• No results found

Roos Langedijk Universiteit van Amsterdam

Pesten en Suïcide: Een Longitudinale Studie naar de

Mediërende Werking van Psychische Problematiek

Roos Langedijk

Universiteit van Amsterdam

Begeleider

A. Noordhof

Universiteit van Amsterdam

Onderzoeksvoorstel

Datum: 17-6-14

Studentnummer: 10163557 Aantal woorden: 1.651

Psychische Problematiek als Mediërende Factor tussen Pesten en Suïcide

Korte Samenvatting

Het doel van deze longitudinale studie is te onderzoeken in hoeverre psychische problematiek een mediator is tussen pesten en suïcide bij adolescenten. Dit onderzoek zal gedurende drie jaar tijd worden uitgevoerd op twee middelbare scholen in Amsterdam onder leerlingen die bij aanvang van het onderzoek in de tweede klas zitten. Deze leerlingen zullen over drie jaar tijd, eenmaal per jaar deelnemen aan het onderzoek. Onder psychische

problematiek zullen stoornissen gerelateerd aan angst en depressie worden verstaan. Het is belangrijk dit in kaart te brengen zodat therapeuten die zich richten op de gevolgen van pesten bij adolescenten hierover meer kennis kunnen vergaren en op die manier hun therapie kunnen verbeteren. De therapie kan zich in dat geval richten op de ontstane problematiek door het pesten en vervolgens op het inperken van het vergrote risico op suïcide.

Afleiden van de onderzoeksvraagstelling

Pesten is een stelselmatige vorm van agressie waarbij één of meer personen proberen een andere persoon fysiek, verbaal of psychologisch schade toe te brengen (Veenstra et al., 2005). Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat pesten het risico op het hebben van

suïcidegedachten en het doen van suïcidepogingen vergroot bij zowel slachtoffers als daders van pesten (Wicks-Nelson & Israel, 1997; Kaltiala-Heino, Rimpela, Marttunen, Rimpela, & Rantanen, 1999; Kim, Koh, & Leventhal, 2005; Brunstein Klomek, Marocco, Kleinman, Schonfeld, & Gould, 2007; Hinduja & Patchin, 2010; Copeland, Wolke, Angold, & Costello, 2013). Suïcide is een ander woord voor zelfdoding en is het opzettelijk beëindigen van het eigen leven (Korrelatie, 2014).

Pesten bleek een uitlokkende factor te zijn voor suïcide en zorgt op die manier

et al., 1999; Kim et al., 2005; Brunstein Klomek et al., 2007; Winsper, Lereya, Zanarini, & Wolke, 2012; Copeland, Wolke, Angold, & Costello, 2013; Kim, Leventhal, Koh, & Boyce, 2009; Espelage & Holt, 2013). Omdat suïcide multifactorieel bepaald is (Risicofactoren zelfdoding, 2011) zou pesten tevens invloed kunnen hebben op bepaalde factoren die op hun beurt het risico op suïcide vergroten. Dit lijkt het geval te zijn voor psychische problematiek, waarbij pesten zorgt voor een vergrote kans op psychische problematiek en dat vervolgens zorgt voor een verhoogd risico op suïcide. Psychische problematiek is in dat geval een mediërende factor. Echter is dit, zoals eerder genoemd, alleen aangetoond door het samenvoegen van meerdere onderzoeken over zowel pesten, psychische problematiek als suïcide (Sourander et al., 2007; Copeland et al., 2013; Tidemalm, Långström, Lichtenstein, &

Runeson, 2008; Lereya et al., 2013; Wolke, Schreier, Zanarini, & Winsper, 2012; Kaltiala-

Heino et al., 1999; Brunstein Klomek et al., 2007; Grennan, & Woodhams, 2007; Sourander et al., 2007; Blom, 2003; Tidemalm et al., 2008; Yalch, Hopwood, Fehon, & Grilo, 2014; Kim et al., 2005; Espelage & Holt, 2013). Pesten bleek namelijk te zorgen voor een vergrote kans op psychische problematiek gelinkt aan depressieve gevoelens en angst (Kaltiala-Heino et al., 1999; Brunstein Klomek et al., 2007; Grennan et al., 2007; Sourander et al., 2007; Copeland et al., 2013; Lereya et al., 2013; Wolke et al., 2012), de psychische problematiek bracht vervolgens een verhoogd risico op suïcide met zich mee brengen (Blom, 2003; Tidemalm et al., 2008; Yalch et al., 2014) en het verband tussen pesten en suïcide na controle van deze psychische problematiek bleek af te nemen (Kim et al., 2005; Espelage & Holt, 2013).

Hoewel deze mediërende werking door uitkomsten uit verschillende onderzoeken aannemelijk lijkt, is nog geen onderzoek gedaan dat specifiek gericht is op het onderzoeken van het mediërende effect van psychische problematiek bij pesten en suïcide. Tevens is nog niet duidelijk of de mediërende werking van psychische problematiek tussen pesten en suïcide ook aanwezig blijkt te zijn wanneer dit onderzocht wordt in een longitudinale studie.

Longitudinale studies hebben als voordeel dat er inzicht ontstaat in variabelen over tijd en inzicht in relaties tussen kenmerken en uitkomst, in dit geval tussen pesten, psychische problematiek en suïcide. Dit is belangrijk te onderzoeken zodat duidelijk wordt wat de precieze relatie is tussen pesten en suïcide. De vraag in deze studie is dan ook in hoeverre psychische problematiek bij onderzoek over langere tijd een mediator is tussen pesten en suïcide. Verwacht wordt dat het verband tussen pesten en suïcide afneemt wanneer wordt gecontroleerd voor deze psychische problematiek. Wanneer dit het geval is zou het betekenen dat het verband dat aanwezig is tussen pesten en suïcide deels kan worden verklaard door het ontstaan van psychische problematiek als ‘gevolg’ van pesten. In dat geval dient er extra aandacht te worden geschonken in therapieën aan mogelijk ontstane of tot uiting gekomen stoornissen en deze aan te pakken, om zo het risico op suïcide te verkleinen.

Onderzoeksmethode

In het schooljaar 2014-2015 zullen drie middelbare scholen in Amsterdam benaderd worden om deel te nemen aan het onderzoek. Aan het onderzoek zullen ongeveer 500 leerlingen deelnemen. Data over pesten en psychische gezondheid (depressie, angst en

suïcide) zal verzameld worden door middel van zelfrapportage vragenlijsten. De vragenlijsten zullen gedurende drie jaar eenmaal per jaar ingevuld worden door leerlingen die bij aanvang van het onderzoek in de tweede klas zitten en worden afgenomen in het klaslokaal onder begeleiding van de leraar. Deelname aan het onderzoek zal een verplicht onderdeel zijn van het onderwijsprogramma van de studenten. Zij ontvangen geen verdere beloning voor deelname aan het onderzoek. Daarnaast zal deelname anoniem zijn en wordt van de ouders toestemming gevraagd via passieve consent procedures zoals gebruikt in het onderzoek van van der Wal et al. (2003).

Pesten zal gemeten worden door gebruik te maken van de Amsterdam Children’s Bullying vragenlijst, welke een goede betrouwbaarheid en validiteit heeft (van der Wal, de Wit, & Hirasing, 2003). Deze vragenlijst bevat twee subschalen, namelijk over zelf pesten en gepest worden. Beide subschalen bevatten 20 items. Hierbij wordt zowel gevraagd naar verbaal, fysiek als relationeel pesten. Voorbeelden van items van de subschaal over gepest worden zijn ‘Ze slaan me’ en ‘Ze doen alsof ze me niet horen of zien’. Zo ook in

tegengestelde richting de items over zelf pesten zoals ‘Ik sla anderen’. De leerlingen dienen hierbij aan te geven op een schaal van 0 tot 3 (0= nooit, 1= soms, 2= vaak, en 3= erg vaak) in hoeverre dat op hen van toepassing is. Hoe hoger de totale score, hoe vaker een kind pest of gepest wordt.

Depressie zal worden gemeten door gebruik te maken van de Short Depression Inventory for Children (van der Wal, de Wit, & Hirasing, 2003). Deze vragenlijst bevat 9 items met ‘waar’ en ‘niet waar’ als uiterste antwoordmogelijkheden op een geleidende schaal van 0 t/m 9. Een voorbeeld van een item is ‘Ik voel me de laatste tijd verdrietig’. Deze vragenlijst is ontworpen voor screening en stelt geen volledige depressie diagnoses. Wanneer uitgegaan wordt van gebruik van deze vragenlijst zoals in het onderzoek van de Wit en Kroesbergen (1992) wordt een kind dat 6 of hoger scoort geclassificeerd als depressief.

Angst zal worden gemeten door gebruik te maken van de angstschaal van de

Depressie-Angst-Stress Schaal (DASS) (Lagerfeld, 2009). Deze bevat 14 items die op een 4- punt Likert schaal (0= helemaal niet of nooit van toepassing tot 3= zeer zeker of meestal van toepassing) beantwoord dienen te worden. Bij 5 punten of meer is er sprake van serieuze angst. Hoe meer punten, hoe meer angstklachten.

Suïcide ideatie zal, net als in het onderzoek van van der Wal et al. (2003), worden gemeten door middel van twee vragen waarop kinderen ‘waar’ of ‘niet waar’ kunnen

ik dood was’ en ‘De laatste tijd heb ik weleens gedacht: ik ga mezelf van kant maken’. Suïcidepogingen zullen, zoals ook in onderzoek van Kim, Koh en Leventhal (2005), worden gemeten door middel van 1 item van de K-YSR waarbij de leerlingen dienden aan te geven hoe vaak de uitspraak ‘Ik heb mezelf bewust pijn proberen te doen of te doden’ op hen van toepassing was. Dit dienden zij te doen op een 3-punt schaal met 0= nooit, 1= soms en 2= vaak.

