• No results found

ME laag

1 x reducerend gebakken aardewerk randfragment Chenet-achtige lokale imitatie of bolpotje

ROML-VMEA donkergrijze

ME laag

1 x reducerend gebakken aardewerk grijs VMEC

donkergrijze ME laag

5x roodbakkend aardewerk (13e-15e eeuw), 4x grijsbakkend aardewerk (12e-14e eeuw), 5x stukjes baksteen, (1x verglaasd (13e-15e eeuw) 3x kalksteen

12e-14e eeuw

Afbeelding 31: vondsten uit de middeleeuwse laag, verzameld uit de sleuf gegraven t.b.v. het verwijderen van de gasleiding). Naast

grijsbakkend aardewerk (13e-14e eeuw), bevat het ook roodbakkend aardewerk en rood baksteenpuin (13e-14e eeuw) en natuursteen/

kalksteen (schaal 1:2).

Afbeelding 32: vondst uit de middeleeuwse laag, verzameld uit de sleuf gegraven t.b.v. het verwijderen van de gasleiding). Het uitermate bijzondere randfragment is afkomstig van een zogeheten Chenet-achtige type, een lokale imitatie of een bolpotje; datering laat Romeins en/

of begin van de vroege Middeleeuwen (ROML-VMEA, 4e-5e eeuw na Chr.)54 Schaal 1:1.

54 Determinatie door drs. A. Wagner, periodespecialist laat Romeinse tijd - vroege Middeleeuwen.

ME-laag rechts onder in profiel (foto naar noorden)

Humeuze lens direct onder ME-laag

ME- laag duikt weg (foto naar zuiden)

puinspoor in ME-laag (ca.1,5-1,6 m-mv) 0,5 m-mv

1,0 m-mv

1,5 m-mv

gegraven sleuf sleuf reeds dicht ME laag waargenomen legenda

afb.33

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 53 7. TOETSING GESPECIFICEERDE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING

Geomorfologie: De lithostratigrafie komt deels overeen met hetgeen op basis van het

bureauonderzoek werd verwacht. Op basis van de diverse bodemlagen zijn drie geomorfologische profielen gemaakt, met het voorkomen van de verschillende afzettingen, top Pleistoceen, Hollandveen, Duinkerke II en de Duinkerke IIIb-(rest)geul- en getijdenafzettingen. Hieruit blijkt dat de postmiddeleeuwse

overstromingen en inundaties voor erosie hebben gezorgd, maar dat ook op grote delen van de Havenpolder oudere lagen juist zijn afgedekt en gaaf bewaard zijn (zie afbeelding 34). In het zuiden t.p.v. boorraai A-A’ is de postmiddeleeuwse geul zo’n 80 meter breed. Langs de randen van deze Duinkerke IIIB-geulafzettingen bevinden zich aan weerszijden nog kalkarme Duinkerke II-restgeulafzettingen.

Daarbovenop bevindt zich eveneens aan weerszijden een antropogene laag.

Onder de Duinkerke II-afzettingen bevinden zich, door een dunne veenlaag afgedekte, intacte toppen van het dekzand. De boorraaien B-B’ en C-C’ op het middendeel van het plangebied, laten een min of meer vergelijkbaar beeld zien. De postmiddeleeuwse kreek is t.p.v. raai B-B’ aanzienlijk breder zo’n 120 meter. In boorraai C-C’ is de breedte van de Duinkerke IIIb-geul niet vastgesteld. Ter plaatse van poel 9 (boorraai C-C’) is sprake van een echte dekzandkop. Hier werden op de top van het intacte Pleistoceen ook indicatoren aangetroffen. Hoewel op basis van de enkele boringen in het noordwesten van het plangebied, niet al te veel

uitspraken gedaan kunnen worden, lijkt het er sterk op dat hier nauwelijks erosie door Afzettingen van Duinkerke IIIb heeft plaatsgevonden. Wel hebben Afzettingen van Duinkerke II hier lokaal voor enige erosie gezorgd. Het Pleistoceen vormt hier een echte dekzandrug, met daarbovenop Hollandveen, Afzettingen van Duinkerke II met een antropogene laag op de top ervan.

Mesolithicum (-Neolithicum) (8.800 – 2.000 v.

