• No results found

Een groot deel van de impact van menselijke consumptie op ecosystemen heeft te maken met de consumptie van vlees. Wereldwijd kon in 2013 naar schatting 14,5 procent van alle door mensen veroorzaakte broeikasgasuitstoot gerelateerd worden aan de veehouderij

(FAO, 2013). Dat aandeel zal inmiddels vermoedelijk hoger liggen gezien de sterke wereldwijde groei van de vleesconsumptie in de afgelopen acht jaar. In Nederland is de vleesconsumptie in 2018 en 2019 licht gegroeid en kwam in 2019 uit op 78 kilogram per persoon, inclusief vleeswaren. Zonder vleeswaren gaat het om 39 kilogram waarvan 18,5 kilogram varkensvlees, 11,5 kilogram kippenvlees, 8 kilogram rundvlees en 1 kilogram overig vlees (WUR, 2020b).

De grootste milieu-impact wordt aan het begin van de keten veroorzaakt bij de productie van veevoer, met soja als belangrijk ingrediënt. Doordat er wereldwijd steeds meer vlees gegeten wordt, is het landareaal voor sojaproductie in 50 jaar vertienvoudigd tot een gebied ter grootte van Duitsland, Frankrijk, België en Nederland samen (WNF, 2014). De soja die we in Nederland gebruiken, komt vooral uit de Verenigde Staten en Brazilië.3) Daar zorgt de teelt

voor allerlei problemen: er wordt bos voor gekapt, de bodem raakt uitgeput en het water wordt vervuild door bestrijdingsmiddelen en kunstmest (Milieu Centraal, 2021a). Bij de sojateelt worden steeds meer bestrijdingsmiddelen gebruikt omdat onkruid resistent wordt en vanwege het ontstaan van nieuwe schimmelziektes. Ook wordt er steeds meer

(schadelijk) kunstmest gebruikt vanwege de gronduitputting door grootschalige sojateelt (Milieu Centraal, 2021a).

Veehouderij is een volgende schakel in de vleesketen. De milieu-impact komt in deze fase vooral van de methaanuitstoot door koeien (methaan is een sterker broeikasgas dan CO2) en

het grote landgebruik. Bijna 40 procent van het land op aarde is al in gebruik voor landbouw. Twee derde hiervan betreft grasland voor vee. Het overige deel betreft akkerbouw waarvan ook weer een derde bestemd is voor het verbouwen van veevoer (Volkskrant, 2018). Bij de vleesproductie zijn verspilling en CO2-uitstoot de grootste problemen.

Er zitten wel grote verschillen tussen de verschillende vleessoorten. Zo is er 2,5 keer meer water nodig voor de productie van rundvlees dan voor de productie van varkensvlees en zelfs 3,5 keer meer dan bij de productie van kippenvlees (UNESCO, 2010). Het consumeren van een portie Zuid-Amerikaans rundvlees is daarbij schadelijker (minder efficiënt, meer ontbossing, grotere afstand qua transport) voor het ecosysteem dan een portie Europees rundvlees (Porcelijn, 2021). Rundvlees heeft bovendien een laag rendement wat betreft

veevoergebruik: voor elke kilogram eetbaar rundvlees is circa 25 kilogram veevoer nodig. Bij varkensvlees en kippenvlees is dat respectievelijk ongeveer 9 en 4,5 kilogram. Daarbij is meegenomen dat niet alle delen van een dier daadwerkelijk worden geconsumeerd (Van Huis, 2013).

De milieu-impact van vlees kan afnemen door vermindering van de vraag of een verandering in consumptiepatronen, zoals een vegetarisch alternatief of de voorkeur voor lokaal

geproduceerd vlees of kippenvlees in plaats van rundvlees. Dat is een wereldwijde

uitdaging. Met name in opkomende landen zoals China wordt steeds meer vlees gegeten. De wereldwijde vraag naar vlees zal naar verwachting nog flink groeien, met naar schatting 88 procent meer vraag in 2050 dan in 2010 (WRI, 2019). Daarom zal in deze paragraaf uitvoerig worden gekeken naar de Nederlandse vleesexport.

