• No results found

In het eerste rekenverzoek van 3 september 1999 is KPN eveneens verzocht om de systeem- systeem-opzetkosten voor nummerportabiliteit toe te rekenen aan een 5 jaar-venster

60

In het eerste rekenverzoek van 3 september 1999 is KPN eveneens verzocht om de

systeem-opzetkosten voor nummerportabiliteit toe te rekenen aan een 5 jaar-venster.

omdat hier niet de return on assets maar de return on sales (ROS) relevant zou zijn. Toepassing van een ROS van 16% zou resulteren in een tarief van NLG 2,60.

De voorlopige tarieven

Na ontvangst op 2 november 1999 van de resultaten van het derde rekenverzoek heeft het college

geconstateerd dat de verzochte aanpassingen en herberekeningen door KPN zijn uitgevoerd. Dit betekent dat thans aanleiding bestaat het aangepaste EDC kostentoerekeningssysteem, voor zover dit heeft geleid tot de naar aanleiding van het derde rekenverzoek resulterende voorlopige tarieven voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000, tijdelijk en onder de in hoofdstuk 8 nader te melden nadere voorwaarden goed te keuren.

Ten aanzien van de naar aanleiding van het derde rekenverzoek resulterende voorlopige tarieven is het college dan ook van oordeel dat deze op basis van de EDC-systematiek op kosten zijn georiënteerd. De bedoelde door KPN voor de onderscheiden diensten te hanteren kostengeoriënteerde voorlopige tarieven zijn vermeld in Annex 4 bij onderhavig besluit. Nu deze voorlopige tarieven met het

kostentoerekeningssysteem overeenstemmen, in de zin van artikel 6.6, vierde lid Tw, zal KPN geen daarvan afwijkende voorlopige tarieven in rekening mogen brengen.

Separaat besluit voor wat betreft de definitieve tarieven

In de loop van EDC-II is het college op basis van nadere overwegingen tot het standpunt gekomen dat ten aanzien van de bepaling van de definitieve tarieven aanleiding bestaat tot nadere afwegingen en verdere besluitvorming. Het college neemt ten aanzien van deze definitieve tarieven op korte termijn een separaat besluit.

Hoofdstuk 8. Besluit

De beoordeling, zoals in onderhavig document weergegeven, in het kader van het door KPN op 29 april 1999 aan het college van OPTA ter beschikking gestelde document “Het EDC kostentoerekeningssysteem van KPN”, leidt het college tot het volgende besluit:

Het college keurt het op basis van het derde rekenverzoek door KPN aangepaste EDC kostentoerekenings-systeem voor interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten, voor zover dit heeft geleid tot de naar aanleiding van dat derde rekenverzoek resulterende voorlopige tarieven voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000, onder de hierna te noemen voorwaarden 1 tot en met 10 tijdelijk goed.

1. KPN dient voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 voor de onderscheidenlijke diensten de in Annex 4 bij onderhavig besluit genoemde voorlopige tarieven te hanteren;

2. KPN dient na toezending van onderhavig besluit te berekenen welk bedrag over de periode tussen 1 juli 1999 en de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit per interconnecterende partij dient te worden verrekend. Dit in verband met het verschil tussen enerzijds de in die periode door KPN gefactureerde c.q. de door interconnecterende partijen betaalde tarieven voor door hen afgenomen interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten, en anderzijds de ingevolge onderhavig besluit voor deze periode bepaalde tarieven;

3. KPN dient het onder punt 2 bedoelde bedrag binnen twee weken na inwerkingtreding van onderhavig besluit kenbaar te maken aan de desbetreffende interconnecterende partij;

4. Voor zover het onder punt 2 bedoelde bedrag een betaling betreft van KPN aan de desbetreffende interconnecterende partij, dient KPN binnen drie weken na inwerkingtreding van onderhavig besluit de betaling ervan te hebben voldaan, tenzij KPN en de betreffende partij anders overeenkomen.

De beoordeling van de resultaten van het EDC-II proces geven het college aanleiding tot het stellen van de navolgende nadere voorwaarden:

5. KPN dient in het vervolg de dienst MDF-access op te nemen in haar uiterlijk op 1 mei van elk jaar aan OPTA te leveren EDC-rapportage. Dit in overeenstemming met de bepalingen in i) de Richtsnoeren met betrekking tot de ontbundelde toegang tot de aansluitlijn van 12 maart 1999, ii) de aanpassing daarvan (OPTA/I/99/7938), en iii) het besluit waarbij het definitieve voorlopige tarief P0 door het college wordt bepaald;

6. KPN dient voor de in het kader van het sleepverkeer gehanteerde transittarieven maximaal de voor haar reguliere transitdienst (zoals gedefinieerd in KPN’s referentie aanbod) gehanteerde tarieven te factureren;

7. KPN dient het college binnen een maand na toezending aan KPN van onderhavig besluit een onderbouwd tariefvoorstel aan te bieden voor de dienst KPN Telecom PSTN 800/90x Connect Service. Dit tariefvoorstel dient te zijn gebaseerd op de EDC-systematiek, waarbij KPN dient uit te gaan van de in hoofdstuk 7 van onderhavig besluit bedoelde door het college aan KPN verzochte aanpassingen van het EDC-model;

8. KPN dient het college binnen een maand na toezending aan KPN van onderhavig besluit een onderbouwd tariefvoorstel aan te bieden voor de dienst KPN Telecom PSTN 90x Customer Billing Service. Dit tariefvoorstel dient te zijn gebaseerd op de EDC-systematiek, waarbij KPN, voor zover

van toepassing, dient uit te gaan van de in hoofdstuk 7 van onderhavig besluit bedoelde door het college aan KPN verzochte aanpassingen van het EDC-model;

9. KPN dient in het vervolg de KPN Telecom PSTN 800/90x Connect Service en de KPN Telecom PSTN 90x Customer Billing Service op te nemen in haar uiterlijk op 1 mei van elk jaar aan OPTA te leveren EDC-rapportage, en daarbij het tariefvoorstel voor deze beide diensten op de EDC-systematiek te baseren;

10. KPN dient, op het moment dat zij binnen het FIST met de daarin aanwezige leden tot

overeenstemming is gekomen over de in het kader van carrier preselectie te gelden produktdefinitie voor het tarief per mutatie, het college te voorzien van een onderbouwd tariefvoorstel voor dat betreffende tariefelement. KPN dient dit tariefvoorstel te baseren op de EDC-systematiek, waarbij KPN, voor zover van toepassing, dient uit te gaan van de in hoofdstuk 7 van onderhavig besluit bedoelde door het college aan KPN verzochte aanpassingen van het EDC-model. Dit met inbegrip van het in het tweede verzoek aan KPN om aanpassing en herberekening van het EDC-model van 23 september 1999 bedoelde vijf jaar venster.

Dit besluit treedt in werking op de dag na de dag van verzending ervan aan KPN. De goedkeuring met nadere voorwaarden van het EDC kostentoerekeningssysteem geldt in beginsel tot 1 juli 2000. Het college kan besluiten dat de onderhavige goedkeuring met nadere voorwaarden en de daaruit voortvloeiende voorlopige tarieven voor een nader te bepalen periode ook na 1 juli 2000 geldig zullen zijn.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT namens het college,

prof. dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Indien belanghebbenden zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen zij binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een

bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. Bekendmaking van dit besluit heeft plaatsgevonden door middel van publikatie in de Staatscourant. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Postbus 90420

2509 LK Den Haag

onder vermelding van ‘Bezwaarschrift’. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de gronden van het bezwaar te bevatten. Zo mogelijk dient een afschrift van het besluit en de overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden meegezonden.