Chr.):

Op basis van de specifieke archeologische verwachting geldt een hoge trefkans op niet-geërodeerde pleistocene dekzandkopjes. Pleistocene opduikingen

(dekzandkopjes) zijn aanwezig. Anders dan de REGIS-kaart aangeeft bevindt zich geen dekzand kop in het uiterste zuiden van DG2 (t.p.v. poel 1-3), maar iets ten noorden daarvan t.p.v. poel 4, 5, deels t.p.v. poel 6-7 (ongeveer op de locatie van een kopje op de REGIS-kaart NIHNAWAz3) en t.p.v. poel 8 en 9 (waar volgens REGIS geen kopje aanwezig zou zijn, t.p.v. de veronderstelde dekzandkop t.p.v.

poel 11 werd geen dekzand aangeboord). De verwachting dat op het

noordwestelijke deel van het plangebied zich een dekzandrug bevindt, is correct (vergelijk de boorpuntenkaarten en profielen met afbeelding 3). De top van de opduikingen zijn in de boringen op ca. 1,0 m –NAP (ca 2,8 à 3,0 m –mv)

aangetroffen. In de monsters van 3 dekzandkopjes zijn archeologische indicatoren aanwezig. Hoewel niet zeker is dat het vuursteen antropogeen bewerkt is, is op basis van de combinatie van indicatoren, te weten houtskool en deels aangebrand vuursteen, besloten tot het definiëren van 2 vindplaatsen. De middeleeuwse en postmiddeleeuwse kreken lijken t.p.v. de poelen 4, 5, 6-7, 8-9 tegen de (met in later tijd door veen overgroeide) dekzandkop ‘gebotst’. Hier is de oorspronkelijke bodemopbouw grotendeels intact. Op het noordwestelijk deel van het plangebied is de pleistocene bodem eveneens intact. De dikte van de afdekkende veenlaag is ca. 50 cm. Dit betekent niet dat het veen verspoeld is of vergraven, maar dat door de hogere ligging van de dekzandkoppen er minder veen overheen ontwikkeld is.

De veenvorming, die plaatshad vanaf de bronstijd tot in de vroeg Romeinse tijd, begon daar ook later, waardoor de hoogten langer bewoonbaar bleven.

Midden

Romeinse tijd (70 na Chr. – 270 na Chr.):

Bij onderzoeken ten zuiden van DG2 werd een bijzondere vindplaats ontdekt.

Hoewel het aannemelijk lijkt dat het veen op een deel van de onderzoekslocatie intact is, werden er geen indicaties voor bewoning in de Romeinse tijd gevonden.

Aangezien vindplaatsen en zeker bepaalde resten (off-site activiteiten) in en op de top van het veen gemist kunnen worden tijdens booronderzoek, geldt t.p.v. van veenlagen nog steeds een (middel)hoge verwachting. De verwachting op basis van de REGIS-kaart NIHOv1-Top dat in het noordwestdeel het veen intact is, is correct gebleken.. Of langs de randen van de Havenpolder het veen ook intact is, kan niet getoetst worden, omdat daar niet geboord is. Ter plaatse van de intacte

dekzandkoppen is evenwel het veen ook nog intact. Mogelijk heeft het veen ook de

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 54 erosie door latere afzettingen deels gestopt.

Laat Romeinse tijd en vroege Middeleeuwen A (270 – 525 na Chr.):

In de laat Romeinse tijd neemt de invloed van de zeespiegelstijging toe. Na 270 na Chr. werd de omgeving van Aardenburg door de stijgende zeespiegel- en

grondwaterspiegelstijgingen grotendeels onbewoonbaar. Opvallend is de vondst van het 4e-5e eeuwse aardewerkfragment. Dit is evenwel te weinig om hier direct een vindplaats te definiëren. De scherf bevindt zich in de middeleeuwse laag, die mogelijk een vroegmiddeleeuwse oorsprong heeft. Als deze vondst zich in zijn oorspronkelijke context bevindt en geen verspoeld materiaal betreft, dan is zeker sprake van een unieke vondst voor Aardenburg. Hiermee zou de datering van de Duinkerke II-kleilagen ook in tijd begrensd worden, namelijk na 270 AD tot circa de 4e/ 5e eeuw. Voor deze periode wordt de verwachting naar boven toe bijgesteld tot een middelhoge trefkans op resten in de afdekkende kleilaag boven het veen.

Vroege

Elders in de Havenpolder en ook bij de rondweg waren dus al scherven uit de 8e-9e eeuw gevonden. Nu is ook in de middeleeuwse antropogene laag naast

bovengenoemde vondst een Karolingisch aardewerkfragment verzameld. Tijdens de oppervlaktekartering t.p.v. de Bordeelschans, waar de middeleeuwse laag dagzoomt, werden 5 vroegmiddeleeuwse scherven gevonden. Hier kan een vindplaats gedefinieerd worden. De dekzandrug waarop de schans en linie

gebouwd zijn, was in de vroege en late Middeleeuwen kennelijk ook een geschikte, hooggelegen, vestigingsplaats. De vroegmiddeleeuwse resten zullen door de schans deels verstoord zijn. De kalkloze Duinkerke II-afzettingen die eerder al in DG1 werden aangeboord zijn ook in DG2 op grote delen nog intact aanwezig, ook op plaatsen direct langs de postmiddeleeuwse kreek. Op basis hiervan kan de verwachting naar boven toe worden bijgesteld tot een hoge trefkans. Of de vroegmiddeleeuwse vondsten van de latere laatmiddeleeuwse vondsten door kleiafzettingen stratigrafisch gescheiden zijn, kan op basis van dit onderzoek niet vastgesteld worden.

Late

Middeleeuwen (LMEA-LMEB:

1050–1500 AD)

Het noordoosten van de onderzoekslocatie behoudt zijn lage verwachting, omdat hier blijkens de REGIS-kaarten een latere geul voor diepe erosie heeft gezorgd.

Een restgeul daarvan is nog op de kaarten uit de 19e eeuw zichtbaar.

In 8 poelen werd een middeleeuwse antropogene laag aangeboord, die bestaat uit een kalkarme, sterk humeuze, donkergrijze kleilaag (Duinkerke II) met vooral stukjes baksteenpuin en enkele aardewerkfragmenten. Op basis van het

vondstmateriaal dateert de laag minimaal uit de 12e-14e eeuw. Op basis van een waarneming in de sleuf van de gasleiding kan geconcludeerd worden dat de archeologische laag zich uitstrekt over een groot deel van het plangebied. De betekenis van de laag blijft vooralsnog onduidelijk. Bij de onderzoeken rondom de voormalige Olieschans, de Rondweg Aardenburg en de Aardenburgsche

Havenpolder Zuid DG1 duikt ook steeds weer de (donker) grijze laatmiddeleeuwse (cultuur)laag op. Als dit de neerslag is van een nederzetting(en), dan lijkt een zeer grote, langgerekte, nederzetting aanwezig te zijn geweest. Toch kan sprake zijn van bescheiden havenpost(en), die zich gedurende twee eeuwen of langer verplaatsten. In de nederzetting(en) vonden mogelijk ook bepaalde ambachtelijke of industriële activiteiten plaats, die niet binnen de stad zelf plaatsvonden. Het middeleeuwse Aardenburg groeide in de 10e tot 14e eeuw uit tot een bloeiende handelsstad. Het profiteerde van de slechte bereikbaarheid van Brugge en van de eigen gunstige hoge ligging en infrastructuur. In de 13e eeuw overvleugelde Aardenburg bij tijd en wijle zelfs Brugge (Sluis bestond toen nog niet). De toegang van Aardenburg (toen Rodenburg geheten) tot het Zwin liep via het riviertje de Ee.

Dit moet wel de kreek, de vaarweg, zijn die door de Aardenburgsche Havenpolder liep. In 1244 werden hier al werkzaamheden uitgevoerd. De vaarweg werd uitgediept en gekanaliseerd. Er was toen sprake van bruggen en een sluis. Langs de haven ontstonden nederzettingen; het hele havengebied werd één zone van commerciële activiteiten. In de late 14e en 15e eeuw was naast alle

bedijkingsactiviteit weer sprake van groot landverlies door stormvloeden. De resten zijn afgedekt door Duinkerke IIIb-afzettingen en bevinden zich in het midden en zuidelijke deel van het plangebied DG2 op een diepte vanaf ca. 1,2 à 1,5 m -mv.

De postmiddeleeuwse geul heeft wel gezorgd voor erosie in een strook langs de huidige sloot/ kreek. De latere geulen hebben niet altijd exact het patroon van de

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 55 oudere geul gevolgd. T.p.v. de poelen 4, 5, 6-7, 8-9 lijken de jongere

kreekafzettingen tegen de met veen overgroeide dekzandkoppen ‘gebotst’. De hogergelegen middeleeuwse laag was echter kwetsbaarder en is t.p.v. deze poelen deels geërodeerd. Het booronderzoek toont aan dat de erosie ook direct langs de huidige kreek beperkt kan zijn en dat aan de Duinkerke II-geul vanaf ca.

