• No results found

5.1.1. Steekproef Nederland

De Nederlandse steekproef bestaat uit 123 onderneming-jaar combinaties, het gaat dus om 41 ondernemingen die in Nederland beursgenoteerd zijn. In bijlage C is een overzicht weergegeven van de gebruikte karakteristieken van de steekproef. Uit deze tabel is af te lezen dat de afhankelijke variabele, namelijk de ondernemingsprestaties gemeten aan de hand van de ROA, een gemiddelde heeft van 0,0495 met een standaarddeviatie van 0,0871.

De onafhankelijke variabele, de kwaliteit van corporate governance wat is gemeten aan de hand van zeven variabelen, heeft een gemiddelde van 4,26 met een standaarddeviatie van 1,419. In bijlage C is een overzicht gegeven van de zeven variabelen apart met hun gemiddelde en standaarddeviatie.

De controlevariabele is de grootte van een onderneming gemeten als de log van de totale assets. De ondernemingsgrootte heeft een gemiddelde van 6,5775 en een standaarddeviatie van 0,6213.

Daarnaast is in dit onderzoek rekening gehouden met de jaren waaruit de informatie afkomstig is. Het jaar 2010 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,473. Het jaar 2011 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,473 en het jaar 2012 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,473.

5.1.2. Steekproef Verenigde Staten

De steekproef van de Verenigde Staten bestaat uit 123 onderneming-jaar combinaties, het gaat dus om 41 ondernemingen die in de Verenigde Staten beursgenoteerd zijn. In bijlage D is een overzicht weergegeven van de gebruikte karakteristieken van de steekproef. Uit deze tabel is af te lezen dat de afhankelijke variabele, de ondernemingsprestaties wat is gemeten aan de hand van de ROA, een gemiddelde heeft van 0,1205 met een standaarddeviatie van 0,0582.

De onafhankelijke variabele, de kwaliteit van corporate governance wat is gemeten aan de hand van zeven variabelen, heeft een gemiddelde van 4,46 met een standaarddeviatie van 1,288. In bijlage D is een overzicht gegeven van de zeven variabelen apart met hun gemiddelde en standaarddeviatie, waarbij opvalt dat alle ondernemingen in de Verenigde Staten een volledig onafhankelijke audit commissie heeft.

25

De controlevariabele is de grootte van een onderneming gemeten als de log van de totale assets. De ondernemingsgrootte heeft een gemiddelde van 7,7983 en een standaarddeviatie van 0,3831.

Daarnaast is er in dit onderzoek rekening gehouden met de jaren waaruit informatie afkomstig is. Het jaar 2010 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,473. Het jaar 2011 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,473 en het jaar 2012 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,473.

5.1.3. Totale steekproef

De totale steekproef bestaat uit 246 onderneming-jaar combinaties, het gaat om 82 ondernemingen die in Nederland en de Verenigde Staten beursgenoteerd zijn. In bijlage E is een overzicht weergegeven van de gebruikte karakteristieken van de steekproef. Uit deze tabel is af te lezen dat de afhankelijke variabele, namelijk de ondernemingsprestaties gemeten aan de hand van de ROA, een gemiddelde heeft van 0,0850 met een standaarddeviatie van 0,0820.

De onafhankelijke variabele, de kwaliteit van corporate governance wat is gemeten aan de hand van zeven variabelen, heeft een gemiddelde van 4,36 met een standaarddeviatie van 1,356.

De controlevariabele is de grootte van een onderneming gemeten als de log van de totale assets. De ondernemingsgrootte heeft een gemiddelde van 7,1879 en een standaarddeviatie van 0,7996.

Verder is er in dit onderzoek rekening gehouden uit welke jaren de informatie afkomstig is. Het jaar 2010 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,472. Het jaar 2011 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,472 en het jaar 2012 heeft een gemiddelde van 0,33 met een standaarddeviatie van 0,472.

5.2. Multicollineariteit

Om te kijken of variabelen een onderling verband hebben, is gekeken of multicollineariteit een rol speelt bij de analyses (Blumberg, Cooper en Schindler 2005). Wanneer er sprake is van multicollineariteit, hebben twee variabelen onderling een zodanig verband, dat de relaties die ze hebben met de afhankelijke variabele overlappen. Deze overlapping zorgt ervoor dat de variabelen minder betrouwbaar zijn (Blumberg et al., 2005).

