• No results found

Rome-socialisme ook in andere Westeuropese landen een sterk vlottend karakter heeft

P.v.d.A. naar de oppositie.

Gelijdelijk geraakte Nederland verwijderd van de aanvankelijke toch wel cordiale

samenwerking tussen K.V.P. en P.v.d.A.. Op een fakkeldragersdag van de P.v.d.A.,

waar dus het kader bijeen was, bleek duidelijk het onbehagen. Wij doen wel mee,

maar wij krijgen nooit onze zin, dat was het thema. Als puntje bij paaltje komt, dan

is er altijd een meerderheid tegen ons, met de K.V.P. als centrum. Dat was het thema

van de bezwaren. En zo kwamen we in de periode van het latente conflict. De

socialistische minister van financiën, de heer H.J. Hofstra, wilde de werkingsduur

van de tijdelijke verhoging van enige directe belastingen met twéé jaar verlengen.

De meerderheid van de Tweede Kamer deelde het standpunt van de heer Romme,

fractievoorzitter van de K.V.P.: met één jaar zijt gij, Regering, voorlopig voldoende

geholpen en blijkt nog een jaar nodig, dan kunt gij, Regering, dat tijdig weten en in

de volgende zomer uw fiat van de Kamer krijgen. De minister vond, dat hij op zo'n

manier niet werken, niet vooruit voldoende plannen maken kon en tevens dat eigenlijk

in zo'n beslissing van de Kamer een zeker wantrouwen tot uiting kwam. Hij diende

zijn ontslagaanvrage in en de andere socialistische ministers en dus ook de

minister-president, Dr. Drees, volgden zijn voorbeeld.

De rest van het kabinet kreeg een nieuwe minister-president, Dr. Beel, en schreef

vervroegde verkiezingen uit, die tot een nauwelijks gewijzigde samenstelling van de

Tweede Kamer leidden. De kabinetsformatie was dan ook geen realisering van een

duidelijke verkiezingsuitslag, maar een conclusie uit de in de laatste jaren gegroeide

politieke verhoudingen. Dat betekende, dat de socialisten buiten het kabinet bleven

en de oppositie gingen vormen. Het nieuwe kabinet stond onder leiding van de

gemoedelijke maar niet onbekwame Professor Dr. J.E. de Quay en bestond uit 6 R.K.

3 liberale, 2 A.R. en 2 C.H. ministers.

Na anderhalf jaar bood het zijn ontslag aan, omdat de A.R.P. en de C.H.U., met

behulp van de socialisten, een motie aangenomen wisten te krijgen, die om 5000

woningwetwoningen méér vroeg, terwijl de A.R. minister Van Aartsen 2500 direct

aan zijn program wilde toevoegen en, indien mogelijk, nogmaals 2500 in het volgende

voorjaar. De crisis werd een tragikomedie, begon op

Minister Vrolijk (P.v.d.A.) kwam met een ontwerp-omroepwet, in wezen hetzelfde

als dat van minister Bot, maar voordat de Staten-Generaal daarover hadden beslist,

was dit kabinet na anderhalf jaar ondergegaan in de ‘nacht van Schmelzer’ (22

november 1966) als gevolg van de aanneming van een motie van de K.V.P., gesteund

door twee oppositiepartijen, n.l. de C.H.U. en de V.V.D. De motie sprak uit dat het

financieel beleid van het kabinet aanleiding gaf tot ongerustheid, zowel wat de

uitgaven als de dekking betrof. Prof. Dr. J. Zijlstra vormde een overgangs-kabinet,

waarin alleen de K.V.P. en de A.R.P. vertegenwoordigd waren, maar dat toch, met

name door de leiding van de premier, groot vertrouwen bleek te verwerven in het

land. Het kabinet schreef vervroegde verkiezingen uit. De P.v.d.A. voerde een

verkiezingscampagne, die het beleid van het kabinet-Zijlstra met hartstocht afwees,

maar zij had daarmee nergens succes en kon dus bij de kabinetsformatie niet met

goed fatsoen in overleg treden met de informateur Prof. Zijlstra. Zij stelde daarom

als voorwaarde voor overleg, dat de informateur éérst het overleg met de liberalen

zou afbreken, wel wetende dat Prof. Zijlstra aan die eis niet zou kunnen of willen

voldoen. Zo kwam er een kabinet van dezelfde signatuur als de kabinetten van De

Quay en Marijnen, onder leiding van de oud-marineofficier P.J.S. de Jong, die zowel

in het kabinet-Marijnen als in het kabinet-Cals de portefeuille van defensie had

beheerd.

Het kabinet De Jong (1967 - 1971) was het elfde kabinet na de bevrijding en in

geen van deze kabinetten had de K.V.P. ontbroken.

In zes van de elf kabinetten is de heer Luns minister van Buitenlandse Zaken geweest.

