• No results found

Regressie (4): Invloed auditor tenure op audit quality en het modererende effect van

4   Onderzoeksresultaten 27

4.4   Robustness testen 36

4.4.2   Regressie (4): Invloed auditor tenure op audit quality en het modererende effect van

Vervolgens wordt een regressieanalyse uitgevoerd op de totale sample waarbij de totale discretionaire revenues (DR) de onafhankelijke variabele is. De resultaten hiervan worden gepresenteerd in onderstaande tabel:

Tabel 9: Invloed auditor tenure op audit quality en het modererende effect van industry specialisatie

Afhankelijke variabele = Discretionaire revenues

Absolute discretionaire revenues Positieve discretionaire revenues Negatieve discretionaire revenues Coëfficiënt T-toets Coëfficiënt T-toets Coëfficiënt T-toets _cons 0.191 *** 13.09 0.159 *** 9.23 -0.242 *** -9.22 SHORT 0.013 1.27 -0.003 -0.39 -0.036 -1.60 LONG 0.006 0.50 -0.006 -1.07 -0.024 -0.90 Expert -0.002 -0.41 -0.010 * -1.96 -0.013 -0.93 Short_Expert 0.010 0.89 0.021 2.40 0.007 0.29 Long_Expert 0.006 0.61 0.016 * 2.03 0.012 0.55 SIZE -0.019 *** -8.24 -0.012 *** -10.21 0.031 *** 5.34 MV 0.000 *** 6.40 0.000 *** 5.49 -0.000 *** -4.48 MB 0.002 0.99 -0.001 -0.80 -0.006 -1.17 LOSS 0.011 * 1.67 0.001 0.17 -0.028 * -1.90 LEV -0.002 -0.80 -0.003 -1.33 -0.000 -0.02 BIG4 -0.031 *** -4.03 -0.017 *** -4.53 0.047 *** 2.62 Adj. R 0.005 0.015 0.006 F-waarde 13.971 31.955 11.864 P-waarde 0.000 0.000 0.000 Aantal observaties 47.497 28.785 18.712 starlevels(* 0.10 ** 0.05 *** 0.01) Legenda:

SHORT = Dummie variabele voor auditor tenure: 1 indien de tenure korter is dan 4 jaar. LONG = Dummie variabele voor auditor tenure: 1 indien de tenure langer is dan 10 jaar.

Expert = Dummie variabele voor industrie specialisatie: 1 indien de accountant wordt aangemerkt als industrie specialist. Short_Expert = Dummie variabele voor industrie specialisatie: 1 indien korte tenure en industrie specialist

Long_Expert = Dummie variabele voor industrie specialisatie: 1 indien lange tenure en industrie specialist SIZE = Het totaal aan activa van de onderneming aan het begin van het boekjaar.

MV = Marktwaarde van de onderneming.

MB = Het ratio van de marktwaarde ten opzichte van de boekwaarde van de onderneming. LOSS = Dummie variabele voor verlies in voorgaand boekjaar.

LEV = Totale activa minus het eigenvermogen gedeeld door de totale activa.

Op basis van de eerder uitgevoerde regressieanalyses met de discretionaire accruals als afhankelijke variabele is vastgesteld dat de kwaliteit van de accountantscontrole bij een korte en lange tenure significant afwijkt van de medium tenure. Uit deze regressieanalyses waarbij de discretionaire revenues wordt gebruikt als maatstaf voor de kwaliteit van de accountantscontrole blijkt echter geen significant verschil. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de resultaten op basis van de discretionaire accruals niet robuust blijken te zijn.

5 Conclusie

5.1 Samenvatting en conclusie

In dit onderzoek is middels een data onderzoek op data van Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen in de periode van 2004 tot en met 2013 onderzoek gedaan naar de invloed van de auditor tenure op de kwaliteit van de accountantscontrole.

De acountantscontrole heeft als doel om de informatieassymetrie tussen de principal, de leiding van de onderneming, en de agent, het maatschappelijk verkeer, te verkleinen. In de door de Europese Commissie (2010) uitgegeven green paper wordt aangegeven dat de accountantscontrole wordt uitgevoerd om investeerders, kapitaalverstrekkers en andere stakeholders te beschermen.

