderse Buitenplaatsen (Alphen aan den Rijn, 1988) 94.

171 F. Scholten, De Gemeente Rheden op oude kaarten (Utrecht, 2010) 92.

172 M. Rohde, Die Tätigkeit von E. Petzold in Dieren (Hannover, 1990) 33.

Afb. 6.3: Het door Petzold ontworpen parkbos. Linksonder het in het ontwerp geïntegreerde station; de ligging van de spoorbaan is geaccentueerd door auteur.

71 Petzold kreeg, naast Rhederoord en Hof te Dieren, ook ontwerpopdrachten voor Weldam en Twickel. In 1885 liet hij per spoor duizenden struiken en bomen naar Twickel aanvoeren; nadat daar ook een nieuwe weg was aangelegd van het station naar het kasteel.173