• No results found

5 Agrarische bebouwing en vrijkomende bebouwing

5.4 Ruimte voor Ruimte regeling

In het kader van de Ruimte-voor-Ruimte en Brakkestein-regeling vindt er ontstening plaats in de vorm van het slopen van agrarische bedrijfsgebouwen. In ruil voor sloop is het mogelijk om te herbouwen op de locatie zelf of in de uitbreidingswijken van de kernen.

Bij Laser Diemen is een overzicht opgevraagd van de bedrijven die meegedaan hebben aan de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (1e en 2e tranche). Per bedrijf is aangegeven welke oppervlakte van de vrijkomende bedrijfsgebouwen gesloopt is. In tabel 5.5 zijn de werkelijke toegekende aanvragen met bijbehorende afbraak in m2 weergegeven. In Overijssel heeft alleen in het kader van de 1e tranche sloop van stallen plaatsgevonden. Wat opvalt, is dat er gemiddeld per bedrijf 1200-1500 m2 wordt gesloopt. Deze oppervlakte komt overeen met de gemiddelde oppervlakte bebouwing voor een agrarisch bedrijf in 2002 (zie tabel 5.3).

13 Dit komt redelijk overeen met conclusies uit ander onderzoek (Daalhuizen, 2004). Daarin werd

geconstateerd dat in 1999 14% van de voormalige boerderijen uit de periode 1992-1999 is hergebruikt voor niet-agrarische bedrijvigheid.

Tabel 5.5: Overzicht aantal bedrijven en oppervlakte bedrijfsgebouwen die gesloopt zijn in het kader van Regeling Beëindiging Veehouderijtakken. Provincie totaal  Aantal bedrijven Oppervlakte afbraak (ha)  Aantal bedrijven Oppervlakte afbraak (ha) Oppervlakte afbraak (ha) Gelderland 256 20 274 31.90 52 Limburg 161 23 184 34.80 58 Noord-Brabant 581 93 488 78.00 171 Overijssel 169 13 - - 13 Utrecht 10 1 5 0.50 2 Totaal 1177  150 951 145.10 295 1etranche 2etranche

bron: Laser Diemen; eigen bewerking

In de analyse van de fysieke verstening is deze ontstening nog niet meegenomen. De bijna 300 ha ontstening in de 5 reconstructieprovincies bedraagt ongeveer 2 % van de gezamenlijke verstening in het landelijk gebied van deze provincies. Exacte gegevens met betrekking tot locaties en omvang van compensatiewoningen waren ten tijde van dit onderzoek niet landsdekkend beschikbaar. Gezien het tijdstip waarop de 1e en 2e tranche RBV plaatsvond is het onwaarschijnlijk dat herbouw en sloop al is verwerkt in de gebruikte databestanden.

In bijlage 3 wordt een beschrijving gegeven van de huidige stand van zaken omtrent het Ruimte-voor-Ruimte beleid. De gegevens zijn via documentanalyse en contactpersonen bij de provincies verzameld. Samengevat komt het neer op dat de reconstructie provincies Gelderland, Noord-Brabant, Overijssel, Utrecht en Limburg, als onderdeel van de reconstructie, een actieve Ruimte-voor-Ruimte regeling hebben. De provincie Zuid-Holland heeft sinds ongeveer een jaar ook een Ruimte-voor- Ruimte regeling. Deze is tot nu toe redelijk succesvol. Volgens de nieuwsbrief van de provincie zal er, als alle aanvragen goedgekeurd worden, ca. 6 ha bebouwing uit het Zuid-Hollandse landschap verdwijnen. Daarvoor zullen woningen op het perceel met de gesloopte bebouwing worden teruggebouwd. Dit zal ca. 5% van de oorspronkelijk bebouwde oppervlakte in beslag nemen (Provincie Zuid-Holland 2005). In de provincies Drenthe, Fryslân en Zeeland is momenteel geen Ruimte-voor-Ruimte regeling aanwezig. Men is echter wel van plan een de dergelijke regeling op te nemen in het volgende streekplan. In de overige provincies, Flevoland, Noord-Holland en Groningen wordt er niets met de ruimte voor ruimte regeling gedaan. Deze provincies geven aan dat de noodzaak hiervoor ontbreekt.

