• No results found

4 Interviews 4.1 Interviews per thema

4.2 Resultaten interviews

In paragraaf 3.1 is voor onder andere de kengetallen: groei dier/dag, voeder- conversie, vleespercentage, spekdikte, spierdikte, percentage AA, en percen- tage uitval een vergelijking opgesteld tussen 2007 en 2008. Ook is in tabel 3.2 aangegeven hoeveel bedrijven stijgen, dalen of gelijk blijven. Tijdens de inter- views is aan de varkenshouders gevraagd hun meningen ten aanzien van de hierboven beschreven kengetallen weer te geven. Niet alle geïnterviewde var- kenshouders hebben deze vraag volledig beantwoord of kunnen beantwoorden, vandaar zijn de resultaten beperkt tot tien en tot bovenstaande kengetallen. In tabel 4.1 worden de meningen van de varkenshouders weergegeven.

48

Tabel 4.1 Aantal meningen van varkenshouders over het verschil

tussen kengetallen van 2007 en 2008

Kengetal Stijgen Dalen Gelijk

Groei dier/dag 1 1 8 Voederconversie 9 1 Vleespercentage 10 Spekdikte 10 Spierdikte 4 4 2 % AA 6 1 3 % Uitval 7 0 3

Bron: Varkenshouders De Hoeve.

De meningen van de varkenshouders worden in figuur 4.1 vergeleken met de resultaten van de analyse (zie tabel 3.2).

Figuur 4.1 Vergelijking ervaringen en analyse

-200% -150% -100% -50% 0% 50% 100%

Groei/Dier/Dag Vleespercentage Voederconversie Spekdikte Spierdikte % AA % Uitval

Bron: Varkenshouders De Hoeve en Agrovision, bewerkt door LEI.

Uit figuur 4.1 blijkt dat ten aanzien van vleespercentage en spekdikte de er- varingen volledig overkomen met de resultaten van de analyse. Bij de groei per dier per dag lopen de ervaringen en de resultaten van de analyse ver uiteen. Dit geldt in mindere mate ook voor de kengetallen: voederconversie, spierdikte, type AA en uitval. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de ervaringen en de re-

49 sultaten van de analyse bij 5 van de 7 kengetallen verschillen opleveren. In fi-

guur 4.2 wordt de beperkte overlap in ervaringen en analyse illustratief weerge- geven.

Figuur 4.2 Verschil ervaringen en analyse a)

a) In deze figuur wordt geillustreerd dat er een beperkte overlap in ervaringen van varkenshouders en analyse van de gegevens bestaat.

Bron: Varkenshouders De Hoeve.

Samenvattend:

- De interviews laten zien dat de praktijkervaringen die varkenshouders met

beren hebben opgedaan niet overeenkomen met de resultaten van de uit- gevoerde analyse.

- De meerderheid van de geïnterviewde varkenshouders (90%) is positief over

het houden van beren en zal hier mee ook doorgaan omdat de markt dit voor gaat schrijven. Wel wordt gesteld dat het gedrag van de beren de ar- beidsvreugde negatief kan beïnvloeden en dat dit een reden kan zijn om te stoppen met het houden van beren.

- Voer heeft volgens de meeste varkenshouders (66%) invloed op het gedrag

van de beren en hier wordt dan ook veel mee geëxperimenteerd.

- De varkenshouders zijn verdeeld over de rol van de slachterij ten aanzien

van de verwaarding van berenvlees. Vooral de kosten van de test op beren- geur (65%) worden als te hoog ervaren en daarnaast willen ze graag weten hoeveel beren een afwijkende geur vertonen.

50

Het stoppen met castreren resulteert volgens de varkenshouders in een verbetering op gebied van duurzaamheid. De verbetering ligt volgens hen voor- namelijk een verbeterde voerbenutting en slachtkwaliteit.

51

5

Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

Doordat de gegevens in eerste instantie niet aan de gestelde kwaliteitseisen bleken te voldoen, werd het verzamelen van de benodigde data voor de analy- ses een moeizaam proces. Voor het ontbreken van voldoende kwaliteit zijn meerdere oorzaken aan te wijzen maar essentieel is het uitgangspunt dat bij de dataverzameling de varkenshouder zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de ingevoerde gegevens. Daarnaast is gebleken dat het managementsysteem vooral wordt gebruikt om aan verplichte administraties te voldoen en slechts beperkt wordt toegepast ten behoeve van het operationele management.

Tijdens de startbijeenkomst met onderzoekers en varkenshouders zijn ge- meenschappelijke vragen geformuleerd. Uit de bijeenkomst is onder andere gebleken dat de perceptie van de varkenshouders ten aanzien het gedrag (wel- zijn) van de beren verschilt. Het dierenwelzijn wordt in onderzoek naar gedrags- aspecten door Wageningen UR Livestock Research in een afzonderlijk rapport beschreven.

Vanuit de analyse van de kengetallen blijkt dat de kengetallen: voedercon- versie, vleespercentage, spekdikte, type AA, type B-C en uitval na het stoppen met castreren een verbetering laten zien. De kengetallen: kg voeropname per dag, groei per dier per dag en spierdikte laten echter een kleine verslechtering zien. Doordat tussen de bedrijven veel spreiding bestaat kan slechts voor de kengetallen: vleespercentage, spekdikte, spierdikte, type AA, type B-C over een consistent beeld gesproken worden.

