• No results found

6.1 Algemeen

6.1.1 Zoötechnísche aspecten

Als de bezochte bedrijven overzíen worden, dan valt op dat er sprake ís van grote verschillen tussen bedrijven. Dit kan gezien worden als een uiting van een houderíjsysteem ín een vroeg ontwíkkelíngsstadíum. De meeste bedrijven hebben voor ze overgingen tot de aanschaf van één of meer voerstations ook al groepshuísvestíng toegepast. Vaak zijn via verbouw van bestaande ruimten systemen gecreëerd. De groepsgrootte die werd aangetroffen op de bezochte bedrijven liep uiteen van 25 tot 75 zeugen. Het oppervlak varieerde van 1.2 tot 2.3 víerkante meter per zeug. Tussen beide factoren bestond geen relatie.

6.1.2 Gedragsaspecten

Wat direct opvalt bij binnenkomst ín de stal ís de rust die bínnen de groep heerst. Het betreden van de stal wordt niet, zoals bij handmatig gevoerde dieren, geassocieerd met voerverstrekking. Ook het lopen tussen de dieren zelf leidt nauwelijks tot enige verstoring. De zeugen laten zich gemakkelijk hanteren.

6.1.3 Gezondheídsaspecten

0 tot 25% van de zeugen op de diverse bedrijven bleek ingedeeld te worden ín de categorie matige conditie. Dit duidt erop dat er ten aanzien van het voerníveau grote verschillen bestaan tussen de bedrijven. Een te laag voerniveau kan aanleiding zijn tot grotere

rond het voerstation.

In totaal zijn op 12 bedrijven 572 zeugen geïnspecteerd. Bij 161

dieren (28%) werden daarbij geconstateerd.

Deze waren als volgt verdeeld; 111 lichte verwondingen; 39 ernstiger verwondingen; en 11 uitgebreide beschadigingen.

Wachten

Het aantal dieren dat bij de ingang van het voerstation staat of ligt te wachten ís sterk afhankelijk van het stadium van de cyclus en het tijdstip op de dag. Aan het eind van de voercyclus hebben alle dieren gegeten en wordt vrijwel uitsluitend gerust. Stationbezoeken vinden dan slechts incidenteel plaats. Kort na de start van een nieuwe cyclus neemt het aantal wachtende dieren toe tot een gemiddeld aantal van 4 zeugen.

Ook het tijdstip op de dag ís van enige invloed. Vroeg ín de ochtend wordt meer gerust dan later op de dag, hetgeen tot uitdrukking komt

ín het aantal wachtende dieren.

Ingaan

De toegang tot het voerstation kan op twee manieren zijn uitgevoerd. Op 8 bedrijven was de ingang volledig geopend, waarbij de zeug gemakkelijk en snel het voerstation kan betreden. Het systeem is eenvoudig te leren door nieuwe zeugen. Als nadeel moet worden genoemd dat de toegang pas afgesloten wordt nadat herkenning heeft plaatsgevonden of, in geval van een mechanische box, nadat de zeug het hekje voor de weggedrukt heeft, waardoor via een stangenstelsel de ingang wordt gesloten, Hierdoor bestaat de moge- lijkheid dat een tweede zeug direct na de eerste het voerstation betreedt en haar voorganger verjaagt. Dit ís zeker mogelijk bij een doorloopvoerstatíon.

Een andere uitvoering ís die waarbij de ingang ís voorzien van scharnierende deurtjes. Daarbij moet tenminste één van de deurtjes naar buiten worden gedraaid. Omdat het openen van deze deurtjes enkele seconden in beslag neemt, ondervindt een zeug die het

voerstation betreedt al direct enige bescherming van achteren. Híer tegenover staat dat bij dit principe de zeugen vaker getraind moeten worden om de deurtjes zelf te leren bedienen.

Herkenning

Alle voerstations waren uitgevoerd met een passief

systeem. Hierbij beschikt de zender niet over een voedingsbron maar wordt door de ontvanger, die gemonteerd ís de trog van het voerstation, geactiveerd.

33

De zenders zijn met behulp van een halsband aan de nek van de zeug bevestigd.

Bij de pneumatisch vergrendelde voerstations wordt de toegangsdeur pas afgesloten nadat de zeug is herkend en een voertegoed ís vast- gesteld. Het Interval tussen het betreden van het voerstatíon en sluiten ís gemiddeld 3 seconden.

Bíj de mechanisch bediende box wordt de toegang door de zeug zelf afgesloten. Dit geschiedt onafhankelijk van de electronische her- kenning of voerverstrekking en neemt bijzonder weinig tijd ín beslag.