De rol van de accountant betreft zowel de ‘valuation role of accounting’ als de ‘efficient contracting role of accounting’. Middels het uitvoeren van controlewerkzaamheden bevestigd de accountant dat de jaarrekening van de gecontroleerde onderneming een getrouw beeld geeft. Potentiële investeerders kunnen hierdoor op basis van de jaarrekening investeringsbeslissingen maken. Daarnaast krijgen stakeholders de bevestiging dat het management van de onderneming beslissingen neemt die in het belang zijn van de onderneming.

De kwaliteit van de accountantscontrole is derhalve van essentieel belang om te waarborgen dat het doel van de accountantscontrole wordt behaald. DeAngelo (1981) geeft de volgende definitie van audit quality: “de kans dat de accountant fouten in de jaarrekening vindt en deze rapporteert naar het management of andere belanghebbenden.” Deze definitie is tweeledig, enerzijds de kans dat de accountant competent genoeg is om een fout in de jaarrekening te ontdekken en anderzijds of de accountant onafhankelijk genoeg is om de druk van de klant met betrekking tot het al dan niet opnemen van de correctie te weerstaan.

Naar aanleiding van de economische crisis die is uitgebroken in 2008 is er discussie ontstaan over de rol van de accountant en de kwaliteit van de accountantscontrole. In deze discussie omtrent de kwaliteit van de accountantscontrole is de veronderstelling van de politiek dat de onafhankelijkheid van de accountant één van de redenen is waardoor accountants materiele fouten in de jaarrekening niet ontdekken.

Middels het uitvoeren van regressieanalyses is getracht om te onderzoeken of de toename van de auditor tenure van invloed is op de kwaliteit van de accountantscontrole. Door het beantwoorden van de onderzoeksvraag wordt een bijdrage geleverd aan de lopende

maatschappelijke discussie omtrent de recente verplichting van beursgenoteerde bedrijven om elke tien jaar van accountantskantoor te wisselen.

Voorafgaand aan dit onderzoek was de verwachting dat de kwaliteit van de accountantscontrole toeneemt na de eerste paar jaar. Deze verwachting is ontstaan uit enerzijds het leereffect van de accountant waarbij de accountant naarmate deze de klant en de processen beter leer kennen een grotere kans heeft om materiële fouten in de jaarrekening te ontdekken. Anderzijds is de verwachting dat de accountant door ‘low-balling’, het aanbieden van een audit fee onder de kostprijs om dit in de toekomst terug te verdienen met ‘quasi-rents’, economisch afhankelijk is van de controlecliënt en daardoor minder onafhankelijk is.

De resultaten van de uitgevoerde regressieanalyses tonen aan dat een korte auditor tenure (minder van vier jaar) leidt tot significant hogere totale discretionaire accruals. Op basis van deze resultaten kan worden gesteld dat de kwaliteit van de accountantscontrole in de eerste paar jaar van de relatie tussen de accountant en de controlecliënt toeneemt met de auditor tenure. Deze resultaten zijn in overeenstemming met de verwachting voorafgaand aan het onderzoek en met de resultaten uit voorgaande onderzoeken (Johnson et al., 2002; Chi en Huang, 2005) waarin is geconcludeerd dat de kwaliteit van de accountantscontrole toeneemt naarmate de accountant meer ervaring heeft bij die cliënt.

Op basis van voorgaande onderzoeken (Jonson et al., 2002; Gul et al., 2009; Stanley en DeZoort, 2007; Dunn en Mayhew, 2004) is voorafgaand aan dit onderzoek de verwachting opgesteld dat het effect van het ontbreken van specifieke klantkennis in de eerste jaren van de audit tenure gecompenseerd kan worden wanneer de controlerend accountant kan worden aangemerkt als expert in de industrie waar de betreffende controlecliënt in actief is.

