• No results found

Wat opvalt in beide regressiemodellen is de rol van goederenimport. Eerder zagen we, geen rekening houdend met andere bedrijfskenmerken, dat binnen de groep

goederenhandelaren het energieverbruik per eenheid productie het laagste is bij bedrijven die enkel goederen importeren uit het buitenland (zie figuur 5.2.4). Daarbij opperden we als mogelijke verklaring dat bedrijven die voor hun productie in Nederland in hoge mate leunen op halffabricaten uit het buitenland, het energieverbruik dat gepaard gaat met de productie van hun eindfabricaten voor een deel outsourcen naar hun toeleveranciers in het buitenland. Hierdoor komt het niet tot uiting in hun energieverbruik in Nederland. Onze regressies, waarin we wel rekening houden met andere bedrijfskenmerken, vertellen echter een geheel ander verhaal. Hier zien we consistent, langs de volledige energie-intensiteitsdistributie, een positief verband tussen energieverbruik en goederenimport per eenheid productie. Dat wil zeggen, hoe afhankelijker een bedrijf is van de import van goederen voor zijn productie hoe hoger zijn energieverbruik per eenheid in Nederland. Deze bevinding staat uiteraard op gespannen voet met de theorie van de outsourcing van energieverbruik. Een verklaring voor deze bevinding kan in ieder geval niet liggen in de samenstelling van de populaties

importeurs en niet-importeurs in termen van de bedrijfstak waarin zij opereren. Daar wordt immers rekening mee gehouden in de regressies. Een mogelijke verklaring kan wel liggen in de productportefeuille van importeurs en niet-importeurs binnen bedrijfstakken. Dat wil

zeggen, importeurs zouden gemiddeld genomen een meer energie-intensief assortiment producten kunnen hebben dan niet-importeurs in dezelfde bedrijfstak. Dit is echter zonder aanvullend onderzoek niet met zekerheid als verklaring te geven.

5.4

Samenvatting en conclusie

Wereldwijd is de internationale handel in goederen en diensten de afgelopen decennia fors toegenomen, zowel de hoeveelheid verhandelde goederen en diensten als de waarde daarvan. Mede ingegeven door het steeds verder opknippen van productieketens, komen steeds meer grondstoffen en producten voor Nederlandse consumptie of verwerking uit productiegebieden ver weg. Hierdoor is de afstand tussen de plaats van productie en consumptie enorm toegenomen, wat gepaard gaat met een groei van het

grensoverschrijdende goederentransport. De impact hiervan op het milieu is een punt van toenemende zorg.

Allerhande onderzoek laat echter zien dat globalisering en verduurzaming niet per se op gespannen voet met elkaar staan, alhoewel er nog veel onduidelijk is over deze relatie. Inzoomend op de Nederlandse economie blijkt er bijvoorbeeld nog weinig bekend over verschillen in de energie-intensiteit tussen bepaalde groepen bedrijven. In dit hoofdstuk gaan we daar dieper op in. Aan de hand van data over individuele bedrijven in de

Nederlandse industrie onderzoeken we in hoeverre de internationale oriëntatie (importeren, exporteren, multinationaliteit) van bedrijven samenhangt met hun energie-intensiteit. Een beschrijvende verkenning van de data laat zien dat er binnen de Nederlandse industrie grote verschillen tussen bedrijfstakken zijn in het gemiddelde energieverbruik per bedrijf. Daarnaast zien we dat iedere industriële bedrijfstak wordt gekenmerkt door

productieprocessen met een sterk uiteenlopende energie-intensiteit, waarbij het

gemiddelde energieverbruik ook nog eens sterk wordt bepaald door een klein aantal relatief zeer energie-intensieve bedrijven. Productiviteit speelt daarbij als mediërende factor geen evidente rol. We zien grafisch dat de minst en meest productieve bedrijven het meest energie-intensief produceren (een hoger energieverbruik per eenheid productie), terwijl bedrijven in het middelste deel van de productiviteitsdistributie het meest zuinig produceren. Een U-vormig verband tussen productiviteit en energie-intensiteit derhalve. Inzet op

innovatie biedt wel een intuïtief aanknopingspunt voor de geobserveerde verschillen tussen bedrijven. We zien dat hoe meer een bedrijf investeert in innovatie, hoe energiezuiniger het produceert (een lager energieverbruik per eenheid productie).

Een verdiepende econometrische analyse bevestigt dat er sprake is van heterogeniteit in de samenhang tussen internationalisering, innovatie en energie-intensiteit. In lijn met eerder onderzoek bij Ierse industriële bedrijven zien we dat binnen de groep van minst vervuilende bedrijven exporterende bedrijven meer energie verbruiken dan niet-exporterende bedrijven, en dat dit beeld binnen de groep van meest vervuilende bedrijven juist omgekeerd is. Inzet op innovatie lijkt deze patronen in ieder geval deels te kunnen verklaren. Voor bedrijven met een hoge energie-intensiteit lijkt inzet op innovatie (denk bijvoorbeeld aan investeringen in groenere technologieën) sneller te renderen: we zien een negatief verband tussen inzet op R&D en energie-intensiteit, met name bij de meest vervuilende bedrijven en in versterkte mate voor exporteurs binnen deze groep.

Bij buitenlandse multinationals zien we juist dat zij binnen de groep minst vervuilende bedrijven een lager energieverbruik per eenheid productie hebben dan niet-multinationals, en juist een hogere energie-intensiteit binnen de groep meest vervuilende bedrijven. Nederlandse multinationals laten een minder duidelijk beeld zien.

De rol van goederenimport is niet evident. We zien dat hoe afhankelijker een bedrijf is van de import van goederen voor zijn productie hoe hoger zijn energieverbruik per eenheid in Nederland. Deze bevinding staat op gespannen voet met het idee dat een bedrijf een deel van zijn productie, en daarmee energieverbruik, verplaatst naar het buitenland in het geval van goederenimport. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen liggen in de

samenstelling van de productportefeuille van importeurs en niet-importeurs binnen bedrijfstakken.

In dit hoofdstuk zijn de eerste stappen gezet in het onderzoek naar de samenhang tussen internationalisering en energieverbruik en de rol van productiviteit en innovatie in dat samenspel. Meer onderzoek is echter nodig om de achterliggende mechanismen beter te begrijpen. Zo zou het bijvoorbeeld waardevol zijn om nader onderzoek te doen naar de rol van innovatie, bijvoorbeeld aan de hand van gegevens over de aard van de investeringen van bedrijven in innovatie, zoals investeringen in groene technologieën. Daarnaast zou het van waarde zijn om de productdimensie in het onderzoek te betrekken teneinde scherp te krijgen in welke mate verschillen in energie-intensiteit binnen vergelijkbare groepen bedrijven samenhangen met verschillen in het productenassortiment. Ook de rol van import zou aan de hand van deze uitbreiding mogelijk beter te plaatsen kunnen zijn.

5.5

Data en methoden