• No results found

6 Beschouwing

6.5 Relatie met de burger

De Wmo omvat niet alleen verwachtingen over de effecten van de nieuwe regels op de relatie tussen de burgers onderling (meer sociale samenhang door meer maatschappelijke inzet), maar ook verwachtingen over de gevolgen die de wet zal hebben voor de relatie tussen de overheid en de burger, i.c. tussen de gemeente en haar inwoners. De wet zal, zo is de veronderstelling, gevolgen hebben voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en burger waar het de redzaamheid betreft én voor de mate waarin burgers medeverantwoordelijk worden voor het door de gemeente te ontwikkelen beleid op het terrein van maatschappelijke ondersteuning. Ook ten aanzien van deze twee aspecten van het Wmo-beleid kent de gemeente een grote mate van beleidsvrijheid met de daarbij horende afwegingen en mogelijke dilemma’s.

6.5.1 Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid

In de redeneerketen achter de Wmo wordt groot gewicht toegekend aan de

zelfredzaamheid van de burger, ook van de burger met beperkingen. Daarmee probeert de wetgever een antwoord te geven op de als negatief ervaren gevolgen van de

verzorgingsstaat, die burgers er te gemakkelijk toe zou uitnodigen onnodig gebruik te maken van publieke voorzieningen (Van den Broeke & Van der Veer, 2008). Ongeacht de veronderstelde reden voor deze ongewenste afhankelijkheid van de verzorgingsstaat – het afschuiven van verantwoordelijkheden door de burger (Dalrymple, 2001) dan wel een te grote lankmoedigheid van de overheid zelf (Schuyt, 1995) –, de komst van de Wmo moet er aan bijdragen dat mensen zich weer zelf verantwoordelijk voelen voor hun

mogelijkheden om zichzelf te redden en aan de samenleving deel te nemen. Op

voorzieningen voor ‘maatschappelijke ondersteuning’ kan pas een beroep worden gedaan als de zelfredzaamheid duidelijk tekortschiet of een groter beroep op eigen

verantwoordelijkheid niet haalbaar is.

Ook hier is weer sprake van een as waarop posities worden ingenomen vanuit een visie op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en ideeën over de zelfredzaamheid. Tot hoever reikt deze eigen verantwoordelijkheid en vanaf wanneer mogen of moeten burgers

ondersteund worden bij het herstel of behoud van hun redzaamheid. De posities op deze as worden niet alleen bepaald door opvattingen over manieren waarop burgers

ondersteund kunnen worden (informeren, adviseren, begeleiden of oplossen) maar ook door risico’s op overlast en verkommering, samenhangend met mogelijkheden van (groepen) burgers om de regie over het eigen leven te voeren.

6.5.2 Inspraak en burgerparticipatie

Een tweede vraag naar de relatie tussen gemeenten en burgers is directer aan de Wmo gerelateerd en betreft de wettelijke taken die de Wmo in dezen aan gemeenten oplegt. De wet zegt immers in de art. 11 dat gemeenten verplicht zijn ‘ingezetenen’ in het algemeen bij de planvorming te betrekken. Art. 12 voegt daar nog aan toe dat gemeenten vooraf overleg moeten plegen met representatieve organisaties van mensen met beperkingen. De wet zegt echter ook dat de gemeenten zich tegenover de burger moet verantwoorden door te publiceren wat ze doet en de tevredenheid van de burger daarover te onderzoeken. Deze horizontale verantwoording, die is vastgelegd in art. 9 van de wet, is een nieuw en uniek sturingselement. Met het opnemen ervan wil de wetgever de gemeente

‘instrumenten geven om (…) de burgers instrumenten te geven om op het lokale niveau invloed te geven op het terrein van maatschappelijke ondersteuning’ (TK 2004/2005). Gezien haar beleidsvrijheid in de uitvoering van de Wmo, kan de gemeente echter veel meer doen dan dit minimum aan wettelijke eisen, die zijn samen te vatten met ‘inspraak geven’. Zo kan de gemeente zaken samen met burgers ontwikkelen. Dit vergroot zowel het draagvlak voor voorzieningen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning als de maatschappelijke inzet van de burgers daarbij. De gemeente kan nog een stap verder gaan door samenwerkende burgers een buurtbudget ter beschikking te stellen waarmee ze zelf ondersteuning realiseren. Ook daarbij gaat het dan om eigen

verantwoordelijkheid, maar dan van burgers in een buurt of dorp als collectief. Bij de afwegingen om deze vormen van burgerparticipatie wel of niet te stimuleren gelden daarom voor de gemeente vergelijkbare afwegingen, waaronder ook die ten aanzien van kwaliteit, duurzaamheid, toegankelijkheid en controleerbaarheid.

