• No results found

Ruimte geven én een afwegingskader bieden

In document De innovatieve stad (pagina 76-78)

6 De leefbare, inclusieve stad

6.6 Samenvatting en conclusie: stedelijke experimenten vergen een verandering in de houding van de over-

6.6.1 Ruimte geven én een afwegingskader bieden

Van den Berg (2013: 7, 31-32, 42) constateert in haar gang langs een lange reeks initiatie- ven dat initiatiefnemers ruimte nodig hebben én behoefte hebben aan kaders en ondersteu- ning. Dat is een delicate balans, die nog lang niet altijd wordt gevonden. Beide aspecten komen in de huidige experimenteerpraktijk nog onvoldoende uit de verf. Met betrekking tot vrijheid geven is één van de problemen dat bestuur en beleid wel hoog opgeven van burger- initiatieven, maar dat zij soms moeite hebben met het feit dat deze inhoudelijk kunnen af- wijken van het gevoerde beleid. Deze constatering wordt ook onderschreven door Schinkel (2012) en Denters et al. (2013). (Sterke) sturing vanuit een bureaucratische structuur is niet productief, stelt ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO 2013: 13, 26-30, 46- 51). Wil de overheid zelforganisatie bevorderen, dan is het nodig burgercollectieven ook zeg- genschap te geven. Deze zeggenschap – in de Engelstalige literatuur doorgaans als agency aangeduid, vergelijkbaar met de hierboven besproken notie van regie en autonomie – betreft niet alleen de inhoud van een initiatief, maar ook de besteding van middelen.

Met betrekking tot het bieden van kaders is één van de problemen dat initiatiefnemers van verschillende gemeentelijke afdelingen verschillende antwoorden krijgen op dezelfde vraag. Van den Berg (2013: 43) geeft als voorbeeld dat in het geval van het Rotterdamse project Singeldingen (een mobiele kiosk in het Heemraadspark) gemeentelijke diensten in een on- derlinge strijd verwikkeld raakten, en dat de initiatiefnemers van de Amsterdamse Noorder- parkbar (een paviljoen in het Noorderpark in Amsterdam-Noord) wel gehoor vonden bij bestuurders, maar door de ambtelijke dienst werden tegengewerkt. Hoewel een begrip als zeggenschap op het eerste gezicht misschien eenduidig lijkt, blijken betrokken partijen er elk

een andere invulling aan te geven. Eén van de botsingen vat Van den Berg samen als de confrontatie tussen de motto’s ‘wie betaalt, bepaalt’ en ‘wie doet, bepaalt’. Waar vroeger het eerste leidend was, komt met de hernieuwde behoefte aan daadkracht en de nadruk op ‘doe het zelf’-stedelijke ontwikkeling een verschuiving naar het tweede in beeld (zie kader).

Big Society en Open Works (Groot-Brittannië, Londen): slechte ervaringen en een goed voorbeeld

Joost Beunderman (2015) evalueert de praktijk die onder noemers als civic economy en Big

Society de afgelopen jaren in Groot-Brittannië is ontwikkeld. Deze praktijk is in Nederland

vaak als voorbeeld gesteld, maar de situatie blijkt – op basis van Beundermans eigen erva- ring met en onderzoek naar burgerinitiatieven en een officiële audit in Groot-Brittannië – weinig rooskleurig. De vele initiatieven die Beunderman kent, laten zien dat fenomenen als burgerinitiatieven, sociaal ondernemerschap, wijkondernemingen en doe-democratie volop in ontwikkeling zijn. Tegelijkertijd blijkt echter dat deze ontwikkeling eerder ondanks dan dank- zij het nieuwe overheidsbeleid plaatsvindt.

Zonder hier in te gaan op de details, blijken regelingen als Right to Challenge die burgercol- lectieven in stelling moeten brengen veel te complex en tijdrovend. De houding van ‘aan de slag’ en ‘gewoon beginnen’ die wordt aangemoedigd, stuit op omslachtige procedures.

‘Veel burgers nemen energiek het heft in handen, maar zij doen dit volgens hun eigen agen- da en op hun eigen manier. Wetgeving die daadwerkelijk hobbels opruimt en initiatieven die kennis en kunde bijdragen, kunnen bij dit autonome proces behulpzaam zijn. Maar de burger is veel minder te verleiden om zich te voegen naar allerlei procedures die hem dwingen zich te spiegelen aan de werkwijzen van de overheid’ (Beunderman 2015: 135).

Beunderman concludeert dat wat vroeger kon, nog steeds kan, en wat vroeger moeilijk was, nu niet veel gemakkelijker is geworden. Het ideaal van een gelijk speelveld waarop burgers in actie kunnen komen, wordt op deze manier niet gerealiseerd.

Gelukkig zijn er ook positieve voorbeelden, zoals het project Open Works in een wijk in Zuid- Londen (Beunderman 2015: 136-137). Daarin werd met behulp van een budget van de ge- meente een leegstaand pand in een winkelstraat in gebruik genomen als lokaal platform voor initiatieven van bewoners. Bewoners ontmoetten er elkaar, wisselden ideeën uit en kregen daarbij praktische ondersteuning. De financiële steun van de gemeente noemt Beunderman opmerkelijk, omdat vooraf bewust geen uitkomsten waren vastgelegd. De evaluatie van de effecten van het project is nog gaande, maar de eerste resultaten zijn positief: meer dan duizend bewoners hebben deelgenomen, zij hebben elkaar beter leren kennen, nieuwe net- werken gevormd en (van elkaar) geleerd dat ze zelf wat kunnen ondernemen. Belangrijke voorwaarden hiervoor zijn volgens Beunderman de laagdrempelige opzet en de keuze het eigenaarschap van het project bij de mensen zelf te laten liggen, dus hen niet door een bu- reaucratisch proces te laten opslokken.

Overigens is het hier gemaakte onderscheid tussen vrijheid bieden en een kader stellen niet als een tegenstelling bedoeld. Naast de duidelijkheid die de overheid kan scheppen door een afwegingskader te bieden, bijvoorbeeld omdat zo prioriteiten kunnen worden gesteld, kan een toetsingskader ook dienen om scherpte aan te brengen in de beoordeling van initiatie- ven. Experimenteren is immers iets anders dan zomaar wat doen. Het leervermogen op basis van experimenteren kan worden vergroot juist doordat een experiment binnen kaders wordt uitgevoerd. Deze kaders helpen betrokkenen om eerst verwachtingen en vervolgens succes- sen en tegenvallers te benoemen en daarvan te leren. Hierbij is het wel zaak dat bij het op- stellen van kaders de verschillende deelnemende partijen worden betrokken.

6.6.2 Resultaten van experimenten lenen zich lang niet altijd voor kopi-

In document De innovatieve stad (pagina 76-78)