26

Eerste manier op variabele te controleren op multicollineariteit is door middel van een correlatiematrix, welke is opgenomen in bijlage F. Als grens voor multicollineariteit wordt 0,7 aangehouden. Uit de tabel valt af te lezen dat voor de Nederlandse steekproef de hoogste correlatie te vinden is tussen de variabele ‘aantal vergaderingen van de audit commissie’ en ‘aantal leden in de audit commissie’ welke met een waarde van 0,546 onder de grens voor multicollineariteit zit. Daarnaast heeft voor de Amerikaanse steekproef de hoogste correlatie te vinden is tussen de variabele ‘bestuursvergaderingen’ en ‘kwaliteit’ welke met een waarde van 0,565 onder de grens van multicollineariteit zit.

Een tweede manier om te controleren op multicollineariteit is door middel van de VIF-waarden, hierbij wordt de waarde 10 als bovengrens genomen (Blumberg et al., 2005). De Nederlandse analyse heeft VIF-waarden die liggen tussen 1,049 en 1,356 wat ruim onder de bovengrens ligt. De Amerikaanse analyse heeft VIF-waarden die liggen tussen 1,041 en 1,393 wat ruim onder de bovengrens ligt. Er kan dus geconcludeerd worden dat multicollineariteit geen rol speelt bij deze analyse.

5.3. Hypotheses

Hypothese 1 luidt: ‘De kwaliteit van corporate governance bij ondernemingen in Nederland,

die zich moeten houden aan de regels van de principle-based Nederlandse Corporate Governance Code, heeft een positieve relatie met prestaties van de onderneming.’ Om deze

hypothese te testen is een multiple regressieanalyse uitgevoerd voor de Nederlandse steekproef. De resultaten van deze analyses zijn weergegeven in tabel 2. Uit deze resultaten blijkt een significant negatieve relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de prestaties van de onderneming met een bèta van -0,009 en een standaard error van 0,005 met een betrouwbaarheidsinterval van 90 procent. Daarnaast blijkt ook de controlevariabele ‘ondernemingsgrootte’ significant. Het gaat hier om een positieve relatie tussen de omvang van een onderneming op de prestaties van de onderneming. De resultaten geven een bèta van 0,047 en een standaarderror van 0,012 met een betrouwbaarheidsinterval van 99 procent. De R-squared van 0,128 geeft de mate aan waarin dit model verantwoordelijk is voor de variatie in de afhankelijke variabele. Op basis van de weergegeven informatie is de conclusie dat hypothese 1 niet aangenomen kan worden.

Door de variabele kwaliteit uit te splitsen in de zeven variabelen waaruit deze is opgebouwd en door nogmaals een multiple regressie analyse uit te voeren, wordt een verklaring gevonden van de in voorgaande alinea gevonden relatie. Resultaten van deze analyse zijn terug te

27

vinden in bijlage G. Uit de analyse komt naar voren dat twee van zeven variabelen een significante relatie hebben met de prestaties van de onderneming met een R. De eerste variabele is de ambtstermijn, deze heeft een bèta van 0,022 met een standaard error van 0,007 en een betrouwbaarheidsinterval van 99 procent. De tweede variabele die een significante relatie heeft met de prestaties van een onderneming is het aantal leden dat er zitting hebben in de audit commissie. Deze variabele heeft een bèta van -0,022 met een standaard error van 0,010 met een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent.

Tabel 2. Multiple Regressie resultaten.

Hypothese 1 Sign. Hypothese 2 Sign. Hypothese 3 Sign.

Constant 0,050 (0,007) *** 0,120 (0,005) *** 0,085 (0,005) *** Kwaliteit -0,013 (0,008) * -0,012 (0,005) ** -0,013 (0,005) *** US-dummy 0,018 0,007 ** Verklarende kwaliteitsvariabele -0,002 0,005 Ondernemings-grootte 0,029 (0,008) *** -0,004 (0,005) -0,025 (0,007) ***

2010 excluded excluded excluded

2011 0,003 (0,009) 0,002 (0,006) 0,002 (0,005) 2012 -0,008 (0,009) -0,001 (0,006) -0,005 (0,005) R-squared 0,128 0,053 0246 Adjusted R-squared 0,098 0,023 0,227 F-value 4,313 *** 1,650 12,992 ***

Het eerste getal geeft de bèta van de variabele weer. Het getal tussen haakjes geeft de standaard error weer.

* Significant op een niveau van 0,10 ** Significant op een niveau van 0,05 *** Significant op een niveau van 0,01

Jaardummy 2010 is door SPSS buiten de analyse gelaten, omdat het totaal van de variabelen 2010, 2011 en 2012 gelijk is aan 1. Door alleen 2011 en 2012 mee te nemen in de analyse is meteen ook het effect van 2010 bekend.