1,5 m –mv zich nog resten van infrastructurele waterwerken (beschoeiingen, sporen van kanalisatie/ afsnijden oude meanders, steigers, bruggen, sluizen, etc.) en scheepswrakken kunnen bevinden, die d.m.v. boringen niet of nauwelijks traceerbaar zijn.

Op het noordwestelijk deel van het plangebied is de DII-laag niet of slechts door een dunne DIIIb-kleilaag afgedekt. Afgezien van de verstoringen door agrarisch gebruik en de aanleg van de schans is hier de oorspronkelijke bodemopbouw intact.

Nieuwe tijd NTA-NTB (1500–1850 AD)

De boringen, in raaien haaks op de geul, leveren een homogeen beeld op van kalkrijke zand- en kleilagen (Duinkerke IIIb). Het huidige reliëf in de Havenpolder is ontstaan door jonge afzettingen, die het oude reliëfrijke landschap hebben

afgedekt, dan wel geërodeerd hebben. Aanwijzingen voor bebouwing uit de Nieuwe tijd ontbreken. Wel geldt nog steeds een kans op het aantreffen van waterstaatkundige werken, zoals geulverleggingen en inundatiewerken (sluizen etc.).

In de noordwesthoek van de onderzoekslocatie zijn resten van de Bordeelschans (ARCHIS-waarnemingsnr. 37479), met verbindingswater en achtergelegen liniedijk aanwezig. De schans heeft waarschijnlijk maar kort gefunctioneerd, tussen ca.

1604 en ca. 1640. Voor een geoefend oog zijn de resten van de schans nog zichtbaar in het veld aan de hand van de begroeiing en niveauverschillen. De liniesloot is nog aanwezig. Bij de oppervlaktekartering werd, naast een kleine hoeveelheid vondsten, die met de schans in verband kunnen worden gebracht, een grote hoeveelheid laatmiddeleeuwse scherven gevonden, alsook enkele

vroegmiddeleeuwse. Er zijn minder oppervlaktevondsten uit de tijd van de schans gedaan, dan wellicht was verwacht. De schans heeft echter kort gefunctioneerd en zal niet altijd bemand zijn geweest. De antropogene middeleeuwse laag bevindt zich hier direct onder het maaiveld en is niet afgedekt door postmiddeleeuwse sedimenten. De resten van de schans zijn deels in de bouwvoor opgenomen. Wel zullen dieper ingegraven grondsporen en vanzelfsprekend ook de grachten met vondstmateriaal (militaria) bewaard zijn gebleven.

Ter plaatse van de afgegraven havendijken zijn behalve baksteenpuin ook brokken Arduinsteen gevonden, die waarschijnlijk als dijkversteviging bij de aanleg van de 17e-eeuwse havendijken werden gebruikt.

Algemeen: Booronderzoek is geen geschikte methode voor het vaststellen van de afwezigheid van vindplaatsen. Vindplaatsen zonder een duidelijke archeologische vondstlaag, kunnen gemist worden bij booronderzoek. Off-site fenomenen, zoals percelerings-systemen, wegen, dammen, sluizen zijn vaak niet-traceerbaar d.m.v. boringen.

Afbeelding 34 (volgende pagina): geomorfologische profiel (boorraaien A-A’, B-B’ en C-C’).

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 57 8. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Algemeen: Tijdens de uitvoering van het IVO-booronderzoek in de Aardenburgsche Havenpolder Deelgebied 2 (DG2) werd duidelijk dat ter plaatse van een groot deel van de poelen zich archeologische resten in de bodem bevinden. Op basis van de voorlopige resultaten werd overleg gevoerd tussen de opdrachtgever, de provinciaal archeoloog en de opdrachtnemer.55 Op basis van de resultaten werd eerst besloten 7 poelen te laten vervallen, andere te verplaatsen en een beperkt aantal aanvullende boringen (27 stuks in totaal) uit te laten voeren. Op verzoek van de opdrachtgever werden na afloop van het aanvullend onderzoek de voorlopige resultaten van het veldwerk overlegd aan de provinciaal archeoloog in het kader van de begeleiding, toetsing en advisering van het onderzoek.56 Op basis van de onderzoeksresultaten van het aanvullend onderzoek zijn in

overleg met de provinciaal archeoloog planaanpassing voorgesteld en kunnen door het deels verplaatsen ervan 9 van de 14 poelen toch gegraven worden.

