• No results found

Resultaten – Enquête

In document Poëzie en taal in het basisonderwijs (pagina 96-124)

K: De mate van overeenstemming:

10. Resultaten – Enquête

10.1 Over de resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquête besproken. Door de bevindingen in dit hoofdstuk te bespreken, wordt, zoals eerder al is aangegeven, een antwoord gegeven op deelvraag 3, 4 en 5 van dit onderzoek:

3. Op welke manier wordt volgens leerkrachten aandacht besteed aan poëzie en taal in het basisonderwijs?

4. In hoeverre is volgens leerkrachten sprake van een verbinding tussen het poëzieonderwijs en het taalvaardigheidsonderwijs?

5. Wat zijn de opvattingen en wensen van leerkrachten wat betreft het poëzieonderwijs op de basisschool en de verbinding hiervan met het taalvaardigheidsonderwijs? Per stelling uit de enquête zal in tabellen in de volgende paragraaf weergegeven worden welke antwoorden de respondenten gegeven hebben bij de stellingen uit de enquête. De mate van overeenstemming tussen de antwoorden van de respondenten bij verschillende stellingen komt in paragraaf 3 aan de orde. In paragraaf 4 worden de resultaten van de analyse van de antwoorden op de open vraag besproken.

De databestanden die gebruikt zijn bij de analyse van de enquêtegegevens zijn te vinden in bijlage VII. Het codeboek dat bij de databestanden gemaakt is, is in bijlage IV te vinden en de antwoorden op de open vragen in bijlage V.

10.2 De antwoorden van de respondenten op de stellingen 10.2.1 Over de resultaten

Zoals gezegd worden in deze paragraaf de antwoorden van de respondenten op des tellingen weergegeven. Per stelling wordt hieronder een tabel gepresenteerd met daarin zowel de

frequentieverdeling als de percentages van de antwoorden die door de respondenten ingevuld zijn. De percentages in de tabellen zijn afgerond naar één cijfer achter de komma. Ook wordt een korte beschrijving gegeven van de gegevens in de tabellen.

Soms kwam het voor dat een respondent bij een stelling geen antwoord aangekruist bleek te hebben of dat een respondent juist meerdere antwoordmogelijkheden bij een stelling aangekruist had. Zoals in hoofdstuk 9 al werd aangegeven zijn deze antwoorden bij het verwerken van de antwoorden aangeduid als ‘missing value’. Deze antwoorden zijn niet meegeteld bij het berekenen van de totalen en bij het berekenen van de percentages. De ‘missings’ worden apart in de tabellen weergegeven.

10.2.2 Resultaten stelling 1

Tabel 1: resultaten stelling 1

Stelling 1: Ik vind het belangrijk dat kinderen op school in contact gebracht worden met poëzie.

N %

Helemaal mee oneens 3 3.6

Mee oneens 0 0,0

Neutraal 1 1.2

Mee eens 26 31.0

Helemaal mee eens 54 64,3

Geldig totaal 84 100,0

Missing 0 x

In tabel 1 laten de percentages zien dat meer dan 95 procent van de respondenten het belangrijk zegt te vinden dat kinderen op school in contact gebracht worden met poëzie. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 1 van de enquête.

Slechts drie respondenten, 3,6 procent, gaven aan dat zij het helemaal oneens zijn met de stelling. Zij vinden het dus niet belangrijk dat kinderen op school in contact gebracht worden met poëzie.

Maar één respondent vulde ‘neutraal’ in bij deze stelling en is het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

10.2.3 Resultaten stelling 2

Tabel 2: resultaten stelling 2

Stelling 2: In mijn poëzielessen behandel ik bekende gedichten en/of rijmpjes.

N %

Helemaal mee oneens 1 1,2

Mee oneens 4 4,8

Neutraal 14 16,9

Mee eens 47 56,6

Helemaal mee eens 17 20,5

Geldig totaal 83 100,0

Missing 1 x

In tabel 2 laten de percentages zien dat meer dan 77 procent van de respondenten in zijn/haar poëzielessen bekende gedichten en/of rijmpjes behandelt. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 2 van de enquête.

Een groep van veertien respondenten, 16,9 procent, vulde ‘neutraal’ in bij deze stelling en is het daarom niet eens en niet oneens is met de stelling.

Slechts vijf respondenten, 6 procent, zijn het in meer of mindere mate oneens met de stelling. Zij behandelen in hun poëzielessen daarom geen bekende gedichten en/of rijmpjes.

10.2.4 Resultaten stelling 3

Tabel 3: resultaten stelling 3

Stelling 3: In mijn poëzielessen schrijven kinderen zelf gedichten.