28

Hypothese 2 luidt: ‘De kwaliteit van corporate governance bij ondernemingen in de

Verenigde Staten, die zich verplicht moeten houden aan de regels van de rules-based Sarbanes-Oxley Act, heeft een relatie met de prestaties van de onderneming.’ Om deze

hypothese te testen is een multiple regressieanalyse uitgevoerd voor de Amerikaanse steekproef. De resultaten van deze analyses zijn weergegeven in tabel 2. Uit deze resultaten blijkt een significant negatieve relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de prestaties van de onderneming met een bèta van -0,009 en een standaard error van 0,004 met een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent. De overige variabelen blijken geen significante relatie te hebben met de prestaties van de onderneming. De R-squared van 0,053 geeft de mate aan waarin dit model verantwoordelijk is voor de variatie in de afhankelijke variabele. Hypothese 2 geeft aan dat er een relatie is tussen de kwaliteit van corporate governance bij ondernemingen in de Verenigde Staten en de prestaties van deze ondernemingen. Uit de analyse komt inderdaad naar voren dat de kwaliteit een relatie heeft met de prestaties van ondernemingen en dat deze relatie significant negatief is.

Door de variabele kwaliteit uit te splitsen in de zeven variabelen waaruit deze is opgebouwd en door nogmaals een multiple regressie analyse uit te voeren, wordt een verklaring gevonden van de in voorgaande alinea gevonden relatie. Resultaten van deze analyse zijn terug te vinden in bijlage G. Uit de resultaten komt naar voren dat alleen het aantal leden die zitting hebben in de audit commissie een significante relatie heeft met de prestaties van de onderneming. Deze variabele heeft een bèta van -0,018 en een standaard error van 0,006 met een betrouwbaarheidsinterval van 99 procent. Daarnaast is in de tabel te lezen dat de variabele onafhankelijkheid van de audit commissie niet mee is genomen in de analyse. Omdat de audit commissies van alle Amerikaanse ondernemingen volledig onafhankelijk zijn, zit er geen variatie in de variabele. Hierdoor kan er geen relatie worden gemeten tussen deze variabele en de prestaties van een onderneming.

Hypothese 3 luidt: ‘Er is een verschil in de sterkte van de relatie tussen de kwaliteit van de

Nederlandse Corporate Governance Code, welke een vrijwillig karakter heeft, en de kwaliteit van de Amerikaanse Sarbanes-Oxley Act, welke een verplicht karakter heeft.’ Om deze

hypothese te testen is een multiple regressieanalyse uitgevoerd voor de beide steekproeven bij elkaar. De resultaten van deze analyse zijn weergeven in tabel 2. Uit deze resultaten komt naar voren dat er een significante negatieve relatie is tussen de kwaliteit van corporate governance voor de totale steekproef en de ondernemingsprestaties met een bèta van -0,013

29

en een standaard error van 0,005 met een betrouwbaarheidsinterval van 99%. Ook de relatie tussen de grootte van de onderneming en de prestaties van de onderneming blijkt een significante relatie te hebben. Deze relatie heeft een bèta van -0,025 en een standaard error van 0,007 met een betrouwbaarheidsinterval van 99 procent. Daarnaast blijkt ook de dummy variabele VS een significante relatie te hebben met de ondernemingsprestaties. Deze relatie heeft een bèta van 0,018 en een standaard error van 0,007 met een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent.

Voor de totale steekproef is dus een negatieve relatie gevonden tussen de kwaliteit van corporate governance en de prestaties van een onderneming. Deze relatie komt overeen met de relaties die werden gevonden bij de analyses die zijn gedaan voor hypothese 1 en hypothese 2.

De verklarende kwaliteitsvariabele blijkt geen significante relatie te hebben met de prestaties van een onderneming. Deze relatie heeft een bèta van -0,002 en een standaard error van 0,005. Hypothese 3 stelde dat er een verschil is in de sterkte tussen de kwaliteit van de Nederlandse Corporate Governance Code en de Amerikaanse Sabanes-Oxley Act. Echter de analyse toont aan dat er een te verwaarlozen verschil is en dit verschil daar bovenop niet significant is. Daarom kan hypothese 3 niet worden aangenomen. Er is geen verschil in de sterkte van beide relaties, wat in overeenstemming is met de uitkomsten van hypothese 1 en hypothese 2.

30

6. Conclusie