Het merendeel van de electronisch vergrendelde boxen ís voorzien van een mechanisme dat de achterdeurtjes na het ingaan van iedere zeug gedurende zeven seconden vergrendelt. In de tussenliggende tíjd wordt gecontroleerd of de zeug nog een voertegoed heeft. Is dit het geval, dan blijven de toegangsdeurtjes vergrendeld en wordt voer verstrekt. Het interval tussen betreden en vergrendeling bedraagt in de regel niet meer dan één of twee seconden.

Voerverstrekking

Het voer wordt op alle bedrijven in pelletvorm verstrekt. De snelheíd varieerde van 2 tot 4 gram per seconde, wat overeenkomt met 120 tot 240 gram per minuut. Op de meeste bedrijven wordt 3 gram per seconde, oftewel 180 gram per mínuut aangehouden.

Waterverstrekking

Het is algemeen bekend dat de opnamesnelheid van droogvoer afneemt naarmate de hoeveelheid opgenomen voer stijgt. Dit kan er zelfs toe leiden dat een zeug stopt met vreten en het voerstation verlaat om te gaan drinken. De kans ís groot dat hierbij een (aanzienlijke) hoeveelheíd ongewenst ín de trog achterblijft.

Op 3 bedrijven wordt naast voer ook water ín het voerstation verstrekt. De watergift ís hierbij beperkt tot tijdens de verstrekking. Daarbij zijn twee principes aangetroffen; het toe- voegen van een vaste hoeveelheid water aan iedere gedoseerde portie voer, of vrije opname van water via een ín de trog bevestigde drinknippel.

Aan de andere kant nemen de boxbezoeken meer tijd ín beslag, waar- door het aantal zeugen dat door één box gevoerd kan worden lager uít zal vallen dan bij de voerstatíons met ingestelde hektíjd.

Ondanks de hektíjd werd op vrijwel alle bedrijven incidenteel voer ín de trog aangetroffen. Omdat het om een gering aantal waar- nemingen gaat kon geen relatie met de ingestelde hektíjd aangetoond worden. Naast hektíjd spelen ook andere factoren een rol bij het al dan niet aantreffen van restvoer. Deze factoren zijn:

totaal gedoseerde hoeveelheid voer; vorm waarín het voer verstrekt wordt; snelheid waarmee het voer gedoseerd wordt; het índívíduele dier.

dient als zeer ongewenst te worden aangemerkt, omdat dít voor oudere zeugen aanleiding ís extra bezoeken aan het voerstatíon te brengen.

Verlaten voerstatíon

Bij de terugloopvoerstatíons moet de zeug wachten tot het ontgren- delen van de toegangsdeur heeft plaatsgevonden, alvorens zij de box achterwaarts kan verlaten. Híerbíj wordt zij ín sterke mate belem- merd door de wachtende zeugen die het voerstatíon betreden. Bij het doorloopprincipe kan de zeug de box aan de voorzijde ver- laten. Deze uitgang ís niet vergrendeld, waardoor de zeug niet op het verlopen van ingestelde hektíjd hoeft te wachten. Bij twee typen doorloopvoerstatíons bleef de hektíjd van kracht als de zeug het station al via de vooruitgang verlaten had. De wachtende zeugen constateren een onbezette box, die zij nog niet kunnen betreden. Dít leidt tot extra onrust, waarbij de zeugen de toegang met geweld proberen te forceren. Het installeren van een deurschakelaar die het vertrek van een zeug registreert en vervolgens de toegang ontgren- delt lijkt een goede oplossing. Dit was aangebracht op een derde type doorloopstation.

Op twee bedrijven werden de zeugen na het verlaten van de box een slurf weggeleid van het voerstation. Hiermee werd voorkomen dat wachtende zeugen via de uitgang proberen het voerstatíon te betreden of de uitgaande zeug belemmeren om het voerstation te verlaten. De lengte van deze slurf varieerde van tot meter.

C

Figuur Situeríng van het krachtvoerstation

A. Doorloopvoerstation; zowel in- als uitgang bevinden zich op de ligruimte. Hierdoor zullen wachtende en uitgegeten dieren de rustende soortgenoten storen.

Terugloopvoerstatíon; de toegang ís gesitueerd op de roosters, het voerstation zelf staat op dichte vloer. Er ís voldoende ruimte voor wachtende dieren.

Doorloopvoerstation; zowel in- als uitgang bevinden zich op de roostervloer. Weinig kans op verstoring van

rustende dieren. Blokkeren van de uitgang is mogelijk,

Figure 2: Position of the station

station; both and exit are

situated in the lying area. Sows waiting and sows which

leave the station disturb resting animals.

B. station; the entrance/exit

is situated on the slatted area, the station itself is

situated on the solid floor. around the is

for animals waiting.

C. Valk-through station; both as wel1 as exit on

the slatted floor. Little to disturb resting

37

6.2.1.2 Gedragsaspecten ín relatie tot de voerruimte

Bij het verlaten van het voerstation konden de zeugen, als de deur ontgrendeld werd, agressie verwachten van de wachtende dieren. Bij alle terugloopvoerstations was deze agressie aanzienlijk. Dit kon aanleiding geven tot klíngbíjten. Bíj doorloopvoerstatíons was de agressie ten aanzíen van het etende dier aanzienlijk mínder.

Toch was er ook op deze bedrijven wel degelijk sprake van agressief gedrag, omdat het nog etende dier door de wachtende dieren door een beet in de achterhand uit de box werd gedreven. Dit geforceerd ver- drijven uit de box leidt tot agressíe van de verjaagde zeug ten opzichte van soortgenoten. Op slechts één bedrijf kon de zeug zonder "angst" de box verlaten. Hierbij ontgrendelde de zeug zelf de achter- deur van de doorloopvoerbox, door haar kop uit de trog te trekken en gebruik te maken van de uitgang aan de voorzijde.

Bij voerboxen met roosters ín de lengte-richting kan het etende dier gemakkelijk uitglijden. Dít speelt met name bij het verlaten van de terugloopvoerstations (2 situaties). Mechanische gebreken van de

zoals voer, dat gedeeltelijk naast de voerbak valt, veroor- zaken veel onrust (1 situatie).

6.2.1.3 Gezondheídsaspecten ín relatíe tot de voerruímte

Zoals in 4.2.1.2 ís aangegeven leidt agressie rond het voerstation tot vulvabijten, maar ís deze agressie verschillend, afhankelijk van het voerstatíonontwerp. In tabel 2 is de vulvascore weergegeven voor 13 bedrijven (één bedrijf ís daarbij opgedeeld tot 2 bedrijven). De bedrijven zijn gerangschikt naar vulvascore en daarbij ís het stationprincipe weergegeven,

De vulvascore werd berekend door het aantal geringe verwondingen maal 1, het aantal ernstiger beschadigingen maal 2 en het aantal

de beschadigingen maal 3, bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door het aantal geïnspecteerde zeugen.

38

Tabel 2: Bedrijven in volgorde van vulvascore met daarbij aangegeven de score en het gebruikte voerstation ontwerp.

Farm ín order of vulva1 lesíon score, actual vulva1 lesíon score (the hígher the score the more vulvas were damaged) and the type of feedíng station used.

bedrijf vulvascore 0.17 0.27 0.31 0.33 0.33 0.35 0.37 0.37 0.40 0.55 0.65 0.76 voerstationtype doorloop doorloop doorloop doorloop

Uit bovenstaande tabel ís af te leiden dat bij toepassing van loopvoerstatíons (rangnummer 1, 2, 4, de gemiddelde vulva score

0.24) duidelijk lager ís dan bij terugloopstations (gem. vulvascore 0.44). Geen verschil ís aanwezig tussen dubbele, resp. enkele voerstations met terugloop (gem. vulvascore 0.45 resp. 0.44). Los van deze algemene trend komen op sommige bedrijven zeer hoge scores voor. De oorzaak hiervan ís:

één (of enkele) índívídu(en) die zich zeer traumatiserend opstellen; een slechte lay-out van de wachtruimte;

overlap van de wachtruimte met andere functiegebieden.

Geconcludeerd kan worden dat het doorloopprincipe in het voerstation wel tot een vermindering van het aantal klingbeschadigingen leidt, maar het probleem niet geheel voorkomt.

Daarvoor blijft het nodig de oorzaken die tot klíngbíjten aanleiding geven te kennen.

Deze was ruimtelijk duidelijk gescheiden van de ligruimte, maar werd door de zeugen ook benut om te mesten.

Op de drie resterende bedríjven vormde de wachtruimte een onderdeel van de ligruimte. Dit had enige bevuílíng, maar meer nog, verstoring van de rustende díeren tot gevolg.

Figuur 3: De wachtruimte, toegankelijkheid tot het voerstation. A. De zeugen kunnen zich in een volledíge cirkel opstellen

rondom het voerstatíon. De wachtruimte ís echter te ondíep, waardoor een blokkade van de looproutes op kan treden.

sítuatíe A, echter voldoende diepte. Enige bevuílíng van de lígruímte kan optreden. Weíníg blokkeren. C. In deze sítuatíe kunnen wachtende dieren volle-

dig rondom het voerstation opstellen. De vrije ruímte voor de ingang ís echter voldoende groot.

D. De wachtende dieren hebben maar een církelsígment van 90" beschikbaar. De uittredende zeug wordt door wachtende soortgenoten sterk belemmerd.

Figure 3: The waitíng area: accessabílíty of the feedíng station

A. The sows rank up ín a full círcle around the

entrance, the waítíng area ís not deep enough,

whích míght ín a of the walkíng route.

B. As A; now the depth of the waítíng area ís suffícíent.

Some dungíng on the lyíng area Líttle

problems wíth blockage of passages.

a part of a full círcle avaílable for waítíng

anímals, but suffícíent. Waítíng area not straíght

ín front of the of the feed box.

D. to station problematíc: less than quatre círcle

avaílable. The sows are queuíng. Reversíng sow heavíly hampered by waítíng anímals.

42

6.2.2.2 Groepsaspecten ín relatie tot de wachtruimte

De gedragswaarnemingen zijn steeds ruim voor de voerstart aangevang- en. Het aantal dieren dat bij het begin van de voerstart naar het voerstation toeging was opvallend klein; bijna nooit meer dan 4 5 dieren.

De wachtende dieren zijn ten opzichte van elkaar zonder uitzondering agressief. De gevestigde sociale rangorde kan dit niet voorkomen. Indien het voerrantsoen aan de krappe kant is, neemt de agressie toe (1 situatie). Bij gelijktijdige verstrekking van ruwvoer is deze agressie minder hevig (2 situaties). Opmerkelijk is dat de agressie in de wachtruímte ín sterk verhevigde mate optreedt nadat het laatste portie voer van het etende dier is gedoseerd. Hieruit valt af te leiden dat deze laatste portie herkenbaar is. Vanaf dat moment lijkt het voor de wachtende dieren zaak zich een goede uitgangspositie voor het ingaan van het voerstation te verwerven. Het streven dient er bij verdere ontwikkeling van het voerstation op gericht te zijn de beloning van zeugen die reeds hun portie op hebben, weg te nemen

(geen voerresten; goede trogvorm) en het aantal dieren dat om de toegang strijdt te reduceren (bijv. door gebruik te maken van een rustgroep).

Ook de toegankelijkheid van het voerstation heeft effect. Indien ach- ter een voerstation slechts een deel van een církel-segment (minder dan 120 graden) beschikbaar is voor wachtende dieren, vormen deze zo mogelijk een cordon van twee tot drie rijen dik (zie figuur Bij een voerstation moet een zeug, die de box verlaat zich achteruit door enkele rijen varkens heen worstelen, die stuk voor stuk geneigd zijn om dit dier van achteren te bijten. Hierdoor neemt de kans op een vulvaverwonding aanmerkelijk toe.

Stereotypiën kwamen op alle bedrijven voor, ook ín de rustperiode. De percentages betrokken dieren verschilden echter aanmerkelijk van bedrijf tot bedrijf, zonder dat hiervoor een voor de hand liggende oorzaak kon worden gevonden.

Op alle bedrijven was het percentage zeugen, dat bezig was met stereotyp-gedrag ín de wachtruimte, het dubbele van het percentage dieren dat in de ligruimte dit gedrag uitvoerde. Dit duidt aan, dat het wachten, op een voerbeurt bij het dier aanzienlijke spanningen oproept.

45

Op bedrijven waar bij eenzelfde hokínríchtíng verschillen ín grootte aanwezig waren, was dit duidelijk waarneembaar.

Bij toepassing van een hoge bezettíngsdíchtheid m2) ligoppervlak per zeug) werd ín de regel mínder bevuílíng van de dichte vloer aangetroffen ten opzichte van identieke hokken waarin minder zeugen gehuisvest waren. Aan de andere kant werden ín die

situaties meer dieren waargenomen díe op de roosters lagen. gebrek kan hiervan de oorzaak zijn.

Op bedrijven met ingestrooide ligplaats kon geen duidelijk effect van onderbezetting op bevuílíng worden geconstateerd.

A

B

C

Figuur 4: De ligruimte

A. Ondiepe, brede lígruímte

B. Diepe lígruímte, door het aanbrengen van dingen ís de wandlengte per zeug vergroot.

Diepe lígruímte, waarin zich duidelijke looproutes gevormd hebben.