5.5 Conclusies

In dit hoofdstuk is dynamiek van de belangrijkste functie van het landelijk gebied, namelijk de landbouw, nader uitgewerkt en gerelateerd aan de versteendheid en verstening in het landelijk gebied.

Dynamiek ruimtegebruik boerenbedrijven

In 2002 heeft ca. 52% van de oppervlakte bebouwing in het landelijk gebied een agrarische functie. Dit komt overeen met 11.742 ha. In Flevoland ligt dit percentage

80 Alterra-rapport 1202 het hoogst (62%), gevolgd door Fryslân en Overijssel en in Zeeland het laagst (44%). Naar schatting wordt ruim 80% van de totale oppervlakte, in gebruik van werkfuncties, in beslag genomen door de boerderijen.

De versteendheid van de totale agrarische sector (landbouw en visserij) wordt via een ruimtebeslag per werknemer geschat op 10.574 ha. In tabel 5.1 wordt, via de ruimtelijke selectie van bebouwing rondom boerderijlocaties, de totale bebouwing geschat op 11.742 ha. Het geconstateerde verschil wordt veroorzaakt door het definitieverschil, totale sector versus alleen boerenbedrijven, en het meerekenen van het woonoppervlak en de hobbyboeren in de tweede benadering.

Ten opzichte van 1996 is er in 2002 sprake van een afname aan agrarische bebouwing met ca. 250 ha (via de footprint-methode wordt dit ingeschat op 59 ha). Dit is dus een negatieve verstening per saldo. Echter vooral in de landbouw is er sprake van veel functieverandering en blijven bestaande bedrijven groeien. Op locaties waar de agrarische functie gehandhaafd blijft (inclusief hobbymatig gebruik), is de gemiddelde verstening gelijk aan het landelijk gemiddelde met regionaal uitschieters, zoals in Noord-Holland (14%), Flevoland (14%) en Zuid-Holland (12%). Op de professionele agrarische bedrijven is de groei nog groter; de verstening bedraagt daar gemiddeld 15%. Daarmee groeit de gemiddelde oppervlakte bedrijfsgebouwen van 1.175 m2 naar 1.345 m2. Uiteindelijk wordt op deze wijze geschat dat er sprake is van 856 ha (som van toename blijvers + toename nieuw- of hervestiging) toename aan nieuwe bebouwing tussen 1996 en 2002 op de locaties waar een agrarisch bedrijf geregistreerd in 2002 staat.

Tussen 1996 en 2002 zijn er ruim 26.000 agrarische bedrijfslocaties vrijgekomen. Op deze locaties is sprake van een beperkte verstening (1%). Op ca. 12% van deze locaties is er sprake van bedrijvigheid in 2002.

Wordt er per saldo gekeken naar het verschil tussen aan agrarische bebouwing tussen 1996 en 2002 dan is er sprake van een afname aan agrarische bebouwing van 251 ha in het landelijk gebied. Dit betekent dat naast een toename van bebouwing dat er op ongeveer 1.107 ha sprake is van functieverandering.

In het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) wordt bijna 300 ha aan bedrijfsgebouwen in de reconstructieprovincies Gelderland, Utrecht, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg gesloopt. Dit is ongeveer 2% van de gezamenlijke verstening in het landelijk gebied van deze provincies. Gezien het tijdstip waarop de 1e en 2e tranche RBV plaatsvond is het onwaarschijnlijk dat sloop en bouw van compensatiewoningen al is verwerkt in de gebruikte databestanden. Buiten de 5 reconstructieprovincies is momenteel alleen in Zuid-Holland een actieve Ruimte-voor-Ruimte regeling van kracht.