• No results found

Geomorfologie en bodem

Het plangebied is gelegen binnen een zone van gordeldekzandwelvingen. De bodem bestaat uit hoge zwarte enkeerd- (plaggendek) en holtpodzolgronden.

Historische situatie

Om inzicht te verkrijgen in het grondgebruik in de Nieuwe tijd biedt de analyse van historisch-topografische kaarten een goede invalshoek. De vroegste kaart waarop (de omgeving van) het plangebied enigszins gedetailleerd staat afgebeeld betreft de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw (www.watwaswaar.nl). Deze kaart laat zien dat het plangebied destijds op de rand van een groot escomplex lag. Uit historisch-topografische kaarten uit de het midden van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw blijkt dat deze situatie niet is gewijzigd (De Pater, e.a., 2006;

ROBAS Producties, 1990; Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990; figuur 2).

Bekende archeologische waarden

In ARCHIS staat een aantal archeologische vindplaatsen geregistreerd uit de directe omgeving (binnen een straal van 500 m) van het plangebied. Direct ten noorden van het plangebied is in 2006 en 2007 een opgraving uitgevoerd (ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 18137; De Leeu-we, 2008). Tijdens dit onderzoek zijn archeologische resten gevonden uit de Late Prehistorie t/m de 20e eeuw. Het gaat onder meer om nederzettingsresten uit de Bronstijd, de IJzertijd en de Romeinse tijd alsmede sporen van agrarisch grondgebruik uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De sporen uit de 20e eeuw dateren uit WOII. Voorts zijn in 2011 ten zuiden van het plange-bied nederzettingresten uit de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd alsmede een crematiegraf uit de IJzertijd aangetroffen (waarnemingsnummer 25316;

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 45020; Diependaal & Koeman, 2011).

Gespecificeerde archeologische verwachting

Op grond van de landschappelijke situatie, een dekzandwelving met een plaggendek, en het voorkomen van meerdere archeologische vindplaatsen in de directe omgeving, kan aan het

plan-gebied een hoge archeologische verwachting worden toegekend voor resten uit de Late Prehisto-rie t/m de Nieuwe tijd. Meer specifiek geldt deze verwachting voor vuursteenstrooiingen uit de periode Laat Paleolithicum t/m Neolithicum en/of grote nederzettingen uit de periode Bronstijd t/m Late Middeleeuwen. Voorts kunnen sporen van agrarische activiteiten uit de Late Middel-eeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen alsmede archeologische resten uit WOII.

3 Veldonderzoek

3.1 Methoden

Het veldonderzoek is in twee fasen uitgevoerd. Het archeologisch begeleiden van de sloop van de fietsenrekken en het verkenend booronderzoek vonden plaats op 24 november 2012. De ar-cheologische begeleiding van de sloop van de noodgebouwen is uitgevoerd op 19 en 20 decem-ber 2012.

Conform het PvE is tijdens de tweede fase van de begeleiding een aantal monsters genomen ten behoeve van pollenonderzoek. In overleg met het bevoegd gezag (mevr. drs. C. Peen) is beslo-ten deze monsters niet te labeslo-ten waarderen. Dit werd in dit stadium van het archeologisch onder-zoek niet zinvol geacht. Bovendien kunnen gedurende een eventueel vervolgonderonder-zoek opnieuw monsters voor pollenonderzoek worden genomen. Tijdens een dergelijk onderzoek kan ook beter bepaald worden welke locactie(s) in aanmerking komen voor monstername.

Zie figuur 3 voor de locaties die archeologisch begeleid zijn.

Het veldonderzoek diende antwoord te geven op een aantal in het PvE geformuleerde onder-zoeksvragen:

1. Wat is de natuurlijke (geologische, geomorfologische en bodemkundige) opbouw van het plangebied?

2. Hoe is het gesteld met de gaafheid, zowel in horizontale als in verticale zin, en met de con-serveringsgraad van de bodem ter plaatse van het onderzochte gebied?

3. Is er sprake van een (lokaal) esdek/plaggendek? Uit welke periode(n) dateert het esdek?

Hoe dik is het esdek en hoe verhoudt zich dat tot de NAP-hoogte (en aanwezige glooiing) van het terrein (breng het paleoreliëf in beeld)?

4. Indien sprake is van een (lokaal) esdek, wat is er te zeggen over een datering, eventuele fase-ring van het esdek? Welke gewassen zijn er geteeld. Hoe zag het landschap er uit? Wat is er te zeggen over sporen van historische bodembewerking, vondsten in het esdek en de bodem waar-op het esdek is ontstaan?

5. Zijn archeologische resten en/of sporen aanwezig? Zo ja beschrijf aard, omvang, datering, gaafheid, conservering, karakter en inhoudelijk kwaliteit van de aangetroffen archeologische resten?

6. Zijn de aangetroffen archeologische resten/sporen te relateren aan de resultaten van de op-graving Streekziekenhuis? Wat is de relatie van de mogelijk aanwezige vindplaatsen met de wijdere omgeving?

7. Welke verklaring is er te geven als er geen archeologische resten worden aangetroffen?

Teneinde een eerste indruk te verkrijgen van de bodemopbouw van het plangebied en om even-tuele archeologische resten op te sporen zijn, aansluitend op de eerste fase van de archeologi-sche begeleiding, 8 boringen verricht (figuur 4; boring 1 t/m 8). Doorgaans worden boringen ge-zet in een standaardgrid, door de beperkte omvang van het plangebied en de aanwezigheid van bebouwing kon deze methode niet worden toegepast. De boringen zijn zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld.

Er is geboord tot maximaal 1,2 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschre-ven en met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Het opgeboorde materiaal is gezeefd met een zeef met een maaswijdte van 0,4 cm; het zeefresidu is met het blote oog geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren.

Aansluitend op de tweede fase van de begeleiding zijn 2 boringen verricht met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. Deze boringen zijn geplaatst op de locaties van de gesloopte nood-gebouwen (figuur 4; boringnummers 9 en 10). De boringen hadden tot doel de mate van versto-ring van het bodemprofiel vast te stellen.

De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit gebied te verwachten archeologische resten uit de periode Laat Paleolithicum t/m Nieuwe tijd. Deze methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen (Tol e.a., 2004).

GERELATEERDE DOCUMENTEN