N %

Helemaal mee oneens 2 2,4

Mee oneens 2 2,4

Neutraal 7 8,3

Mee eens 35 41,7

Helemaal mee eens 38 45,2

Geldig totaal 84 100,0

Missing 0 x

In tabel 3 laten de percentages zien dat bijna 87 procent van de respondenten in zijn/haar poëzielessen kinderen zelf gedichten laat schrijven. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 3 van de enquête.

Zeven respondenten, 8,3 procent, vulden ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Slechts vier respondenten, 4,8 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. In de poëzielessen van deze respondenten zouden kinderen daarom zelf geen gedichten schrijven. 10.2.5 Resultaten stelling 4

Tabel 4: resultaten stelling 4

Stelling 4: In mijn poëzielessen bespreek ik de kenmerken/eigenschappen van gedichten.

N %

Helemaal mee oneens 1 1,2

Mee oneens 2 2,4

Neutraal 7 8,3

Mee eens 48 57,1

Helemaal mee eens 26 31,0

Geldig totaal 84 100,0

Missing 0 x

In tabel 4 laten de percentages zien dat meer dan 88 procent van de respondenten in zijn/haar poëzielessen de kenmerken/eigenschappen van gedichten bespreekt.. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 4 van de enquête.

Zeven respondenten, 8,3 procent, vulden ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Slechts drie respondenten, 3,6 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Zij bespreken in hun poëzielessen daarom geen kenmerken/eigenschappen van gedichten.

10.2.6 Resultaten stelling 5

Tabel 5: resultaten stelling 5

Stelling 5: In mijn poëzielessen worden gedichten voorgedragen.

N %

Helemaal mee oneens 1 1,2

Mee oneens 2 2,4

Neutraal 10 12,0

Mee eens 35 42,2

Helemaal mee eens 35 42,2

Geldig totaal 83 100,0

Missing 1 x

In tabel 5 laten de percentages zien dat bij meer dan 84 procent van de respondenten in poëzielessen gedichten voorgedragen worden. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 5 van de enquête.

Een groep van tien respondenten, 12 procent, vulde ‘neutraal’ in bij deze stelling en is het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Slechts drie respondenten, 3,6 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. In de poëzielessen van deze respondenten worden daarom geen gedichten voorgedragen.

10.2.7 Resultaten stelling 6

Tabel 6: resultaten stelling 6

Stelling 6: Op de school waar ik les geef, wordt van mij verwacht dat ik af en toe aandacht besteed aan poëzie in de klas.

N %

Helemaal mee oneens 2 2,4

Mee oneens 11 13,1

Neutraal 20 23,8

Mee eens 33 39,3

Helemaal mee eens 18 21,4

Geldig totaal 84 100,0

Missing 0 x

In tabel 6 laten de percentages zien dat op de scholen van meer dan 60 procent van de respondenten van de respondenten verwacht wordt dat zij af en toe aandacht besteden aan poëzie in de klas. Deze respondenten vulden namen ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 6 van de enquête. Het valt op dat bijna een kwart van de respondenten ‘neutraal’ invulde bij deze stelling en het daarom niet eens en niet oneens is met de stelling.

Dertien respondenten, 15,5 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Op de scholen van deze respondenten wordt daarom niet verwacht dat zij af en toe aandacht aan poëzie besteden in de klas.

10.2.8 Resultaten stelling 7

Tabel 7: resultaten stelling 7

Stelling 7: Als ik les geef over poëzie, dan staat dit los van de vaste taallessen.

N %

Helemaal mee oneens 8 9,9

Mee oneens 15 18,5

Neutraal 23 28,4

Mee eens 26 32,1

Helemaal mee eens 9 11,1

Geldig totaal 81 100,0

Missing 3 x

In tabel 7 laten de percentages zien dat de poëzielessen van meer dan 43 procent van de respondenten los staan van de vaste taallessen. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 7 van de enquête.

Meer dan 28 procent van de respondenten vulde ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Een even grote groep respondenten, 28,4 procent, was het oneens of helemaal oneens met de stelling. De poëzielessen van deze respondenten staan daarom niet los van de vaste taallessen.

10.2.9 Resultaten stelling 8

Tabel 8: resultaten stelling 8

Stelling 8: Ik probeer in mijn poëzielessen te verwijzen naar mijn taallessen.

N %

Helemaal mee oneens 4 4,9

Mee oneens 8 9,9

Neutraal 33 40,7

Mee eens 23 28,4

Helemaal mee eens 13 16,0

Geldig totaal 81 100,0

Missing 3 x

In tabel 8 laten de percentages zien dat meer dan 44 procent van de respondenten in hun poëzielessen probeert te verwijzen naar hun taallessen. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 8 van de enquête.

Een opvallend grote groep van 33 respondenten, 40,7 procent, vulde ‘neutraal’ in bij deze stelling en is het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Twaalf respondenten, 14,8 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Zij proberen in hun poëzielessen daarom niet te verwijzen hun taallessen.

10.2.10 Resultaten stelling 9

Tabel 9: resultaten stelling 9

Stelling 9: Ik probeer in mijn taallessen te verwijzen naar mijn poëzielessen.

N %

Helemaal mee oneens 1 1,2

Mee oneens 3 3,7

Neutraal 40 48,8

Mee eens 23 28,0

Helemaal mee eens 15 18,3

Geldig totaal 82 100,0

Missing 2 x

In tabel 9 laten de percentages zien dat bijna de helft van de respondenten ‘neutraal’ invulde bij stelling 9 van de enquête. Zij zijn het daarom niet eens en niet oneens met stelling 9 van de enquête. Meer dan 46 procent van de respondenten vulde ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij deze stelling. Deze respondenten proberen daarom in hun taallessen te verwijzen naar hun poëzielessen. Slechts vier respondenten, 4,9 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Zij proberen in hun taallessen daarom niet te verwijzen naar hun poëzielessen.

10.2.11 Resultaten stelling 10

Tabel 10: resultaten stelling 10

Stelling 10: Tijdens sommige taallessen besteed ik aandacht aan poëzie.

N %

Helemaal mee oneens 0 0,0

Mee oneens 6 7,2

Neutraal 9 10,8

Mee eens 55 66,3

Helemaal mee eens 13 15,7

Geldig totaal 83 100,0

Missing 1 x

In tabel 10 laten de percentages zien dat 82 procent van de respondenten tijdens sommige taallessen aandacht besteedt aan poëzie. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 10 van de enquête.

Negen respondenten, 10,8 procent, vulden ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Slechts zes respondenten, 7,2 procent, waren het oneens met de stelling. Zij besteden tijdens sommige taallessen daarom geen aandacht aan poëzie.

10.2.12 Resultaten stelling 11

Tabel 11: resultaten stelling 11

Stelling 11: Ik ben geïnteresseerd in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs.

N %

Helemaal mee oneens 3 3,6

Mee oneens 6 7,2

Neutraal 19 22,9

Mee eens 34 41,0

Helemaal mee eens 21 25,3

Geldig totaal 83 100,0

Missing 1 x

In tabel 11 laten de percentages zien dat meer dan 66 procent van de respondenten geïnteresseerd is in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 11 van de enquête.

Negentien respondenten, 22,9 procent, vulden ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Negen respondenten, 10,8 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Zij zijn daarom niet geïnteresseerd in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs.

10.2.13 Resultaten stelling 12

Tabel 12: resultaten stelling 12

Stelling 12: Poëzie zou onderdeel uit moeten maken van de taalmethoden die op basisscholen gebruikt worden.

N %

Helemaal mee oneens 2 2,4

Mee oneens 1 1,2

Neutraal 5 6,0

Mee eens 47 56,6

Helemaal mee eens 28 33,7

Geldig totaal 83 100,0

Missing 1 x

In tabel 12 laten de percentages zien dat meer dan 90 procent van de respondenten vindt dat poëzie onderdeel uit zou moeten maken van de taalmethoden die op basisscholen gebruikt worden. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 12 van de enquête. Vijf respondenten, 6,0 procent, vulden ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Slechts drie respondenten, 3,6 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Zij vinden daarom niet dat poëzie onderdeel uit zou moeten maken van de taalmethoden die op basisscholen gebruikt worden.

10.2.14 Resultaten stelling 13

Tabel 13: resultaten stelling 13

Stelling 13: Poëzie zou een vast onderdeel moeten zijn van het taalvaardigheidsonderwijs op basisscholen.

N %

Helemaal mee oneens 1 1,2

Mee oneens 2 2,4

Neutraal 6 7,1

Mee eens 42 50,0

Helemaal mee eens 33 39,3

Geldig totaal 84 100,0

Missing 0 x

In tabel 13 laten de percentages zien dat meer dan 89 procent van de respondenten vindt dat poëzie een vast onderdeel zou moeten zijn van het taalvaardigheidsonderwijs op basisscholen. Deze respondenten vulden namelijk ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ in bij stelling 13 van de enquête.

Zes respondenten, 7,1 procent, vulden ‘neutraal’ in bij deze stelling en zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling.