Om onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal gebruik worden gemaakt van een logistische regressie analyse. De logistische regressie analyse zal plaatsvinden in twee stappen (Kim et al., 2005). Eerst zal een univariate logistische regressie analyse uitgevoerd worden om de relatie tussen pesten en suïcide te onderzoeken. Hierbij zullen de kinderen die nooit gepest worden en kinderen die nooit pesten dienen als controlegroep. Vervolgens zal worden gecontroleerd voor psychische problematiek door middel van het uitvoeren van een

multivariate logistische regressie waarbij zal worden gecontroleerd voor de risicofactoren van suïcide, namelijk angst en depressie. Hiervoor wordt gecontroleerd door deze factoren in te voeren als covariaat om vervolgens te kijken of het verband afneemt ofwel hetzelfde blijft tussen pesten en suïcide na controle van deze factoren. De uitkomsten zullen voor jongens en meisjes apart worden bekeken.

Verwacht kan worden dat het verband tussen pesten en suïcide zwakker is wanneer gecontroleerd wordt voor psychische problematiek dan wanneer hier niet voor gecontroleerd wordt. Als dat het geval is verklaart psychische problematiek een deel van de relatie tussen pesten en suïcide. Therapie zou zich dan niet alleen dienen te richten op specifiek het pesten of gepest worden, maar zou extra aandacht dienen te geven aan de psychische problematiek ontstaan door het pestgedrag. Wanneer hieruit komt dat het verband hetzelfde blijft als gecontroleerd wordt voor psychische problematiek, zou dit betekenen dat psychische problematiek de invloed die pesten heeft op suïcide niet kan verklaren. Dat zou mogelijk

kunnen betekenen dat pesten op zich een directe invloed heeft op het hebben van suïcide gedachten en/of pogingen. Wanneer dat het geval is zou in therapie en op scholen rekening moeten worden gehouden met de directe link tussen pesten en suïcide. In therapie zou dan de aandacht gericht dienen te worden op specifiek het pesten en de mogelijke daaropvolgende gedachten die met suïcide te maken hebben. Ook als iemand dan geen depressieve- en/of angstklachten vertoont, dient gekeken te worden naar hoe diegene tegenover suïcide staat.

Literatuurlijst

Brunstein Klomek, A.,Marrocco, F., Kleinman, M., Schonfeld, I.S., & Gould, M.S. (2007). Bullying, depression, and suicidality in adolescents. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 46,40–49.

Copeland, W. E., Wolke, D., Angold, A., & Costello, E. J. (2013). Adult psychiatric outcomes of bullying and being bullied by peers in childhood and adolescence. JAMA

psychiatry, 70(4), 419-426.

Espelage, D. L., & Holt, M. K. (2013). Suicidal ideation and school bullying experiences after controlling for depression and delinquency. Journal of Adolescent Health, 53(1), S27- S31.

Kaltiala-Heino, R.,Rimpela, M., Marttunen, M., Rimpela, A., Rantanen, P. (1999). Bullying, depression, and suicidal ideation in Finnish adolescents: School survey. British Medical Journal, 319,348–351.

Kim, Y.S., Koh, Y.J., & Leventhal, B. (2005). School bullying and suicidal risk in Korean middle school students. Pediatrics, 115, 357–363.

Kim, Y. S., Leventhal, B. L., Koh, Y. J., & Boyce, W. T. (2009). Bullying increased suicide risk: prospective study of Korean adolescents. Archives of suicide research, 13(1), 15- 30.

Lagerveld, S. (2009). Depressie-Angst-Stress Schaal (DASS). Op 15 juni ontleend aan http://www.psychischenwerk.nl/pw/subarticle.php?id=61&aid=826

Risicofactoren zelfdoding. (2011). Op 6 mei ontleend aan www.gezondheid.be

Sourander, A., Jensen, P., Rönning, J. A., Niemelä, S., Helenius, H., Sillanmäki, L., & Almqvist, F. (2007). What is the early adulthood outcome of boys who bully or are bullied in childhood? The Finnish “From a Boy to a Man” study. Pediatrics, 120(2), 397-404.

Tidemalm, D., Långström, N., Lichtenstein, P., & Runeson, B. (2008). Risk of suicide after suicide attempt according to coexisting psychiatric disorder: Swedish cohort study with long term follow-up. BMJ: British Medical Journal, 337.

Van Der Wal, M.F., De Wit, C.A., & Hirasing, R.A.(2003). Psychosocial health among young victims and offenders of direct and indirect bullying. Pediatrics, 111,1312–1317.

Wolke, D., Schreier, A., Zanarini, M. C., & Winsper, C. (2012). Bullied by peers in childhood and borderline personality symptoms at 11 years of age: A prospective study. Journal of child psychology and psychiatry, 53(8), 846-855.

Yalch, M. M., Hopwood, C. J., Fehon, D. C., & Grilo, C. M. (2013). The Influence of Borderline Personality Features on