De verkiezingen van 1971 leidden ertoe, dat de combinatie van vier partijen,

waarop het kabinet-De Jong steunde, de meerderheid in de Tweede Kamer verloor.

De linkse concentratie (P.v.d.A., D'66 en de P.P.R.) bleef nog veel verder in de

minderheid, hoewel met name de P.v.d.A. succes boekte. Maar de nieuwe partij van

de Democratische Socialisten (DS '70), oorspronkelijk afgesplitst van de P.v.d.A.

en staande onder leiding van Dr. W. Drees Jr., bleek een realistische socialistische

partij, met name wat haar pleidooi voor noodzakelijke bezuinigingen betrof. Zij had

bij de verkiezingen een opmerkelijk succes. Na moeizame onderhandelingen bleek

de mogelijkheid te bestaan tot de vorming van een parlementair kabinet, steunende

op vijf partijen, dat zich in juli '71 presenteerde onder leiding van Mr. B. Biesheuvel.

Het wilde beginnen met ‘orde op zaken te stellen’, maar binnen twee jaar bezweek

het al door innerlijke verdeeldheid. De ministers die tot DS '70 behoorden wilden

niet op dezelfde manier bezuinigen als hun ambtgenoten. Op 29 november 1972

kwamen er vervroegde verkiezingen en daarna duurde het 164 dagen voor er een

nieuw kabinet optrad, het kabinet-Den Uyl (11 mei 1973). Dit kabinet was op een

eigenaardige manier tot stand gekomen. Nadat de onderhandelingen weer tot een

patstelling hadden geleid, wist de socialist Mr. Burger, met informatie belast, via de

achterdeur de A.R.P. binnen te dringen en daar bij een paar ministeriabele figuren

de voorlopige bereidheid te vinden om op bepaalde voorwaarden tot een kabinet-Den

Uyl toe te treden. Omdat deze contacten tot stand kwamen buiten de officiële

onderhandelaars namens de fractie om, gaf dit binnen de A.R.P. aanleiding tot grote

spanningen. De C.H.U. deed helemaal niet mee, maar ging in de oppositie. Zo kwam

er een kabinet-Den Uyl, dat de socialisten graag beschouwden als in de eerste plaats

hun kabinet, waarin de K.V.P.ers hun invloed wilden laten gelden en waarbij twee

A.R. ministers betrokken waren wier geestverwante fractie niet verder kwam dan de

bereidheid om het kabinet ‘te gedogen’. Er was grote staatsmanskunst en een fors

zedelijk overwicht nodig om in zulke omstandigheden te bereiken, dat de

totstandkoming van dit kabinet geen blijvende sporen zou nalaten. Dat is niet gelukt.

Bovendien stond het kabinet-Den Uyl voor de harde noodzaak de uitgaven te matigen

en het stuitte daarbij op verzet van allerlei machten en belangengroepen. Evenals de

kabinetten-Marijnen en Biesheuvel bezweek

60. De Proclamatie van de Vertrouwensmannen

62. Eén der eerste saneringsmaatregelen van Minister Lieftinck.

63. H.M. Koningin Wilhelmina bij het verlaten van de Ridderzaal na het uitspreken van de historische troonrede van 20 november 1945 (Foto Anefo).

64. Het eerste naoorlogse kabinet (v.l.n.r.): J.M. de Booy (Mar.); Dr. L.J.M. Beel (Binnenl.); Ir. Th.S.G.J.M. van Schaik (Verkeer); Prof. Dr. J.H.A. Logeman (Overz. Geb.); Ir. S.L. Mansholt (Landb. en Viss.); Prof. Mr. P. Lieftinck (Fin.); Ir. H. Vos (Handel en Ind.); Prof. Ir. W. Schermerhorn (Min.-Pres., Alg. Oorlogv.); Mr. H.A.M.T. Kolfschoten (Just.); W. Drees (Soc. Zaken); Mr. J. Meynen (Oorlog); Mr. E.N. van Kleffens (Buitenl.); Dr. Ir. J.A. Ringers (Openb. Werken); Mr. J.H. van Royen (zonder portef.); op de foto ontbreekt Prof. Dr. G. van der Leeuw (O., K. en W.). (Foto Anefo)

65. Als alle andere kinderen in ons land lieten ook de Prinsessen (v.l.n.r. Margriet, Beatrix en Irene) op 18 februari 1947, de geboortedag van H.K.H. Prinses Christina zich de beschuit met muisjes goed smaken. Prins Bernhard kijkt geamuseerd toe.

66. Een historisch moment in de geschiedenis van ons Koninkrijk: Op 4 sept. 1948 deed Koningin Wilhelmina vanaf het balkon van het Paleis op de Dam mededeling van haar troonsafstand ten gunste van Prinses Juliana. De foto toont de scheidende vorstin op het moment dat zij haar toespraak besloot met de uitroep: ‘Leve de Koningin!’ (ANPfoto)

67. Dat het naoorlogse eenheidsstreven van de aanvang af sceptisch werd ontvangen blijkt o.m. uit deze tekening van Marten Toonder in ‘Metro’, een blad van oud-illegalen.