Uit het bureauonderzoek was duidelijk geworden dat archeologische resten uit diverse perioden verwacht konden worden. De resultaten van het

veldonderzoek overtroffen echter de verwachtingen. De postmiddeleeuwse overstromingen en inundaties hebben op bepaalde plaatsen gezorgd voor erosie. Er heeft minder verspoeling plaatsgevonden dan verwacht (en veel minder dan gesuggereerd op de IKAW). Ook op bepaalde plaatsen vlak langs de huidige sloot (kreekrestant) zijn oude bodemlagen nog intact aanwezig. Op basis van het inventariserend veldonderzoek zijn vijf vindplaatsen en één bijzondere vondst gemeld in ARCHIS.

Op twee intacte dekzandkoppen bevinden zich indicatoren in de vorm van houtskool en (verbrand) vuursteen, die wijzen op kampementen in het Mesolithicum – Neolithicum (ARCHIS-vondstmeldingsnr. 406733 en 406738).

De resten zouden eventueel nog kunnen dateren uit de laatste fase van het laat Paleolithicum (Tjonger-cultuur of Ahrensburg-cultuur), waarvan in oost Zeeuws-Vlaanderen enkele vindplaatsen bekend zijn. Vindplaatsen uit deze perioden met een dergelijke goede conservering (organische component) zijn zeldzaam.

Tijdens archeologisch booronderzoek t.p.v. de rondweg Aardenburg is een grote hoeveelheid bijzonder vondstmateriaal uit de Romeinse tijd gevonden.

Deze vindplaats strekt zich mogelijk tot in de onderzoekslocatie

Aardenburgsche Havenpolder Zuid DG1 uit, waar ook indicatoren in de

boringen zijn aangetroffen in een (cultuur)laag in de intacte top van het veen en in een kleilaag daar direct boven. Hoewel in DG2 geen vondsten uit de

Romeinse tijd gedaan zijn, is niet uit te sluiten dat toch resten uit deze periode aanwezig zijn. Het veen lijkt in bepaalde delen van het onderzoeksgebied nog intact. Deelgebied 2 is niet systematisch onderzocht. Slechts ter plaatse van de te graven poelen is geboord en in drie aanvullende boorraaien. Gezien de diepte van de veenlagen zal het niveau uit de Romeinse tijd door de graafwerkzaamheden niet bereikt worden.

In een sleuf, die voor het verwijderen van de gasleiding was gegraven, zijn waarnemingen verricht. Opvallend is een aardewerkfragment (ARCHIS-vondstmeldingsnr. 406735) die in de donkergrijze humeuze kleilaag gevonden werd, waarin zich elders (laat-) middeleeuwse vondsten bevinden. De vondst is zeer bijzonder, ook al is de context niet duidelijk, want het betreft een periode waaruit nog geen vondsten bekend waren uit Aardenburg. De scherf

reducerend gebakken aardewerk dateert namelijk uit de laat Romeins tijd

55 Op basis van de voorlopige resultaten (mail drs. M.W.A. de Koning d.d. 12 februari 2008) is op 15 februari 2008 overleg gevoerd tussen ing. K. (Kristel) Verhage namens de opdrachtgever Provincie Zeeland, Directie Ruimte Milieu en Water, Afdeling Water en Natuur, de provinciaal archeoloog van Zeeland drs. R.M. (Robert) van Dierendonck (begeleiding onderzoek, beoordeling en toetsing namens bevoegde overheid) en drs. M.W.A.

(Marcel) de Koning (senior KNA-archeoloog/ projectleider (ArcheoMedia bv).

56 Voorlopige resultaten aanvullend onderzoek, mail drs. M.W.A. de Koning d.d. 25 februari 2008. Beoordeling en toetsing namens bevoegde overheid, de provinciaal archeoloog van Zeeland drs. R.M. (Robert) van Dierendonck.

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 58 (ROML) of uit het begin van de vroege Middeleeuwen (VMEA), de 4e-5e eeuw.

Bijzonder zijn ook twee Karolingische (8e-9e-eeuwse) aardewerkfragmenten die in de gasleidingsleuf in dezelfde donkergrijze humeuze kleilaag werden

gevonden. Op het terrein van de Bordeelschans zijn aan het oppervlak ook enkele scherven uit de vroege Middeleeuwen gevonden; één uit de vroege Middeleeuwen C (725-900 na Chr/ Karolingische periode) en vier uit de vroege Middeleeuwen D (900-1050 na Chr./ Ottoonse periode). Hoewel het slechts enkele scherven betreft, kan hier toch van bijzondere vondsten gesproken worden. Vindplaatsen uit de vroege Middeleeuwen zijn schaars en worden meestal gekenmerkt door slechts enkele aardewerkfragmenten, zeker in vergelijking tot laatmiddeleeuwse vindplaatsen.