Slechts drie respondenten, 3,6 procent, waren het oneens of helemaal oneens met de stelling. Zij vinden daarom niet dat poëzie een vast onderdeel zou moeten zijn van het taalvaardigheidsonderwijs. 10.3 De mate van overeenstemming tussen de antwoorden van respondenten

10.3.1 Over de resultaten

Zoals in hoofdstuk 9 al is uitgelegd, is aan de hand van de enquêtedata ook de mate van

overeenstemming nagegaan tussen de antwoorden van respondenten bij verschillende stellingen. Per stellingentweetal wordt hieronder besproken in welke mate sprake was van overeenstemming. Steeds wordt de berekende Cohen’s Kappa (K) genoemd en toegelicht en worden de gegeneerde kruistabellen besproken. De kruistabellen worden in deze paragraaf niet weergegeven, maar zijn wel in bijlage VI terug te vinden.

10.3.2 Stelling 1 en 11

In deze deelparagraaf wordt de mate van overeenstemming besproken tussen de antwoorden die respondenten gaven bij stelling 1 en de antwoorden die zij gaven bij stelling 11. De stellingen waren als volgt geformuleerd:

Stelling 1: ‘Ik vind het belangrijk dat kinderen op school in contact worden gebracht met poëzie.’ Stelling 11: ‘Ik ben geïnteresseerd in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs.’ De Cohen’s Kappa geeft 0,136 aan als waarde. Op basis van de betekenissen die Landis en Koch (1977) aan de verschillende Kappawaarden toegekend hebben, zie hiervoor hoofdstuk 9, kan daarom gesteld wordt dat de mate van overeenstemming tussen de antwoorden van de respondenten bij deze stellingen gering (‘slight’) is.

De kruistabel geeft één duidelijke overeenstemming aan, namelijk dat van de 55 respondenten die bij stelling 11 ‘mee eens’ in hadden gevuld, 54 respondenten (98,2 procent) ook bij stelling 1 ‘mee eens’ in hadden gevuld. Andersom was te zien dat van de 79 respondenten die bij stelling 1 ‘mee eens’ in hadden gevuld, 54 respondenten (68,4 procent) ook bij stelling 11 ‘mee eens’ in hadden gevuld. 54 respondenten vinden het daarom belangrijk dat kinderen op school in contact worden gebracht met poëzie én zijn geïnteresseerd in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs.

10.3.3 Stelling 6 en 11

In deze deelparagraaf wordt de mate van overeenstemming besproken tussen de antwoorden die respondenten gaven bij stelling 6 en de antwoorden die zij gaven bij stelling 11. De stellingen waren als volgt geformuleerd:

Stelling 6: ‘Op de school waar ik les geef, wordt van mij verwacht dat ik af en toe aandacht besteed aan poëzie in de klas.’

Stelling 11: ‘Ik ben geïnteresseerd in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs.’ De Cohen’s Kappa geeft 0,020 aan als waarde. Op basis van de betekenissen die Landis en Koch (1977) aan de verschillende Kappawaarden toegekend hebben, kan daarom gesteld wordt dat de mate van overeenstemming tussen de antwoorden van de respondenten bij deze stellingen gering (‘slight’) is.

Ook in deze kruistabel is de meeste overeenstemming waar te nemen bij het antwoord ‘mee eens’. Van de 55 respondenten die bij stelling 11 ‘mee eens’ in hadden gevuld, hadden 32 respondenten (58,2 procent) ook bij stelling 6 ‘mee eens’ ingevuld. Andersom was te zien dat van de 50 respondenten die bij stelling 6 ‘mee eens’ in hadden gevuld, 32 respondenten (64,0 procent) ook bij stelling 11 ‘mee eens’ in hadden gevuld. 32 respondenten geven daarom aan dat op de school waar zij lesgeven verwacht wordt dat zij af en toe aandacht besteden aan poëzie in de klas. Teven zijn zij geïnteresseerd zijn in een doorlopende leerlijn poëzie voor het basisonderwijs.

10.3.4 Stelling 6 en 12

In deze deelparagraaf wordt de mate van overeenstemming besproken tussen de antwoorden die respondenten gaven bij stelling 6 en de antwoorden die zij gaven bij stelling 12. De stellingen waren als volgt geformuleerd:

Stelling 6: ‘Op de school waar ik les geef, wordt van mij verwacht dat ik af en toe aandacht besteed aan poëzie in de klas.’

Stelling 12: ‘Poëzie zou onderdeel uit moeten maken van de taalmethoden die op basisscholen gebruikt worden.’