Literatuur

Broeke, J. van den & Veer, J. van der (2008). Sociologisch-theoretische notities Wmo

evaluatie (interne notitie). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Boer, A. de & Timmermans, J. (2007). Blijvend in balans. Een toekomstverkenning van

informele zorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl2007).

BZK (2001). Sociaal gericht, sociaal verplicht, verkenning sociale infrastructuur. Den Haag:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/SDU.

BZK (2002). Naar een veiliger samenleving. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken

en Koninkrijksrelaties/Ministerie van Justitie

Dalrymple, Th. (2001). Life at the bottom: The worldview that makes the underclass.

Chicago: Ivan R Dee.

EK (2005/2006). Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet

maatschappelijke ondersteuning). Eerste Kamer, vergaderjaar 2005/2006, nr. 30131A.

Etzioni, A.(1993). The spirit of community. New York: Crown.

Etzioni, A. (2001). The third way to a good society. Sociale Wetenschappen 44(3), p. 5-40.

Frissen, P.H.A. (2004). Evaluatie OA-beleid: van maakbaarheid naar autonomie en variëteit.

Een bestuurlijke review van OAB/WSNS/LGF. Breda: z.u.

Graaf, H. van de & Hoppe, R. (1996). Beleid en politiek: een inleiding tot de

beleidswetenschap en de beleidskunde. Bussum: Coutinho.

Hart, J. de, et al. (2002). Zekere banden. Sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid. Den

Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl2002a).

Hoogerwerf, A. (red.) (1989). Overheidsbeleid. Alphen aan den Rijn: Samsom.

IGZ (2005). Openbare gezondheidszorg: hoe houden we het volk gezond? Den Haag:

Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Klerk, M., R. Gilsing en J. Timmermans (red.) (2010). Op weg met de Wmo. Evaluatie van de

Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 – 2009. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. (www.scp.nl2010)

Kodden, F. & Meijer, J. (1995). Zorgen voor samenhang – een verkennende studie naar

samenwerkingsmogelijkheden tussen gemeenten en zorgverzekeraars in het ouderenbeleid. Utrecht: FSW

Koops, H. & Kwekkeboom, M.H. (2005a). Vermaatschappelijking in de zorg – ervaringen en

verwachtingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2005/5) (www.scp.nl2005a).

Koops, H. & Kwekkeboom, M.H. (2005b). (Goed) burgerschap van mensen met een

beperking. In: De goede burger. Tien beschouwingen over een morele categorie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl2005b).

Kwekkeboom, M.H. (1997). De ontwikkeling van een lokaal beleid voor ouderen en

gehandicapten. Welzijnsbeleid in de lokale samenleving 6. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-cahier 138).

Kwekkeboom, M.H. (2001). Zo gewoon mogelijk – onderzoek naar draagvlak en

draagkracht voor de vermaatschappelijking in de geestelijke gezondheidszorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2001/8) (www.scp.nl2001).

Kwekkeboom, R., Roes, Th. & Veldheer, V. (2002). De werkelijkheid van de Welzijnswet,

een verkenning van de werking van de Welzijnswet op lokaal, provinciaal en landelijk niveau. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl2002b).

Kuperus, K., W.Hendrixk, E. Oei en S. Kats.(2006). Voortgangsrapportage pilots Wmo.

Zwolle: Deloitte.

Nieuwenhuijsen, P. (1985). Gemeenten als proeftuin voor een houdbare verzorgingstaat.

Deventer: Van Loghum Slaterus.