Overeenkomstig met de vooraf opgestelde verwachting kan op basis van de uitgevoerde regressieanalyse worden opgemaakt dat wanneer sprake is van een korte tenure de kwaliteit van de accountantcontrole hoger is wanneer deze wordt uitgevoerd door een industrie gespecialiseerde accountant. Door de industrie expertise wordt in de eerste jaren het gebrek aan klant specifieke kennis gecompenseerd.

De aanleiding voor de wetgeving die beursgenoteerde ondernemingen verplicht om eens per tien jaar van accountant te wisselen is de verwachting dat de kwaliteit van de accountantscontrole bij een langere auditor tenure (meer dan 10 jaar) lager is dan bij een medium auditor tenure (4 tot 10 jaar) doordat de toename van de auditor tenure een negatieve invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accoutant en daarmee de kwaliteit van de accountantscontrole. Uit de in dit onderzoek uitgevoerde regressie blijkt dat er een significante

afwijking geldt voor de totale discretionaire accruals als de medium tenure wordt vergeleken met een lange tenure. Ook uit de regressieanalyse waarbij de modererende variabele industrie expertise van de accountant is meegenomen blijkt een significant verschil van de audit kwaliteit ten opzichte van de medium tenure.

In tegenstelling tot de verwachting blijkt uit de coëfficiënt dat de discretionaire accruals lager zijn bij een lange tenure dan bij een medium tenure. De kwaliteit van de accountantscontrole lijkt daarmee toe te nemen met de auditor tenure.

De resultaten zijn strijdig met de resultaten van voorgaande onderzoeken van onder andere Carey en Simnett (2006), Cameron et al. (2014) en David et al. (2009) waarin is geconcludeerd dat dat er sprake is van een negatieve relatie tussen de auditor tenure en de kwaliteit van de accountantscontrole. Ook zijn deze resultaten strijdig met de conclusie die in het onderzoek van Johnson et al (2002) waarin ook is geconcludeerd dat de de kwaliteit van de accountantscontrole niet aantoonbaar afwijkt van de kwaliteit bij de medium tenure.

Deze resultaten zijn echter wel overeenkomstig met voorgaand onderzoek van Ghosh en Moon (2005) en Geiger en Raghunandan (2002) waarin ook een positieve relatie gemeten tussen de auditor tenure en de kwaliteit.

Op basis van dit onderzoek waarbij de kwaliteit van de accountantscontrole is bepaald aan de hand van de discretionaire accruals kan derhalve worden geconcludeerd dat de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) er terecht voor heeft gekozen om geen verplichte accountantsroulatie in te voeren in de Verenigde Staten.

In het groenboek heeft de Europese Commissie onder leiding van Barnier aangegeven dat de accountants sector zich moet focussen op inhoud in plaats van vorm (substance over form). De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat de door de Europese commissie voorgestelde, en door de Nederlandse regering ingevoerde, verplichte roulatie van accountants voor beursgenoteerde ondernemingen geen bewezen positief effect heeft op de kwaliteit van de accountscontrole. Derhalve lijkt het erop dat het voorstel van de Europese Commissie slechts een maatregel is voor de vorm en zonder bewezen inhoud.

Om de validiteit van de resultaten vast te stellen is in dit onderzoek ook een robustness test uitgevoerd. Deze robustness test is uitgevoerd naar aanleiding van de kritieken van onder andere Bernard en Skinner (1996) waarin vraagtekens werden gesteld bij het gebruik van discretionaire accruals omdat zij vinden dat dit model bevooroordeeld is.

Bij de robustness test zijn regressieanalyses uitgevoerd met als afhankelijke variabele de discretionaire revenues. Voor het meten van de discretionaire revenues is het model van Stubben (2010) gebruikt zoals deze is toegepast in het onderzoek van Hope et al. (2013).

Op basis van de uitgevoerde robustnesstest is geen significant verschil waarneembaar in de kwaliteit van de accountantscontrole als de korte en lange tenure worden vergeleken met de medium tenure. Derhalve kan op basis van deze test worden gesteld dat de resultaten zoals bepaald aan de hand van de dicretionaire accruals niet robuust zijn.

5.2 Beperkingen

De beperkingen op de in deze studie uitgevoerde onderzoeken hebben betrekking op de gebruikte data. In dit onderzoek is getracht om een concusie te verbinden die enerzijds betrekking heeft op het besluit de van PCAOB om in de Verenigde Staten de verplichte accountantsroulatie niet in te voren en anderzijds het besluit van de Nederlandse regering om deze regelgeving in Nederland wel in te voeren. Bij dit onderzoek is echter alleen gebruikt gemaakt van Amerikaanse data.

5.3 Toekomstig onderzoek

In deze studie is de voornaamste focus gelegd op het besluit van de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) om geen geen verplichte accountantsroulatie in te voeren. Dit besluit is afgezet tegen het voorstel van de Europese Commissie en het besluit van de Nederalandse regering om de verplichte accountantsroulatie wel in te voeren. In dit onderzoek is er voor gekozen om de focus te leggen op het Amerikaanse besluit en is derhalve enkel gebruik gemaakt van Amerikaanse data. Als suggestie voor een volgend onderzoek wil ik adviseren om ditzelfde onderzoek uit te voeren op Nederlandse en/of europese data over dezelfde periode om een harde conclusie te kunnen trekken over het voorstel van de Europese Commissie en de Nederlandse regering.

Daarnaast is in dit onderzoek gekozen om de kwaliteit van de accountantscontrole te meten op basis van de discretionaire accruals. Op basis van de uitgevoerde robustnesstest is echter gebleken dat de resultaten niet robuust zijn. Naast de discretionaire accruals zijn er nog diverse andere methoden waarmee de kwaliteit van de accountantscontrole kan worden gemeten. Daarom zou het interessant zijn om in een volgend onderzoek ook te kijken of de resultaten gelijk zijn aan dit onderzoek wanneer de kwaliteit wordt gemeten door middel van een andere maatstaf. Andere maatstaven van kwaliteit is bijvoorbeeld het opnemen van een continuïteitsparagraaf in de controleverklaring.

6 Literatuur

Bernard, V., & Skinner, D. (1996). What motivates managers' choices of discretionary accruals.

Journal of Accounting and Economics , 22 (1-3), 313-325.

Cameran, M., Prencipe, A., & Trombetta, M. (2014). Mandatory Audit Firm Rotation and Audit Quality. European Accounting Review .

Caramanis, C., & Lennox, C. (2008). Audit effort and earnings management. Journal of Accounting

and Economics , 45 (1), 116-138.

Carey, P., & Simnett, R. (2006). Audit Partner Tenure and Audit Quality. The Accounting Review ,

81 (3), 653 - 676.

Catanach, A., & Walker, P. (1999). The International Debate Over Mandatory Auditor Rotation: A Conceptual Research Framerwork. Jounal of International Accounting, Auditing & Taxation (8), 43- 66.

Chi , W., & Huang, H. (2005). Discretionary Accruals, Audit-Firm Tenure and Partner-Firm Tenure: empirical evidence from Taiwan. Journal of Contemporary Accounting and Economics , 1 (1), 65-92.

Cohen, D. D. (2008). Real and accrual-based earnings management in the pre- and post-Sarbanes Oxley period. The Accounting Review , 83 (3), 757-787.

Davis, L. S. (2009). Auditor Tenure and the Ability to Meet or Beat Earnings Forecasts.

Contemporary Accounting Research (26), 517-548.

DeAngelo, L. E. (1981a). Auditor independence, 'low bawling', and disclosure regulation. Journal

of Accounting and Economics , 3 (2), 113-127.

DeAngelo, L. E. (1981b). Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics , 3, 183-199.

Dechow, P. M., Sloan, G., & Sweeney, P. (1995). Detecting earnings management. The Accounting

Review , 193-225.

Donaldson, L., & Davis, J. (1991). Stewardship theory or agency theory: CEO governance and shareholder returns. Australian Journal of management , 16 (1), 49-64.

Dunn, K., & Mayhew, B. (2004). Audit firm industry specialization and client disclosure quality.

Eisenhardt, K. (1989). Making fast strategic decisions in high velocity environments. Academy of

Management , 32, 543-576.

Europese Commissie. (2010). Groenboek. Beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de

crisis .

Francis , J., Reichelt, K., & Wang, D. (2005). The Pricing of National and City-Specific Reputations for Industry Expertise in the U.S. Audit Market . The Accounting Review , 80, 113-136 . Francis, J. (2011). A framework for understanding and researching audit quality. Auditing: A

journal of practice & theory , 30 (2), 125-152.

Geiger, M. A., & Raghunandan, K. (2002). Auditor tenure and audit reporting failures. Auditing:

A Journal of Practice & Theory , 21 (March), 67 - 78.

Ghosh, A., & Moon, D. (2005). Auditor tenure and perceptions of audit quality. The Accounting

Review , 80 (2), 585-612.

Ghosh, A., & Moon, D. (2005). Does auditor tenure impair audit Quality? The Accounting Review ,

80 (April), 585 - 612.

Gold, A., Lindscheid, F., & Pott, C. (2012). The effect of engagement and review partner tenure and rotation on audit quality: Evidence from Germany. Available at SSRN 1631947 .

Gul, F. A., Fung, K., & Jaggi, B. (2009). Earnings quality: Some evidence on the role of auditor tenure and auditors' industry expertise. Journal of Accounting & Economics , 47 (3), 265 - 287.

Gunny, K., & Zhang, T. (2013). PCAOB inspection reports and audit quality. Journal of Accounting

and Public Policy , 32 (2), 136-160.

Harris, M., & Raviv, A. (1978). Some Results on Incentive Contracts with Applications to Education and Employment, Health Insurance, and Law Enforcement. The American Economic

Review , 68 (1), 20-30.

Hogan, C., & Jeter, D. (1999). Industry Specialization by Auditors. Auditing: A journal of Practice &

Theory , 18 (1).

Hope, O. T. (2013). Financial Reporting Quality of U.S. Private and Public Firms. The Accounting

Review , 88 (5), 1715-1742.

Hsieh, T., Bedard, C., & Johnstone, K. (2014). CEO Overconfidence and Earnings Management During Shifting Regulatory Regimes. Journal of Business Finance & Accounting , 41 (9-19), 1243- 1268.

Jenson, M., & Meckling, W. (1976). Theory of the firm: managerial behavior, agency costs, and ownership structure. Journal of Financial Economics , 3 (4), 305-360.

Johnson , V., Khurana , I., & Reynolds , J. (2002). Audit-firm tenure and the quality of financial reporting . Contemporary Accounting Research , 19 (4), 637–60 .

Kasznik, R. (1999). On the association between voluntary disclosure and earnings management.

Journal of Accounting Research , 37 (1), 57–81.

Knapp, M. C. (1991). Factors that audit committee members use as surrogates for audit quality.

Auditing: A Journal of Practice & Theory , 10 (1), 35-52.

Krishnan, J. (2005). Audit Committee Quality and Internal Control: An Empirical Analysis. The

Accounting Review , 80 (2), 649-675.

Lennox, C. (1999). Audit quality and auditor size: An evaluation of reputation and deep pockets hypotheses. Journal of Business Finance & Accounting , 26 (7-8), 779-805.

Mansi, S. A., Maxwell, W. F., & Miller, D. P. (2004). Does auditor quality and tenure matter to investors? Evidence form the bond market. Journal of Accounting Research , 42 (4), 659-793.

Ross, S. (1973). The economic theory of agency: The principal's problem. The American Economic

Review , 134-139.

Rutledge, R., Karim, K., & Luo, X. (2014). The Effects of SOX on Firms Audited by Big-4 versus Non-Big-4 Audit Firms. Journal of Accounting and Finance , 14 (1), 86-102.

Stanley, D., & DeZoort, F. (2007). Audit firm tenure and financial restatements: An analysis of industry specialization and fee effects. Journal of Accounting and Public Policy , 26 (2), 131-159. Stubben, S. (2010). Discretionary Revenues as a Measure of Earnings Management. The