• No results found

4.3.1 Waarom een keizersnede?

Belgisch (Wit)Blauw en Verbeterd Roodbont zijn voorbeelden van rassen met extreme bespiering, deels veroorzaakt door een enkelvoudige erfelijke factor die ‘dubbele bespiering’ veroorzaakt, deels door selectie op uiterlijk. Dergelijke rassen worden gebruikt voor tentoonstellingen en leveren een uitstekende vleeskwaliteit. De selectie op extreme bespiering (bolling) en de aanwezigheid van het dikbil-gen heeft geleid tot een verkeerde verhouding tussen moeder en kalf: het bekken van de moeder is verhoudingsgewijs kleiner geworden, terwijl de kalveren groter, breder en zwaarder zijn vergeleken met andere vleesrassen. Ook zijn deze rassen ‘later rijp’ waardoor de verhouding kalf/geboorteweg extra scheef komt te liggen. Het bekken is op 2-3 jarige leeftijd, wanneer de dieren voor de eerste keer afkalven, nog niet volledig uitgegroeid. Omdat kalveren hierdoor niet meer via natuurlijke weg geboren kunnen worden, wordt in Nederland bij de twee genoemde rassen in 85 tot 90 procent van de gevallen de keizersnede toegepast.

4.3.2 Methode en mate van ongerief

De operatie wordt bij voorkeur bij het staande dier uitgevoerd. De persdrang ten gevolge van het kalfproces is bij het staande dier minder dan bij het liggende dier. Bij een liggende koe wordt het risico hierdoor groter dat de koe de pens en of darmen naar buiten perst via de operatiewond, waardoor de kans op infecties toeneemt en het bovendien lastiger is het kalf uit de baarmoeder te tillen. De keizersnede wordt via de linkerflank uitgevoerd, omdat dan de baarmoeder het makkelijkst te bereiken is. Het operatieveld wordt geschoren, gereinigd, en gedesinfecteerd. Er wordt locale anesthesie toegepast, vaak in combinatie met een soort ruggenprik om de persdrang te verminderen. Bij veel persdrang wordt soms een weeënremmer toegediend. De huid, het onderhuids bind- en vetweefsel, de buikspieren en het buikvlies worden doorgesneden. De baarmoeder wordt buiten de buikholte gebracht en ingesneden. Het kalf kan dan na het openen van de vruchtvliezen uit de buikholte worden getild. Na de geboorte van het kalf worden de baarmoeder en alle afzonderlijke lagen met behulp van resorbeerbaar hechtmateriaal gesloten. De vruchtvliezen worden in de baarmoeder gelaten, deze zullen loslaten en via de natuurlijke weg (via de vagina) naar buiten komen.

Sterfte bij moederdieren als direct gevolg van de ingreep is minder dan 1,5%. De keizersnede leidt tot meer en langere napijn vergeleken met een natuurlijke/normale geboorte. Na de keizersnede zijn de dieren de eerste dagen rustelozer en maken ze minder herkauwbewegingen dan na een natuurlijke geboorte. Veertien dagen na de keizersnede toonden de dieren nog steeds een verhoogde pijnsensatie, terwijl dit niet het geval was na natuurlijke afkalving. Verder is bekend dat een keizersnede tot complicaties kan leiden zoals ontstekingen (baarmoeder, buikvlies, wond), bloedingen, verklevingen en vergroeiingen. Risico’s op complicaties worden groter naarmate meer keizersneden bij een dier zijn uitgevoerd.

Naar schatting zijn er in Nederland 15.000 Belgische Witblauwen en 2.000 Verbeterde Roodbonten. Gemiddeld krijgen deze dieren drie keizersneden in hun leven. De aanwezigheid van het dikbil-gen leidt daarnaast bij 10% van de kalveren tot afwijkingen, zoals dikke tongen, kromme poten, en hart- en ademhalingsproblemen.