69. Een lastig aspect van onze toenemende welvaart was het chronisch tekort aan arbeidskrachten, waardoor de handhaving van loonafspraken in sommige bedrijfstakken ernstig werd bemoeilijkt. Deze situatie inspireerde de tekenaar Ch. Boost tot het maken van onderstaande caricatuur: ‘Staatssecretaris Roolvink (Soc. Zaken in het Kabinet-De Quay) waarschuwt de werkgevers tegen het betalen van zwarte lonen.’

70. Mr. J.M.L.Th. Cals.

72. Drs. J.M. den Uyl.

73. De langdurigste formatieperiode uit onze parlementaire geschiedenis werd op 19 november '77 afgesloten met de beëdiging van het kabinet-Van Agt/Wiegel, hier samen met H.M. de Koningin op het bordes van Paleis Soestdijk. (Foto Anefo).

74. Rotterdam in het jaar van de bevrijding. (Foto R.v.O.)

75. ...en twintig jaar later. Op de voorgrond is een gedeelte van de metro-tunnel in aanbouw. In het midden op de achtergrond de torens van het Raadhuis op de Coolsingel en van de Sint-Laurenskerk. (Foto Techn. Dienst Gem. Werken, Rotterdam)

76. De stormachtige ontwikkeling in de scheepvaart heeft het gebied rond de Waterweg onherkenbaar veranderd. Hier de scheepswerf van Verolme N.V. voor de bouw van mammoettankers op het voormalige eiland Rozenburg. (Foto KLM-Aerocarto)

77. Het westelijk havengebied van Amsterdam met werf en dokken van de N.D.S.M. Op de achtergrond de Coentunnel. (Foto Nationaal Foto-Persbureau, A'dam).

78. De faam van de Nederlandse vliegtuigbouwer Anthony Fokker is herleefd in het succesvolle verkeersvliegtuig Fokker-F 27 ‘Friendship’, dat over heel de wereld goede diensten bewijst, met name op de binnenlandse lijndiensten. Hier enkele toestellen van dit type die op het eigen binnenlandse net dienst doen.

79. De montagehal van de Fokkerfabrieken, waar het nieuwe en grotere type, de Fokker F-28 ‘Fellowship’, wordt gebouwd. Dit toestel is uitgerust met twee straalmotoren, terwijl de F-27 de meer conventionele turboprop-aandrijving heeft.

80. Het ‘Evoluon’, permanent tentoonstellingsgebouw van de N.V. Philips te Eindhoven en a.h.w. symbool van de vooruitgang op electronisch gebied, waarin dit Nedderlandse bedrijf zo'n krachtig aandeel heeft gehad.

81. Het hart van het Philips-concern in Eindhoven. Rechts het hoofdkantoor; links het kantoor van Philips Nederland N.V.

82. H.K.H. Prinses Wilhelmina, de ‘Moeder van het Verzet’, bij het standbeeld van ‘De Dokwerker’ op het J.D. Meyerplein te Amsterdam, door Mari Andriessen ontworpen ter herinnering aan de Februari-staking van 1941. (Foto Nationaal Fotopersbureau Stevens & Magielsen)

De begrafenis van H.K.H. Prinses Wilhelmina op 8 december 1962: 83. De ‘witte stoet’ op weg naar Delft. (ANPfoto)

85. De normalisatie van de betrekkingen met Indonesië werd in september '71 bekrachtigd met een officieel staatsbezoek van Koningin en Prins, die op Java o.m. de Burubudur bezichtigden. (Foto Anefo).

86. De voltallige koninklijke Familie op het bordes van Paleis Soestdijk tijdens het traditionele défilé op Koninginnedag 1978. (Foto Anefo).

tenslotte ook het kabinet-Den Uyl aan innerlijke verdeeldheid. Twistappel was de te

volgen grondpolitiek. De ministers uit de K.V.P. en de A.R.P. wilden op dat punt

niet bukken voor de meerderheid in het kabinet en stelden hun portefeuilles

beschikbaar. Dit leidde ertoe dat het kabinet-Den Uyl op 22 maart 1977 zijn ontslag

indiende en dat er op 25 mei d.o.v. verkiezingen voor de Tweede Kamer werden

gehouden. Bij die verkiezingen traden de A.R.P., de C.H.U. en de K.V.P. op met één

lijst. De drie partijen waren nl. federatief gaan samenwerken onder de naam

Christen-Democratisch Appèl (1973). Die federatieve samenwerking zou in een

volgende fase moeten leiden tot één partij. De verkiezingen hadden plaats onder

grote spanning, omdat een groot aantal weerlozen door Molukse jongeren gegijzeld

waren bij De Punt. Het is moeilijk uit te maken, in hoeverre die spanning de