Annex 1 bij OPTA/IBT/99/8000

De binnen EDC-II gehanteerde kostentoerekeningssystematieken

De EDC-kostentoerekeningssystematiek

Het EDC-model is een ‘top down’ model, wat wil zeggen dat wordt uitgegaan van de werkelijk bestaande situatie, i.c. het net van KPN en de aan de met dat net voortgebrachte interconnectiediensten verbonden kosten. Het model wordt gevoed met de kosten zoals die in de boekhouding van KPN zijn verantwoord (‘embedded’) en als zodanig door de accountant worden gecontroleerd.

Dat met de in de boekhouding verantwoorde kosten wordt gewerkt, betekent dat de in die boekhouding gehanteerde waarderingsgrondslagen worden gevolgd. Omdat KPN haar activa waardeert tegen historische uitgaafprijzen, zou het EDC-model van KPN gebaseerd zijn op historische kosten, ware het niet dat het college in zijn 28 november-beslissing heeft besloten dat KPN in het EDC-model het hoofdnet op actuele kosten dient te waarderen1. Het is KPN daarbij toegestaan de ‘Financial Capital Maintenance’ (FCM) methode te hanteren, wat wil zeggen dat een prijsdaling (-stijging) van een bepaald actief onmiddellijk wordt vertaald in een daling (stijging) van de boekwaarde, en daarmee in verhoogde (verlaagde) afschrijvingskosten over het betreffende jaar.

In afwijking van het uitgangspunt dat wordt uitgegaan van het bestaande net van KPN, heeft het college in de 28 november-beslissing geoordeeld dat KPN het ‘forward looking’ principe dient te hanteren. Dit betekent dat KPN de kosten samenhangend met situaties waarvan is te voorzien dat deze op korte termijn tot het verleden behoren, of waarvan kan worden gesteld dat ze een vermijdbare inefficiëntie betreffen, niet toe mag rekenen. Tevens dient KPN ten aanzien van de in het model in te voeren verkeershoeveelheden uit te gaan van geprognotiseerde toekomstige waarden.

Bij EDC worden die kosten aan een product of dienst toegerekend die (direct of indirect) ondubbelzinnig en noodzakelijk aan het betreffende product of aan de betreffende dienst zijn toe te schrijven. De EDC-systematiek is hierdoor te typeren als een incrementele kostenbenadering, in de zin dat de toegerekende kosten dezelfde zullen zijn als de kosten die nodig zijn om een extra hoeveelheid (het ‘increment’) van een product of dienst te kunnen leveren. Het strikt volgen van deze incrementele toerekeningssystematiek betekent dat zowel de gezamenlijke als de gemeenschappelijke kosten van KPN niet aan de interconnectie-en bijzondere toegangsdiinterconnectie-enstinterconnectie-en wordinterconnectie-en toegerekinterconnectie-end, maar tinterconnectie-en laste kominterconnectie-en van hetzij andere diinterconnectie-enstinterconnectie-en, hetzij de winst. Het college heeft overwogen dat dit niet voor alle soorten gezamenlijke en gemeenschappelijke kosten redelijk is, en heeft in de 28 november-beslissing besloten dat KPN ten aanzien van deze kosten het stand-alone criterium dient te hanteren. Dit houdt in dat die soorten gezamenlijke en gemeenschappelijke kosten mogen worden toegerekend, die het bedrijfsonderdeel Carrier Services (de ‘leverancier’ binnen KPN van de interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten) ook zou moeten maken indien het een zelfstandig bedrijf was geweest. Dit met behoudt van ‘economies of scale and scope’.

De BU kostentoerekeningssystematiek

Het meest principiële verschil tussen een model en een BU-model is gelegen in het feit dat een EDC-model een ‘top down’ benadering kent, en een BU-EDC-model, zoals de naam al zegt, een ‘bottom up’ benadering. Waar bij een EDC-model wordt uitgegaan van de werkelijke situatie en daarmee van de bestaande

kostenbasis, wordt bij een BU-model gewerkt met de kostenbasis van een hypothetische efficiënte toetreder tot de Nederlandse telecommunicatiemarkt.