Pennen, A.W. van der, et al. (1995). Welzijnsbeleid in de lokale samenleving – een

verkennende studie in drie gemeenten. Rapportage Welzijnswet 5. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Planije, M. & Rensen, P. (2007). Monitor Plan van aanpak maatschappelijke opvang.

Rapportage 2007. Utrecht: Trimbos-instituut.

Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. New York: Simon & Schuster.

Regering (2012). Bruggen slaan – regeerakkoord VVD – PvdA, Den Haag: Rijksoverheid

(regeerakkoord Rutte II)

Roes, Th. (2002). Sociale cohesie en sociale infrastructuur. Verkenning van

beleidsmogelijkheden en bestuurlijke modellen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl2002c).

Rijk/G4 (2006). Plan van aanpak maatschappelijke opvang. Den Haag: Rijksoverheid en 4

Grote Steden

Schnabel, P. (2000). Vergroting van de maatschappelijke cohesie door versterking van de

sociale infrastructuur. In: R.P. Hortulanus & J.E.M. Machielse (red.), In de marge. Sociaal debat nr. 1. Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie bv.

Schellingerhout, R. (2008). Ondersteunende voorzieningen. Samenhang tussen

AWBZ-gefinancierde zorg en woon- en welzijnsvoorzieningen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl2008).

Schuyt, C.J.M. (1995). Tegendraadse werkingen. Sociologische opstellen over de

onvoorziene gevolgen van verzorging en verzekering. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Schuyt, K. (1997). Sociale cohesie en sociaal beleid. Drie publiekscolleges in de Balie.

Amsterdam: stichting uitgeverij De Balie.

Stb (2003). Wet van 3 april 2003 tot vaststelling van de Wet gelijke behandeling op grond

van handicap of chronische ziekte. Staatsblad 206.

Stb (2006). Wet van 29 juni 2006, houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke

ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning). Staatsblad 351.

SZW (2002). Protocol Wvg, Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Stomp, O. (2007). Zelfstandig wonen verhoogt levensgeluk. Interview met Joost

Timmermans, J. (2006a). Hoe traag kan beleid werken? In: Altijd een antwoord, SCP - Nieuwjaarsuitgave 2006. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau

(www.scp.nl2006).

Timmermans, J. (2006b). De AWBZ, eigen en collectieve verantwoordelijkheid. De leunstoel

- internetmagazine voor rustige mensen, 3(18).

Timmermans, J. (2007). Vergrijzing, ramp of zegen? Lezing Kerk in Actie, 30 maart 2007

(www.kerkinactie.nl).

Timmermans, J.M. & Kwekkeboom M.H. (2008). Verwachtingen van de Wmo. Den Haag:

Sociaal en Cultureel Planbureau (interne notitie).

TK (1997/1998). Lokaal sociaal beleid. Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997/1998, 25 614, nr. 5.

TK (2003/2004). Zorg en maatschappelijke ondersteuning. Brief van de minister en de

staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003/2004, 29 538, nr. 1.

TK (2004/2005). Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning. Wet

maatschappelijke ondersteuning; voorstel van wet en memorie van toelichting. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004/2005, 30 131 nrs. 2-3.

TK (2005/2006). Compensatieplicht in de WMO. Amendement van het lid Van Miltenburg

c.s. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005/2006, 30 131, nr. 65 2.

TK (2010/2011a) Toekomst AWBZ. Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport (Programmabrief Langdurige zorg) Tweede Kamer, vergaderjaar 2010/2011, 30 597. Nr. 186

TK (2010/2011b) Toekomst AWBZ. Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport Tweede Kamer, vergaderjaar 2010/2011, 30 597. Nr. 206

Trimbos (2008). Plan van Aanpak maatschappelijke opvang in de centrumgemeenten.

Stand van zaken en knelpunten. Utrecht: Trimbos-instituut.

VNG (2007). Stappenplan Stedelijk Kompas, Intensivering van de aanpak van dakloosheid.

Den Haag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

VWS(2007).Tweede voortgangsrapportage Wmo, DMO/WMO-2793797, Den Haag:

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WHO (2001). International classification of functioning, disability and health. Genève: