• No results found

 Ben je in het dagelijks leven bewust met je gezondheid bezig?

 Is er een specifieke reden waarom je het vitaliteitsprogramma niet volgt?

 Wat zou ervoor kunnen zorgen dat je het programma wel zou volgen..

 Hoe wordt er binnen jouw team gedacht over het vitaliteitsprogramma?

 Hoe wordt er binnen jouw team gedacht over vitaliteit?

 In hoeverre heeft dit invloed op jouw keuze om het programma niet te volgen?

 Hoe denk je dat Consult het vitaliteitsprogramma aantrekkelijker kan maken voor mensen die het programma niet (willen) volgen?

 Welk advies zou jij Consult geven betreffende het programma en vitaliteit?

Einde van het interview:

- Zijn er dingen die u had willen bespreken, maar die nog niet aan de orde zijn geweest?

- Heeft u nog toevoegingen of dingen die ik mee kan nemen in mijn volgende interviews?

CONTACTGEGEVENS

Bijlage 2

Figuur 3: Datastructuur

A. Zelf bepalen waar en wanneer je werkt

B. Het is afhankelijk van de flexibiliteit van de klant C. Het is afhankelijk van de werkzaamheden

D. Sociale omgang met collega’s

E. Interactie met de klant F. Ervaren van vrijheid G. Ondersteuning leidinggevende

H. Het ervaren van positieve energie/flow status

I. De interne processen J. De ervaren werkdruk K. Onduidelijkheden in werkzaamheden

L. Het ervaren van stress, vermoeidheid en irritatie M. De kennis over het vitaliteitsprogramma

N. Bereikt worden per email, schermen, verhalen van collega’s

O. Gebruik van Social Enterprise

P. In het dagelijks leven bewust met gezondheid bezig

Q. Interesse in vitaliteit

R. Behoefte aan praktische tips om met stress om te gaan S. Steun directe leidinggevende

Werkhulpbronnen Het Nieuwe Werken

Werkeisen

Communicatie

Motivatie T. Zorgt voor meer

bewustwording

U. Geloofwaardig door wetenschappelijke theorie V. Ontbreken van leerdoelen en naslagwerk

W. Gebruik van kennis in het dagelijks leven

X. Aanraden aan collega’s

Ervaring

Welzijn van medewerkers

Corporate

Bijlage 3 Tabel 2

Overkoepelende dimensies

Thema’s Representatieve data

Overkoepelde dimensie: welzijn van medewerkers

1. Het Nieuwe Werken

A. Zelf bepalen waar en wanneer je werkt

B. Het is afhankelijk van de flexibiliteit van de klant

C. Het is afhankelijk van de werkzaamheden

A1. “Ik mag gewoon thuis werken of bij de klant als ik dat wil. Dus best veel vrijheid heb ik in die zin.” [R6]

A2: “Ik werk liever op kantoor, maar als de monteur langs komt, kan ik gewoon vanuit huis werken” [R12]

A3: “Het komt eigenlijk nooit voor dat ik vanuit huis kan werken.” [R14]

B1: “Het ligt echt aan de klant of je thuis mag werken” [R3]

B2: “Het is klantafhankelijk, gelukkig heb ik een flexibele klant.” [R10] B3: “De klant bepaalt eigenlijk waar je werkt en dan kun je geluk of pech hebben.” [R16]

C1: “Als ik moet focussen werk ik soms vanuit huis, maar voor meetings ben ik altijd op kantoor.” [R8]

C2: “Ik kies vaker voor kantoor, omdat ik het idee heb dat ik hier productiever ben.” [R7]

C3: “Ja als ik me echt moet concentreren dan is het soms wel rustig om thuis te zitten.” [R17]

2. Werkhulpbronnen

D. Sociale omgang met collega’s

E. Interactie met de klant

F. Ervaren van vrijheid

G. Ondersteuning leidinggevenden

D1: “Mijn collega’s, daar krijg ik energie van.” [R5]

D2: “Samenwerken met collega’s, vind ik een van de leukere dingen.” [R10]

D3: “De mensen met wie je werkt, dat is echt een hulpbron.” [R13]

E1: “De overleggen met de klant vind ik altijd heel leuk.” [R2]

E2: “De klant uitleggen waarom jouw plan hun organisatie gaat helpen.” [R10] E3: “Je leert ook veel van die interactie met de klant, dat is wel echt leuk.” [R17]

F1: “De vrijheid die ik krijg vind ik heel fijn.” [R3]

F2: “Ik heb veel vrijheid in mijn werk, dat geldt zeker als hulpbron” [R11] F3: “Ik pak mijn vrijheid en dat kan ook gewoon.” [R17]

G1: “Dat wat je doet ook echt erkend wordt, dat is ook wel fijn.” [R5] G2: “Dat je te horen krijgt dat je iets goeds hebt gedaan.” [R9]

H. Het ervaren van positieve energie/flow status

achter me staat, dat is een hulpbron.” [R13]

H1: “Een soort flow waarin je kan zitten en dan kun je waanzinnig lekker

werken.” [R4]

H2: “Een hulpbron is ook de positieve energie die er hier op kantoor heerst.” H3: “Dat zijn momenten dan zit ik echt even in de flow achter mijn laptop.”