Hiertoe wordt een modelmatige weergave van de netarchitectuur ontwikkeld, die vervolgens wordt gedimensioneerd. Van alle elementen binnen het net wordt vastgesteld hoe groot de capaciteit moet zijn teneinde het geprognotiseerde verkeer te kunnen verwerken. Een veronderstelling hierbij is dat het net zo wordt ingericht, gedimensioneerd en geïmplementeerd dat de kosten minimaal zijn. Daarna worden op basis van prijsinformatie, afschrijvingstermijnen en exploitatiegegevens de kosten van netelementen bepaald. Met behulp van routeringsfactoren en de geprognotiseerde verkeershoeveelheden worden tenslotte de kostprijzen van de interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten vastgesteld.

Een uitzondering op het ‘bottom up’ karakter van het BU-model is gelegen in de door OPTA gehanteerde veronderstelling dat de hypothetische toetreder zijn net bouwt volgens het principe van de ‘scorched node’. Dit houdt in dat de toetreder zijn centrales en andere apparatuur op dezelfde locaties plaatst als waar in werkelijkheid KPN haar centrales en andere apparatuur heeft staan, en dat hij de transmissieroutes gebruikt zoals die in het KPN-net aanwezig zijn. Voor een optimaal geconfigureerd net zou uitgegaan moeten zijn van het principe van ‘scorched earth’, waarbij ook de meest kostenefficiënte locaties van switches en meest efficiënte transmissieroutes binnen het model vastgesteld worden.

Belangrijk is om op te merken dat toepassing van het ‘scorched node’ principe niet wegneemt dat het BU-model nog steeds het net van de hypothetische efficiënte toetreder BU-modelleert, en dat dit net (afgezien van de locatie van de ‘nodes’) in veel opzichten af kan wijken van het net van KPN. Zo betekent het ‘scorched node’ principe niet dat het BU-model van dezelfde aantallen apparatuur dient uit te gaan als aanwezig in het KPN-net. De aantallen apparatuur zijn voor het BU-model endogene grootheden. Alleen in het geval dat het KPN-net in dit opzicht zodanig is gedimensioneerd en geïmplementeerd dat de kosten minimaal zijn, zullen de aantallen apparatuur in het BU-model en het EDC-model gelijk zijn.

Het BU-model volgt de actuele waarde benadering, wat wil zeggen dat de waardering van de activa in alle delen van het net is gebaseerd op huidige prijzen. Het begrip ‘forward looking’ heeft bij een BU-model een andere inhoud dan bij een ‘top down’ model. Het uitgangspunt dat het BU-model de kosten verbonden aan het net van een hypothetische kostenminimaliserende toetreder representeert, betekent immers dat tijdelijke situaties evenals vermijdbare inefficiënties in het BU-model niet aanwezig zijn.

Voor wat betreft de vraag welke kosten aan interconnectie worden toegerekend, volgt het BU-model -in zijn zuivere vorm- de incrementele benadering, waarbij het increment bestaat uit het totale geprognotiseerde verkeer en de daaraan verbonden netkosten. Voor de toevoeging van de op basis van het stand-alone criterium relevante niet-net gerelateerde kosten heeft OPTA een meer ‘top down’-achtige benadering gekozen. Naast kostengegevens uit de boekhouding van KPN zijn hiertoe ook kostengegevens gebruikt die andere leden van de klankbordgroep hebben aangeleverd, evenals beschikbare benchmarkdata uit het Verenigd

Annex 2 bij OPTA/IBT/99/8000

De leden van de klankbordgroep EDC-II

Aan de klankbordgroep EDC-II hebben de volgende

ondernemingen deelgenomen:

A2000

1

Ben

Castel

Dutchtone