45

4.3.3 Oplossingsrichtingen

Keizersnede als laatste instrument om het leven van moeder of kalf te redden staat niet ter discussie. Het gaat er om of het verantwoord is een ras te fokken waarbij de kalveren niet of nauwelijks meer op natuurlijke wijze geboren kunnen worden. Een Europees verbod op het systematisch uitvoeren van de keizersnede is al eens voorgesteld. In Zweden is er een verbod op het fokken van dieren waarbij een moeilijke geboorte verwacht wordt. Het inzetten van stieren welke moeilijke geboortes veroorzaken is verboden. Hierdoor is het houden van dikbillen in Zweden onmogelijk en worden in Zweden maar weinig keizersneden uitgevoerd.

In Nederland vindt momenteel een inventarisatie plaats van de mogelijkheden om tot meer natuurlijke afkalvingen te komen bij Verbeterde Roodbonten en Belgische Witblauwen. Dit is een initiatief van de Federatie van

Vleesveestamboeken Nederland, met ondersteuning van het Ministerie van LNV en ASG-WUR (project ‘Natuurlijk geboorteverloop bij dikbilrunderen’). Er zijn twee voorwaarden voor een mogelijke oplossing: een aanpassing van de fokkerij is nodig om de noodzaak van keizersnede te verminderen en de veehouder moet anders gaan werken om het gebruik van keizersnede te verminderen. Voor het laatste is een cultuuromslag nodig, waarbij veehouders bewuster omgaan met de keuze voor een keizersnede of een natuurlijke kalving. Een ras, dat met behoud van bevleesdheid natuurlijk kan kalven, heeft voordelen voor de veehouder. De kosten van de keizersnede kunnen bespaard worden en de vruchtbaarheidsvermindering, die met de keizersnede gepaard gaat, valt weg.

4.3.3.1 Beschikbare oplossingen

Post-operatieve pijnstilling

Door de dieren direct na de ingreep pijnstillers toe te dienen kan napijn worden bestreden en kunnen mogelijke ontstekingen geremd worden. Nu wordt vaak pas een pijnstiller gegeven, als de dieren de dagen na de operatie niet helemaal fit zijn of koorts hebben.

Limiet aan aantal ingrepen

Regeltechnisch is het mogelijk het aantal ingrepen bij hetzelfde dier aan banden te leggen. Hierbij kan

bijvoorbeeld gedacht worden aan maximaal 2 keizersneden per dier. Handhaving is overigens niet eenvoudig.

4.3.3.2 Te ontwikkelen oplossingen

Aanpassing in de fokkerij

Bij diverse vleesrassen zijn, door het geboorteverloop mee te nemen in de fokwaardeschatting, het aantal moeilijke geboorten verminderd. Als een koe of stier voor meer keizersneden zorgt dan opgenomen in de raskenmerken, zal deze niet in het stamboek opgenomen worden.

Voorwaarde voor het inslaan van deze weg voor Belgische Witblauwen en Verbeterde Rondbonten is dat er voldoende variatie is binnen de populatie en al voldoende kalveren normaal geboren worden. Uit onderzoek in België blijkt dat Belgische Witblauwen, die vanzelf kalfden, ruimere bekkenmaten – en dus een ruimer benig geboortekanaal - bezaten. Selectie op bekkenmaten, met bekkenhoogte als belangrijkste maat, blijkt mogelijk. Tegelijkertijd kan ook selectie plaatsvinden op een lager geboortegewicht door gebruik te maken van stieren die dit kenmerk doorgeven. Selectie voor een kortere drachtduur is een riskante strategie, omdat er een duidelijk optimum is.

Onderzoekers zijn positief over de mogelijkheden die fokkerij biedt. Door te werken aan een aangepast

fokprogramma en dit te combineren met een veranderde werkwijze (keizersnede meer zien als laatste redmiddel), zou het haalbaar moeten zijn in een periode van 5-10 jaar het percentage keizersneden terug te dringen naar zo’n 60 procent. De vraag is of dat, gegeven het probleem, voldoende is.