3. Werkeisen

I. De interne processen

J. De ervaren werkdruk

K. Onduidelijkheden in werkzaamheden

I1: “Ik ben nu manager, dat kost meer tijd om ook mijn Consult regelwerk op orde te krijgen” [R1]

I2: “Ja alles wat er nog extra bij komt, qua interne processen vind ik een eis.” [R11]

I3: “De extra regel zaken die nog bovenop je werkzaamheden komen.” [R14]

J1: “De druk die van bovenaf uitgevoerd wordt.” [R6]

J2: “Ik denk de werkdruk die je soms ervaart.” [R9]

J3: “Het gevoel dat je onder druk staat.” [R12]

K1: “Dat ik niet weet waar ik aan toe ben.” [R3]

K2: “Onduidelijkheden binnen de samenwerking vind ik ook echt

L. Het ervaren van stress, vermoeidheid en irritatie (na het ervaren van werkeisen)

vervelend.” [R11]

K3: “Geen duidelijkheid hebben over de taken die je moet uitvoeren.” [R18]

L1: “Dan ben ik gewoon vooral erg geïrriteerd.” [R13]

L2: “Ja dan heb ik een korter lontje.” [R9]

L3: “Dan ben ik vooral gewoon erg moe.” [R16]

Overkoepelde dimensie: Corporate vitaliteitsprogramma

4. Communicatie

M. De kennis over het vitaliteitsprogramma

N. Bereikt worden per email, schermen, verhalen van collega’s

O. Gebruik van Social Enterprise (interne communicatiekanaal van Consult)

M1: “Een programma wat je helpt bij je werk en privé balans en hoe je omgaat met stress.” [R1]

M2: “Het helpt je over de gehele breedte fitter te zijn dus fysiek, mentaal en emotioneel” [R11]

M3: “Het enige wat ik weet is dat er een meetingroom is met stuiterballen.” [R17]

N1: “Ja sowieso per mail, en via de schermen en als er activiteiten zijn.” [R5] N2: “E-mails voornamelijk en verhalen van collega’s.” [R7]

N3: “Ik ontvang wel eens mails, maar die lees ik eigenlijk niet echt.” [R13]

O1: “Nee, daar ben ik niet actief op.” [R1]

O2: “Nee, ik doe daar niet zoveel mee eigenlijk.” [R10]

O3: “Nee, wat is dat?” [R17]

5. Motivatie

P. In het dagelijks leven bewust met gezondheid bezig

Q. Interesse in vitaliteit

R. Behoefte aan praktische tips om met stress om te gaan

S. Steun directe leidinggevenden

P1: “Ja, ik ben wel bezig met sport en voeding enzo.” [R6]

P2: “Ja, door het programma ben ik daar beter mee omgegaan.” [R9]

P3: “Ja, ik sport 4 keer per week en let op wat ik eet.” [R18]

Q1: “Ik was benieuwd wat ik kon veranderen om nog fitter te worden, ook mentaal.” [R4]

Q2: “Ik was gewoon geïnteresseerd in hoe ik mijn vitaliteit kon verbeteren.” [R10]

R1: “Ik was opzoek naar tips over work life-balance en stress.” [R5]

R2: “Ik liep tegen wat dingen aan destijds en had behoefte aan wat tips en hoe ik hiermee om moest gaan.” [R8]

S1: “Binnen ons team hebben veel collega’s het gevolgd dus mijn manager raad het ook gewoon aan.” [R3]

S2: “Mijn manager support het, die is ook heel enthousiast.” [R12]

6. Ervaring

U. Geloofwaardig door wetenschappelijke theorie

V. Ontbreken van leerdoelen en naslagwerk

W. Gebruik van kennis in het dagelijks leven

X. Aanraden aan collega’s

me praktische tips gegeven.” [R5] T2: “Door het programma ben ik bewuster gaan leven.” [R9]

U1: “De workshops die gebaseerd waren op wetenschappelijke theorie waren geloofwaardiger.” [R6]

U2: “Het is fact based, je wordt overtuigd.” [R4]

V1: “Dat je wat meer met jezelf aan de slag gaat, van mijn part dat je opdrachten mee naar huis krijgt waardoor je er echt actief mee bezig gaat.” [R3]

V2: “De laatste workshop hebben we allemaal leuke oefeningen gedaan, maar daar is geen naslagwerk over.” [R2]

W1: “Dagelijks wil ik niet zeggen, of nou ja eigenlijk wel..” [R3]

W2: “Ja, ik loop nu na de lunch elke dag de trap op, dat soort kleine dingen.” [R1]

X1: “Ik raad het programma aan iedereen aan. Het houdt je een spiegel voor en je hebt er gewoon echt wat aan.” [R5] X2: “Ja, ik raad het zeker andere mensen aanraden.” [R8]