3) Nederland is de grootste importeur van sojabonen in de EU en na China, Argentinië en Mexico de grootste importeur ter wereld. Daarbij staat China overigens wel op eenzame hoogte met een import die 20 keer hoger ligt dan de Nederlandse import. De Nederlandse import uit Brazilië is in 2020 hard gestegen en Brazilië is nu de grootste leverancier van sojabonen voor Nederland, net voor de Verenigde Staten (CBS, 2020a). Het gebruik van sojameel voor Nederlands veevoer is met bijna 2 miljoen ton 0,5 procent van de totale wereldproductie (NOS, 2021). Het percentage ligt in lijn met de Nederlandse dierenaantallen (circa 121 miljoen) in vergelijking met de wereldwijde dierenaantallen (circa 28,5 miljard).

EU-vergelijking

Nederland is, met een importbedrag van bijna 4 miljard euro in 2020, de vierde importeur van vlees4) in de EU (figuur 3.2.1). Enkel Duitsland, Italië en Frankrijk importeerden meer

vlees in 2020. In 2000 en 2010 was Nederland nog de vijfde importeur. In termen van importgewicht is Nederland zelfs de tweede importeur en heeft alleen Duitsland een hoger importgewicht.5)

Uit meer gedetailleerde cijfers blijkt dat Nederland veel rundvlees importeert (daarmee derde in de EU), maar dit betreft wel deels invoer voor wederuitvoer of doorvoer voor het buitenland. Met pluimveevlees en overig vlees6) is Nederland ook de derde importeur van de

EU. Alleen met varkensvlees is Nederland een minder belangrijke importeur: zesde in 2020. Dat is wel hoger dan in 2000. Toen was Nederland nog de tiende importeur van varkensvlees. 3.2.1 Grootste importeurs van vlees in de EU, 2020

mld euro

Rund Varken Pluimvee Overig

Duitsland Italië Frankrijk Nederland Polen

0 2 4 6 8 Bron: CBS, Eurostat

In figuur 3.2.2 zien we dat bijna een kwart van al het ingevoerd vlees uit Duitsland komt. Op grote afstand volgen België, Polen, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk als belangrijkste leveranciers van vlees. Deze vijf landen zijn samen goed voor 57 procent van de totale Nederlandse vleesimport.

Zowel voor rundvlees, varkensvlees als pluimveevlees is Duitsland de grootste leverancier, alleen bij de invoer van overig vlees scoort Brazilië hoger. De sterkste groei betreft de invoer uit Polen. In 2010 was Polen nog onze vijfde vleesleverancier, terwijl het in 2020 is

opgeklommen naar de derde plaats. Er komt vooral veel pluimveevlees uit Polen. Vanwege

4) Het gaat om vlees en vleesproducten, inclusief eetbare slachtafvallen, zie ook voetnoot 6.

5) Voor de EU-vergelijkingen in dit hoofdstuk gaan we primair uit van import- en exportwaarden. Op hoog niveau zal er ook melding worden gemaakt van de Nederlandse positie ten aanzien van import- en exportgewichten. In de meeste gevallen is de positie van Nederland in termen van handelswaarde goed vergelijkbaar met de Nederlandse positie in termen van handelsgewicht.

6) De restgroep overig vlees betreft vleesproducten of eetbare slachtafvallen (bewerkt vlees, zoals spek en frikandellen) of vlees van andere dieren dan runderen, varkens en pluimvee (zoals schapen, konijnen of paarden).

plaatsgebrek in West-Europa heeft een flinke uitbreiding van pluimveehouderijen in Polen plaatsgevonden, met hulp van Nederlandse technologie (LNV, 2019).

