• No results found

Resultaten – H1: audit fee

32 Corporate Governance, Audit en Non-Audit Fees Transparantie en Toelichtingen

7.2 Resultaten – H1: audit fee

Voordat de significantie van de relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de audit is bepaald, is allereerst gekeken naar de multicollineariteit tussen de variabelen. Multicollineariteit betekent dat een bepaalde samenhang tussen verschillende variabelen aanwezig is, die ongunstig is voor de resultaten van het onderzoek. Deze kunnen doordat sprake is van een hoge mate van correlatie worden beïnvloed zodat een scheef resultaat ontstaat. Om de correlatie tussen verschillende variabelen te testen zijn twee tests uitgevoerd. Ten eerste is een Pearson-correlation test uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn te vinden in tabel 2.

37 Corporate Governance, Audit en Non-Audit Fees

Audit Fee QCG Size Complexi tiy Inherent Risk Leverage Profitab

ility Loss Industry Big 4

Fin.Y ear Switc h Audit Fee 1 QCG 0,299 1 Size 0,616 0,383 1 Complexitiy 0,643 0,196 0,658 1 Inherent Risk -0,081 -0,128 -0,444 -0,164 1 Leverage 0,337 0,259 0,495 0,266 -0,201 1 Profitability -0,023 0,118 0,172 0,051 -0,283 0,014 1 Loss 0,026 0,008 -0,163 -0,124 0,130 -0,061 -0,567 1 Industry 0,216 0,293 0,476 0,340 -0,405 0,649 -0,021 -0,050 1 Big 4 0,322 0,403 0,386 0,132 -0,108 0,080 0,030 -0,009 0,078 1 Fin.Year 0,010 -0,155 0,110 -0,080 -0,187 -0,031 0,036 -0,097 -0,054 0,044 1 Switch -0,079 -0,036 -0,077 -0,087 -0,107 -0,011 -0,005 0,050 -0,067 0,054 -0,037 1 N=68

Significant op een niveau van 1% (tweezijdig)

Significant op een niveau van 5% (tweezijdig)

Tabel 2 - Correlatiematrix H1:Audit Fee

Zoals uit bovenstaande tabel kan worden afgelezen is de maximale correlatie 0,670. Het maximum wat deze correlatie mag zijn is 0,7 (Tabachnick & Fidell, 2001). De waarde 0,670 zit dus net onder de maximale waarde van 0,7. Een tweede manier waarmee de correlatie tussen de factoren kan worden bepaald is met behulp van een OLS-regressie. Met behulp van deze regressie kunnen zogenoemde ‘Variance Inflation Factors’ worden gegeneerd. Het maximum wat deze ‘VIF’s’ mogen aannemen is tien (Chatterjee & Price, 1991). Het maximum wat deze VIF in dit onderzoek aanneemt is 3,6. Dit is ruim onder het maximum van tien. Uit deze tests kan worden aangenomen dat geen sprake is van multicollineariteit.

Om te bepalen of een relatie bestaat tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de audit fee is een regressieanalyse uitgevoerd. Ter verduidelijking worden de hypotheses die met behulp van deze regressieanalyse worden getoetst hier nogmaals weergegeven:

H1a: Er bestaat een negatieve relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de audit fee.

H1b: Er bestaat een positieve relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de audit fee.

In tabel 3 zijn de resultaten die met behulp van de regressieanalyse zijn gegenereerd weergegeven.

38 Corporate Governance, Audit en Non-Audit Fees

Model 1 t-waarden 2 t-waarden

α -1,732 -1,124 -1,722 -1,096 Size 0,704 9,068 0,705 8,844 Complexity 0,001 1,560 0,001 1,538 Inherent Risk 2,025 3,293 2,028 3,254 Leverage 0,009 0,452 0,009 0,446 Profitability -0,530 -0,817 -0,525 -0,791 Loss 0,433 1,717 0,434 1,695 Industry -1,145 -2,154 -1,141 -2,100 Big4 -0,157 -0,378 -0,151 -0,343 Fin.Year -0,308 -0,567 -0,312 -0,560 Switch 0,102 0,233 0,101 0,229 QCG -0,047 -0,045 Adjusted R2 0,784 0,780 ∆ R2 0,004 N=68

Significant op een niveau van 1% (tweezijdig)

Tabel 3 - Resultaten H1 - Audit Fee

Om de significantie van de variabelen te meten zijn twee toetsen verricht. Ten eerste is een analyse uitgevoerd waarin alleen de controlevariabelen zijn meegenomen. Dit is model 1. Hierna is een test uitgevoerd waarbij zowel de controlevariabelen als de experimentele variabele zijn meegenomen. De experimentele variabele is in dit onderzoek de kwaliteit van corporate governance, aangegeven door QCG. Door het toevoegen van deze experimentele variabele kan het effect wat deze variabele op het gehele model heeft worden gemeten. De eerste en tweede kolom geven de resultaten van de toets zonder de experimentele variabele weer. De derde en vierde kolom geven de resultaten weer van de toets waarin de variabele kwaliteit van corporate governance wel is meegenomen. In de eerste en derde kolom zijn de waarden opgenomen die de richting van het verband weergeven. Deze kunnen in de formule die in sectie 6.4 is opgesteld worden weergegeven. Deze zijn voor het tweede model als volgt:

2 &5!!  08 9:: 0 ; ;49  ; 9;< !  ; ;;8"#$!%&'

 : ;:=()!*!&+,-  ; ;;>.!/!* ! 0 ; <:<*"& 1&'  ; 4?4.",, 0 8 848( 2,&*' 0 ; 8<834 0 ; ?8:56! *  ; 8;87&)  

Voordat de significantie wordt gemeten, moet worden bepaald of de variabelen die in het model zijn meegenomen de variatie in de hoogte van de audit fee bepalen. Dit kan worden gemeten door middel van R2. Deze R2 geeft weer hoeveel van de verandering in de audit fee wordt bepaald door de variabelen die in het onderzoek zijn meegenomen. Voor beide modellen komt R2 uit op 0,816. Dit betekent dat als een verandering in de audit fee plaatsvindt, dit voor 81,6% wordt bepaald door de variabelen die in dit onderzoek zijn meegenomen. In bovenstaande tabel is ook ∆R2 weergegeven. Dit geeft de verandering in R2 aan doordat de experimentele variabele wordt toegevoegd. Zoals uit de tabel blijkt wordt de verandering in de hoogte van de audit fee niet bepaald door de kwaliteit van corporate governance. ∆R2 is namelijk 0.

39 Corporate Governance, Audit en Non-Audit Fees

Nadat R2 is bepaald kan de significantie van het gehele model worden gemeten. Deze wordt bepaald met behulp van de F-waarde. Voor dit model is de F-waarde 25,305 met een significantie van 0,000. Over het algemeen wordt verondersteld dat dit significantieniveau lager moet zijn dan 0,05. Dit betekent dus dat dit model erg significant is.

In tabel 3 zijn tevens de t-waarden van het model opgenomen. Deze geven de significanties van de verschillende variabelen aan. Zoals uit de tabel blijkt zijn grootte, inherent risico, of een bedrijf een verlies rapporteert en of een bedrijf een financiële instelling is of niet significant. Uit de t-waarde van de experimentele variabele kwaliteit van corporate governance blijkt dat corporate governance een negatieve invloed heeft op de hoogte van de audit fee. Dit betekent dat een hogere kwaliteit van corporate governance zorgt voor een lagere audit fee. Echter is het effect zo klein dat deze variabele niet significant is. Zowel H1a als H1b kan dus niet worden geaccepteerd. De kwaliteit van corporate governance heeft een zeer kleine negatieve invloed, echter is deze niet significant. In sectie 8 Discussie zijn de resultaten verder besproken.

7.3 Resultaten – H2: Non-audit fee

Ook bij de bepaling van de significantie van de tweede hypothese is eerst de correlatie tussen de verschillende factoren bepaald. Ook bij deze hypothese zijn twee tests uitgevoerd. De Pearson-correlatie is in tabel 4 weergegeven.

Non-Audit

Fee QCG Size

Complexit iy

Inherent

Risk Leverage Profitability Loss Industry Big 4 Fin.Year Switch Non-Audit Fee 1 QCG 0,145 1 Size 0,429 0,383 1 Complexitiy 0,323 0,196 0,658 1 Inherent Risk 0,004 -0,128 -0,444 -0,164 1 Leverage 0,351 0,259 0,495 0,266 -0,201 1 Profitability 0,047 0,118 0,172 0,051 -0,283 0,014 1 Loss -0,054 0,008 -0,163 -0,124 0,130 -0,061 -0,567 1 Industry 0,194 0,293 0,476 0,340 -0,405 0,649 -0,021 -0,050 1 Big 4 0,106 0,403 0,386 0,132 -0,108 0,080 0,030 -0,009 0,078 1 Fin.Year -0,283 -0,155 0,110 -0,080 -0,187 -0,031 0,036 -0,097 -0,054 0,044 1 Switch 0,067 -0,036 -0,077 -0,087 -0,107 -0,011 -0,005 0,050 -0,067 0,054 -0,037 1 N=68

Significant op een niveau van 1% (tweezijdig)

Significant op een niveau van 5% (tweezijdig)

Tabel 4 - Correlatiematrix H2: Non-audit Fee

Uit bovenstaande tabel blijkt dat ook bij de tweede hypothese geen sprake is van multicollineariteit. De hoogste waarde is 0,658. Dit ligt net onder de maximale waarde van 0,7 (Tabachnick & Fidell, 2001). Bij de tweede test waarmee de correlatie tussen de variabelen wordt getoetst worden ‘Variance Inflation Factors’ gegeneerd. De maximale waarde die deze VIF’s aannemen is 3,7. Dit is ruim onder de maximale waarde van tien (Chatterjee & Price, 1991). Uit deze tests blijkt dus dat er geen sprake is van multicollineariteit tussen de variabelen.

Om de relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de non-audit fee te meten is een regressieanalyse uitgevoerd. De hypotheses die worden getoetst zijn als volgt:

40 Corporate Governance, Audit en Non-Audit Fees

H2a: Er bestaat een negatieve relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de non-audit fee.

H2b: Er bestaat een positieve relatie tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de non-audit fee.

In tabel 5 zijn de resultaten van de regressieanalyses weergegeven.

Model 1 t-waarden 2 t-waarden

α -8,425 -1,240 -7,733 -1,121 Size 0,967 2,826 1,013 2,895 Complexity -0,000 -0,171 -0,000 -0,226 Inherent Risk 3,200 1,180 3,380 1,236 Leverage 0,132 1,435 0,130 1,408 Profitability -0,111 -0,039 0,224 0,077 Loss -0,181 -0,163 -0,083 -0,074 Industry -2,433 -1,038 -2,164 -0,907 Big4 -1,314 -0,717 -0,894 -0,462 Fin.Year -6,680 -2,793 -7,009 -2,864 Switch 1,932 1,004 1,895 0,980 QCG -3,193 -0,705 Adjusted R2 0,371 0,377 ∆ R2 0,006 N=68

Significant op een niveau van 1% (tweezijdig) Tabel 5 - Resultaten H2: Non-audit Fee

Wederom zijn twee toetsen verricht om de significantie van de variabelen te meten. Ook hier zijn in de eerste twee kolommen de resultaten van de regressieanalyse weergegeven waarin alleen de controlevariabelen zijn meegenomen. In de tweede en derde kolom is ook de experimentele variabele kwaliteit van corporate governance toegevoegd.

De waarden die in de eerste en derde kolom zijn opgenomen geven de richting van het verband aan. De waarden uit de derde kolom kunnen in de formule die in sectie 6.4 is opgesteld als volgt worden weergegeven:

@"2 &5!!  09 9?? 0 ? 8>?  8 ;8? !  ; ;;;"#$!%&'

 ? ?=;()!*!&+,-  ; 8?;.!/!* !  ; ::4*"& 1&' 0 ; ;=?.",, 0 : 8A4( 2,&*' 0 ; =>434 0 9 ;;>56! *  8 8=< 7&)   Ook nu is voordat de significantie is bepaald, door middel van R2 gekeken naar hoeveel variatie in de hoogte van de non-audit fee wordt bepaald door de variabelen die in dit onderzoek zijn meegenomen. In het model waar alleen de controlevariabelen zijn meegnomen wordt 0,371 van de variatie in de non-audit fee bepaald door deze controlevariabelen. Door het toevoegen van de experimentele variabele kwaliteit van corporate governance wordt 0,377 bepaald door de variabelen die zijn meegenomen. Dit betekent dat 37,7% van de verandering in de hoogte van de non-audit fee wordt bepaald door bovenstaande variabelen. 62,3% van de variatie wordt dus bepaald door variabelen die niet in dit onderzoek zijn meegenomen. Zoals hierboven vermeld

41 Corporate Governance, Audit en Non-Audit Fees

stijgt R2 door de toevoeging van de kwaliteit van corporate governance met 0,06%, aangegeven door ∆R2. Dit betekent dat de kwaliteit van corporate governance 0,06% van de variatie in de non-audit fee bepaald.

Vervolgens kan de significantie van het gehele model worden gemeten. Dit gebeurt aan de hand van de F-waarde. Deze F-waarde geeft voor dit model een waarde van 3,075 met een significantieniveau van 0,003. Ook hier is sprake van een sterk significant model, omdat deze 0,003 ruim onder het algemeen veronderstelde significantieniveau van 0,05 ligt.

In tabel 5 staan tevens de t-waarden van de verschillende variabelen weergegeven. Zoals uit deze tabel blijkt, zijn de variabelen grootte en of een onderneming een einde boekjaar heeft op 31 december significant.

Uit de t-waarde van de experimentele variabele blijkt dat een negatieve relatie bestaat tussen de kwaliteit van corporate governance en de hoogte van de non-audit fee. Dit betekent dat een hogere kwaliteit van corporate governance voor een lagere non-audit fee zorgt. Echter is deze invloed zo klein, dat geen sprake is van een significant verband. Zowel H2a als H2b kunnen niet worden aangenomen. In sectie 8 Discussie zijn de resultaten verder besproken.

8 Discussie

In deze sectie zijn de resultaten die uit de regressieanalyses naar voren zijn gekomen besproken. Allereerst zijn de resultaten van de eerste hypothese met betrekking tot de audit fee verklaard. Vervolgens behandel ik de resultaten van de tweede hypothese met betrekking tot de non-audit fee.