4: The lying area

A. Not deep, wide lying area.

area more than one sow deep. By extra

partitions use of the area becomes appropriate.

l

6.2.5

48

Kreupele zeugen of zeugen die slecht ter been zijn, vermijden het lopen over (gladde) roosters. Zij proberen langs de rand van de dichte

van de lígruímte te lopen en gebruiken deze dan ook als ruímte (2 situaties), Op twee bedrijven was dit onmogelijk gemaakt door de verhoogde lígruímte te voorzíen van een ronde rand. Bovendien was hier de lígruímte slechts één zeuglengte diep.

In twee gevallen, waar aangrenzend aan het zeugengroepshok een was gesitueerd (gescheiden door hekwerk), bestond voor het in de lígruímte, een mestplaats.

In dergelijke gevallen ís het aangewezen het hok van de beer te laten grenzen aan de mestruimte.

De drinkplaats

De drinkplaats bestaat uit een watervoorziening met de inrichting er omheen. Naast een beschrijving zal ingegaan worden op het gebruik.

6.2.5.1 Beschrijving van de drinkplaats

De drínkp laats Drí nkwate rvers

ís m e e s trekking

tal gesitueerd ín de mes truímte.

bui het voers tatíon vond plaats m.b.v. drinknippels, drinkbakjes en troggen met daarin of er net boven een sproeíníppel. Op 40% van de bedrijven was aan weerszijden van de drinkwatervoorziening een kort hekwerk aangebracht. Het aantal plaatsen varieerde van tot 3.

6.2.5.2 Het gebruik van de drinkplaats

Drinkwatervoorziening

Met name grote zeugen hebben problemen om zonder morsen uit de drinkbakjes te drinken. Vermorsen van water treedt ook op bij gebruik van drinknippels zonder trog. De trog met sproeíníppel functioneert goed.

Hekwerk

Door het plaatsen van hekwerk aan weerszijden van de trog kan ling van de trog door mest voor een belangríjk deel worden voor- komen, De zeug wordt tevens gedwongen om recht voor de

gelegenheid te gaan staan, waardoor ook mínder vermorsíng optreedt.

Aantal drinkgelegenheden

Op bedrijven waar meer dan één trog of drínkbak per groep aanwezig was, werd vaak maar één schone drinkgelegenheid aangetroffen. De andere(n) bevuíld en werden niet of nauwelijks gebruíkt. Eén drinkgelegenheid per aanwezig voerstation ís voldoende.

Sítueríng

Na het verlaten van het voerstation gaan de zeugen eerst drinken. Dit ís een gang die alle zeugen minsten één- of tweemaal per dag afleggen, Het ís daarom gewenst dat de drinkplaats zodanig

tueerd ís dat rustende dieren niet gestoord behoeven te worden. Het spreekt voor zich dat de drinkgelegenheid zich op het

gedeelte dient te bevinden.

Debiet

In een drietal situaties was de verstrekking van water nogal krap. Dit had tot gevolg, dat er rond de drinkplaatsen agressie

Hierbij speelden duidelijke rangorde-problemen.

Scheiding van functiegebieden looproutes

In een goed functionerend groepshok voor zeugen, voeren de dieren de diverse functies/gedragíngen uit ín de daartoe geëigende functíe- gebieden. Bij het uitvoeren van de ene functíe moeten de zeugen niet door zeugen worden gestoord díe een andere functie uitvoeren. Verder moet een zeug niet worden belemmerd bij het bereiken van een functíe-

gebied. Dit houdt ín dat een logische scheiding van functiegebieden gewenst is en dat er looproutes beschikbaar moeten zijn tussen de functíegebíeden.

N

N

N

52

In een laatste kolom is de gemiddelde kreupelheidscore voor de respec- tievelijke bedrijven weergegeven. Dit getal ís berekend door éénmaal de scores 1, tweemaal de scores 2 en driemaal de scores bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal geïnspecteerde zeugen.

Zoals eerder ís opgemerkt, leidt de hier gebruikte methode van onder- zoek niet tot harde bewijzen voor de relatie tussen hokkwalíteít en ín dit geval beengebreken. Wel het mogelijk om de door de waarnemers opgedane indruk te onderbouwen. Zo bestond de indruk dat het klimaat van invloed ís op het voorkomen van beengebreken. Daarom zijn ín tabel

3 de waarnemingen met betrekking tot beengebreken en met betrekkíng tot klimaat en hokínríchtíng gecombineerd.

Uit tabel 3 valt af te lezen dat er een relatie bestaat tussen het