De analyse van de slachtgegevens geeft aan dat veel verschillen tussen de bedrijven onderling bestaan. Ook bestaan veel verschillen tussen de kortingen en toeslagen voor geleverde beren en gelten. Waarbij het opvalt dat de ge- wichtkortingen bij de beren hoger zijn. Dit wordt enerzijds bepaald doordat het kortingvrije levertraject bij beren kleiner is en anderzijds doordat de ingehouden gewichtkortingen bij beren hoger zijn. Gezien de grote samenhang in leverings- curven van beren en gelten lijken de varkenshouders bij hun afleverstrategie hier (te) weinig rekening mee te houden. Aangezien het leveren van beren binnen het kortingsvrije gebied het hoogste rendement opbrengt zou dit het uitgangspunt voor de vaststelling van de afleverstrategie van beren moeten zijn.

52

Uit de economische vergelijking blijkt dat het stoppen met castreren een po- sitief effect van € 4,40 per afgeleverd vleesvarken genereert. Het positieve ef- fect van het houden van beren wordt voornamelijk veroorzaakt door afname van de voerkosten.

De resultaten die naar voren komen uit de analyses en economische verge- lijkingen van De Hoeve vertonen overeenkomsten met resultaten uit eerder on- derzoek. Wel blijkt dat de gewichtskortingen een grote rol spelen bij opstelling van economische vergelijking en dat bij voorgaande onderzoeken geen kosten voor test op berengeur zijn ingecalculeerd.

Het blijkt dat het aantal beren met afwijkende geuren, bepaald door bak- en braadtest, gemiddeld 2,4% bedraagt.

Om toch meer inzicht te krijgen in technische en economische aspecten van het houden van beren zijn aanvullend interviews gehouden. Hieruit blijkt dat de praktijkervaringen die varkenshouders met beren hebben opgedaan niet over- eenkomen met de resultaten van de uitgevoerde analyses.

De meerderheid van de geïnterviewde varkenshouders (90%) is positief over het houden van beren en zullen dit ook blijven doen omdat de markt dit vraagt. Wel wordt gesteld dat het gedrag van de beren de arbeidsvreugde negatief kan beïnvloeden en dat dit een reden kan zijn om te stoppen met het houden van be- ren. Voer heeft volgens de meeste varkenshouders (66%) invloed op het gedrag van de beren en hier wordt dan ook veel mee geëxperimenteerd. De varkens- houders zijn verdeeld over de rol van de slachterij ten aanzien van de verwaar- ding van berenvlees. Vooral de kosten van de test op berengeur worden als te hoog ervaren (65%) en daarnaast willen ze graag weten hoeveel beren een af- wijkende geur vertonen. Het stoppen met castreren resulteert volgens de var- kenshouders in een verbetering op gebied van duurzaamheid. De verbetering ligt volgens hen voornamelijk een verbeterde voerbenutting en slachtkwaliteit. Het dierenwelzijn is volgens de varkenshouders door het ongewenste gedrag van de beren zeker niet verbeterd maar zelfs verslechterd.

Het omzetten van de kennis (zowel proces als inhoud) in praktisch bruik- bare hulpmiddelen voor de brede praktijk is binnen dit project mede door het moeizame proces ten aanzien van het verzamelen van de benodigde data voor de analyses niet gerealiseerd. In de aanbevelingen wordt aangegeven op welke gebieden behoefte is aan praktisch bruikbare hulpmiddelen en hoe deze verder ontwikkeld kunnen worden.

53

5.2 Aanbevelingen

Ondernemers schakelen niet zonder meer over naar een ander bedrijfssysteem, ook al zijn de voordelen aangetoond. Dit heeft te maken met de onzekerheid rond een overstap naar een nieuw systeem. Het gaat niet alleen om de benodig- de kennis, maar ook om het vertrouwen in het eigen kunnen om deze kennis toe te kunnen passen. Een goede begeleiding van varkenshouders bij het berenma- nagement is essentieel. Het leereffect van het houden van beren door de tijd te nemen om te leren 'werken' met beren mag niet worden onderschat. Hierbij kan vooral gebruik worden gemaakt van ervaringen van collega's.

Op het gebied van afleverstrategieën zijn nog weinig veranderingen doorge- voerd. Op het gebied van voerstrategieën wordt veel geëxperimenteerd. Ener- zijds is hierbij het positief beïnvloeden van ongewenst gedrag het uitgangspunt, terwijl anderzijds het verhogen van de voederbenutting centraal staat. Bij zowel de aflever- als de voerstrategieën is aanvullend onderzoek en ondersteuning nodig.

Het houden van beren vraagt een aanpassing in zowel de aflever- als voer- strategie. Er is behoefte aan tools met een transparante en praktische opzet. De huidige manier van werken rond het managementsysteem maakt het lastig om een gestandaardiseerde vergelijking op te stellen. De aanbeveling is om hiermee in de opzet van en het werken met het managementsysteem meer re- kening te houden.

54