3.2.2 Belangrijkste landen van herkomst Nederlandse vleesimport, 2020

mln euro

Rund Varken Pluimvee Overig

Duitsland België Polen Brazilië VK

0 200 400 600 800 1 000 Bron: CBS, Eurostat

Nederland was in 2020 van alle EU-landen de grootste vleesexporteur, net voor Spanje (figuur 3.2.3). Het ging om een bedrag van 8,8 miljard euro in 2020. In 2000 ging het nog om een bedrag van 5 miljard euro. Ook toen was Nederland de grootste vleesexporteur van de EU. Naast de exportwaarde is ook het exportgewicht sterk toegenomen: van 2,4 miljard kilogram vlees in 2000 tot 3,6 miljard kilogram in 2020. Ook in termen van exportgewicht is Nederland de grootste exporteur.

Nederland is in alle categorieën sterk vertegenwoordigd en heeft geen duidelijk specialisme zoals Spanje, Duitsland, Denemarken (allen met name varkensvlees) en Polen (met name pluimvee). Nederland is de grootste exporteur van rundvlees, de tweede exporteur van pluimveevlees (na Polen) en overig vlees (na Spanje) en de vierde exporteur van varkensvlees (na Spanje, Duitsland en Denemarken).

Nederland exporteert wel meer varkensvlees dan rundvlees en dat verschil wordt groter als enkel wordt gekeken naar de export van in Nederland geproduceerd vlees. Maar liefst 95 procent van de varkensvleesexport is van Nederlandse makelij. Bij rundvlees is dat 80 procent. Bovendien is het zo dat de export van varkensvlees in stijgende lijn is (+6 procent in 2020, vooral door de groeiende export naar China) terwijl de export van rundvlees afneemt (–11 procent in 2020).

Als het gaat om rundvlees dan heeft Nederland zich gespecialiseerd in het fokken en opgroeien van kalveren voor de export. Een belangrijk deel van de Nederlandse export van rundvlees betreft kalfsvlees waarbij meer dan de helft van de Nederlandse vleeskalveren uit het buitenland komt (Animals Today, 2019). Kalfsvlees heeft per kilo karkasgewicht de grootste milieu-impact van alle vleessoorten indien de kalveren soja als krachtvoer te eten krijgen. Dit komt met name doordat bij kalveren relatief veel energie wordt omgezet in botmassa en minder in vleesgewicht (CE Delft, 2018). De rundvleesproductie in Nederland

heeft grote effecten op lucht- en bodemkwaliteit, maar ook op biodiversiteit en de volksgezondheid (CE Delft, 2020b).

3.2.3 Grootste exporteurs van vlees in de EU, 2020

mld euro

Rund Varken Pluimvee Overig

Nederland Spanje Duitsland Polen Denemarken

0 2 4 6 8 10 Bron: CBS, Eurostat

De belangrijkste bestemming van de Nederlandse vleesexport in 2020 betrof Duitsland (21 procent aandeel), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (12 procent aandeel) en China (11 procent aandeel). Samen met Frankrijk en Italië zijn deze landen goed voor 59 procent van de totale Nederlandse vleesexport. Al deze landen waren ook in 2000 en 2010

belangrijke exportbestemmingen, met uitzondering van China. De opkomst van China heeft te maken met een aanhoudende uitbraak van Afrikaanse varkenspest in China, waardoor de Chinese binnenlandse productie inzakte en de vraag naar buitenlands varkensvlees steeg (Ramaekers, 2020; CBS, 2021c). De vleesexport naar China betreft voor het overgrote deel varkensvlees. Bij de export naar Duitsland, Frankrijk en Italië is rundvlees toonaangevend en bij de export naar het Verenigd Koninkrijk is dat pluimveevlees.

3.2.4 Grootste landen van bestemming Nederlandse vleesexport, 2020

mln euro

Rund Varken Pluimvee Overig

Duitsland VK China Frankrijk Italië

0 500 1 000 1 500 2 000 Bron: CBS, Eurostat