De Cohen’s Kappa geeft 0,032 aan als waarde. Op basis van de betekenissen die Landis en Koch (1977) aan de verschillende Kappawaarden toegekend hebben, kan daarom gesteld wordt dat de mate van overeenstemming tussen de antwoorden van de respondenten bij deze stellingen gering (‘slight’) is.

Net als bij de vorige kruistabellen is in deze kruistabel de meeste overeenstemming waar te nemen bij het antwoord ‘mee eens’. Van de 75 respondenten die bij stelling 12 ‘mee eens’ in hadden gevuld,

hadden 45 respondenten (60,0 procent) ook bij stelling 6 ‘mee eens’ ingevuld. Andersom was te zien dat van de 50 respondenten die bij stelling 6 ‘mee eens’ in hadden gevuld, 45 respondenten (90,0 procent) ook bij stelling 12 ‘mee eens’ in hadden gevuld. 45 respondenten geven daarom aan dat op de school waar zij lesgeven verwacht wordt dat zij af en toe aandacht besteden aan poëzie in de klas. Teven zijn zij van mening dat poëzie onderdeel uit zou moeten maken van de taalmethoden die op basisscholen gebruikt worden.

10.3.5 Stelling 8 en 9

In deze deelparagraaf wordt de mate van overeenstemming besproken tussen de antwoorden die respondenten gaven bij stelling 8 en de antwoorden die zij gaven bij stelling 9. De stellingen waren als volgt geformuleerd:

Stelling 8: ‘Ik probeer in mijn poëzielessen te verwijzen naar mijn taallessen.’ Stelling 9: ‘Ik probeer in mijn taallessen te verwijzen naar mijn poëzielessen.’

De Cohen’s Kappa is bij deze stellingen een stuk hoger en geeft 0,601 aan als waarde. Op basis van de betekenissen die Landis en Koch (1977) aan de verschillende Kappawaarden toegekend hebben, kan daarom gesteld wordt dat de mate van overeenstemming tussen de antwoorden van de respondenten bij deze stellingen redelijk (‘moderate’) is.

De meeste overeenstemming in deze kruistabel is waar te nemen bij de antwoorden ‘mee eens’ en ‘neutraal’. Van de 37 respondenten die bij stelling 9 ‘mee eens’ in hadden gevuld, hadden 29

respondenten (78,4 procent) ook bij stelling 8 ‘mee eens’ ingevuld. Andersom was te zien dat van de 36 respondenten die bij stelling 8 ‘mee eens’ in hadden gevuld, 29 respondenten (80,6 procent) ook bij stelling 9 ‘mee eens’ in hadden gevuld. 29 respondenten geven daarom aan dat zij in hun poëzielessen proberen te verwijzen naar hun taallessen én dat zij in hun taallessen proberen te verwijzen naar hun poëzielessen.

Van de 40 respondenten die bij stelling 9 ‘neutraal’ in hadden gevuld, hadden 29 respondenten (72,5 procent) ook bij stelling 8 ‘neutraal’ ingevuld. Andersom was te zien dat van de 33 respondenten die bij stelling 8 ‘neutraal’ in hadden gevuld, 29 respondenten (87,9 procent) ook bij stelling 9 ‘neutraal’ in hadden gevuld. 29 respondenten zijn het daarom niet eens en niet oneens met de stelling ‘Ik probeer in mijn poëzielessen te verwijzen naar mijn taallessen’. Teven zijn zij het niet eens en niet oneens met de stelling ‘Ik probeer in mijn taallessen te verwijzen naar mijn poëzielessen’.

10.3.6 Stelling 10 en 12

In deze deelparagraaf wordt de mate van overeenstemming besproken tussen de antwoorden die respondenten gaven bij stelling 10 en de antwoorden die zij gaven bij stelling 12. De stellingen waren als volgt geformuleerd:

Stelling 10: ‘Tijdens sommige taallessen besteed ik aandacht aan poëzie.’

Stelling 12: ‘Poëzie zou onderdeel uit moeten maken van de taalmethoden die op basisscholen gebruikt worden.’

De Cohen’s Kappa geeft 0,278 aan als waarde. Op basis van de betekenissen die Landis en Koch (1977) aan de verschillende Kappawaarden toegekend hebben, kan daarom gesteld wordt dat de mate van overeenstemming tussen de antwoorden van de respondenten bij deze stellingen redelijk (‘fair’) is. De kruistabel geeft één duidelijke overeenstemming aan, namelijk dat van de 74 respondenten die bij

In document Poëzie en taal in het basisonderwijs (pagina 96-124)