In 8 van de in totaal 14 geplande poelen werd de middeleeuwse antropogene laag aangeboord, die bestaat uit een kalkarme sterk humeuze donkergrijze kleilaag (Duinkerke II) met stukjes baksteenpuin, leem, kalk, natuursteen, een enkel stukje bot en aardewerk uit de 11e-14e eeuw gevonden (ARCHIS-vondstmeldingsnr. 406736). De laag bevindt zich hier op een diepte van 1, 2 à 1,5 m –mv. In het noorden van het plangebied bevindt de laag zich echter direct onder de bouwvoor. De profielopnamen in de gasleidingsleuf bevestigen het beeld van de boringen. In de laag werden roodbakkend aardewerk (13e-15e eeuw), stukjes (verglaasde) baksteen, kalksteen en grijsbakkend aardewerk gevonden. Op basis van alle bovengenoemde vondsten dateert de laag uit de vroege Middeleeuwen tot in de 14e eeuw. Deze laag was eerder ook al in de Aardenburgsche Havenpolder Zuid DG1 binnen een groot gebied aangeboord en in een recent gegraven slootkant nader bestudeerd. In DG1 werd de dikke laatmiddeleeuwse bewoningslaag vanaf circa 0,7 m –mv aangetroffen. Naast veel houtskoolfragmenten en botmateriaal werden hier ook 84 fragmenten aardewerk verzameld, waarvan het merendeel grijsbakkend (13e-15e eeuw), maar ook drie uit de Romeinse tijd en één uit de 8e tot 10e eeuw. Dat de laag ook daadwerkelijk archeologische resten en grondsporen bevat, blijkt wel uit een waarnemingen bij de aanleg van de nieuwe natuur, waarbij naast een 14e eeuwse huisplaats met afvalkuilen, mogelijk ook een pakket sel-as en resten van een laatmiddeleeuwse baksteenoven werden geregistreerd. Gezien de grote verspreiding van de laag, nu ook in DG2, kan niet volgehouden worden dat de laag alleen de weerslag is van de verdwenen nederzetting

Odelinsbrugge. Mede op grond van een waarneming in een sleuf van de gasleiding kan geconcludeerd worden dat de archeologische laag zich uitstrekt over een groot deel van de Havenpolder. De betekenis van de laag blijft vooralsnog onduidelijk. De langgerekte strook met vondsten en sporen kan mogelijk de weerslag zijn van een nederzetting/ voorhaven van Aardenburg en daarmee ook van allerlei havenactiviteiten, mogelijk i.v.m. de toegangverlening van grotere (zee)schepen. Deze nederzetting kan tijdens het proces van verzanden van de haven c.q. het verlanden van de geul, gedurende 300 à 400 jaar (van de 13e tot in de 16e eeuw), steeds verder naar het noorden toe zijn opgeschoven, zodat een langgerekte zone ontstaan is met resten. Aardenburg was in de 13e eeuw een zeer belangrijke handelsnederzetting die Brugge bij tijd en wijle zelfs overvleugelde.

In de noordwesthoek van de onderzoekslocatie zijn resten van de

Bordeelschans aanwezig (ARCHIS-waarnemingsnr. 37479), die tussen ca.

1604 en ca. 1640 in functie was en een onderdeel vormt van de (Spaans-) Staatse linie. Voor een geoefend oog zijn de resten van de schans nog

zichtbaar in het veld aan de hand van de begroeiing en niveauverschillen. Bij de oppervlaktekartering aldaar werd, naast een kleine hoeveelheid vondsten, die met de schans in verband kunnen worden gebracht

(ARCHIS-vondstmeldingsnr. 406737), een grote hoeveelheid laatmiddeleeuwse scherven gevonden, alsook enkele vroegmiddeleeuwse ARCHIS-vondstmeldingsnr.

406734). De antropogene laag bevindt zich hier direct onder het maaiveld en is niet afgedekt door postmiddeleeuwse sedimenten.

Alle vindplaatsen lijken vooralsnog behoudenswaardig (zie voorlopige

GERELATEERDE DOCUMENTEN